Zoekresultaten: 1 vreemd woord gevonden
Klik op het trefwoord voor meer informatie
-
▾ fluit
[blaasinstrument]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;Toon/Verberg alles
thema: muziek
geleend uit het Frans
bron: CW-
▾ Ambons-Maleis
floit
[blaasinstrument]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Russisch
flejta
[blaasinstrument]
datering: 1694 (1651-1700)
etymologie: Das Masc. aus ndl. fluit 'Flöte', die Formen mit -a aus nhd. Flöte von afrz. fläute (s. Gamillscheg EW.427, Kluge-Götze EW.167).
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Ternataans-Maleis
floit
[dwarsfluit]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
floit
[dwarsfluit]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
floit
[dwarsfluit]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Javaans
pluwit, pluit
[Europese fluit]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Sahu
fuluti
[blaasinstrument]
bron: Vruggink 2001 (V&V1983)
-
▾ Muna
fuloi
[blaasinstrument]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Jakartaans-Maleis
peluit
[pijp; sirene]
afleidingen en samenstellingen: peluit panjang = scheidsrechtersfluitje (voetbal)
etymologie: panjang = lang
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Makassaars
polôí, palôí
[blaasinstrument, fluitje; stoomfluit van boot]
afleidingen en samenstellingen: appolôí = fluiten (ook op de vingers), poloîki = iemand fluiten, een fluitsignaal geven
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Papiaments
flùit (ouder: fleit)
[blaasinstrument]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: pishiporko flùitdó (vissoort: canthidermis sufflamen); pishiporko flùit (schriftvijlvis (Alutera scripta)); toka flùit (fluitspeler) ; tokadó di flùit (fluitspeler). Oudste vindplaats Conradi: Mat 11:17 "Noos a toka fleit i bosonan no a balja…"
bron: (Joubert PN, Conradi, Nagelkerken1980)
-
▾ Indonesisch
peluit
[blaasinstrument; sirene, fluitsignaal]
afleidingen en samenstellingen: peluit lokomotif = fluit van locomotief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
fløjte
[blaasinstrument; fluitsignaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: laant gennem mnt. vloite (ty. flöte) fra oldfr. flaüte, PNOE: fra nedertysk vloite ¯ oldfransk flaüte
bron: Sijs 2006a (PNOE, OOD, Fremmed2, Van der Sijs 2006)
-
▾ Duits
Flöte
[blaasinstrument]
datering: 1251-1300
etymologie: Entlehnt aus afrz. fleute über mndl. flute, fleute, floyte. Verb: flöten. In de grensstreek met ui-klank, RhWB: Flöte aus ndl. fluit eingelautet: Rhfrk, Mosfrk -ēt, –-; sonst -- [Selfk, Geld, Mörs, Klevld -øy-; -øy- auch da, wo -äu- erhalten bleibt (s. Baum) uAhr, angrenzender Westerw, Köln-Stdt, NBerg, Bluhme: Lehnwort: nl. < afrz. < lm.
bron: Bluhme 2005 Kluge 2002 RhWB 1928-1971 (Kluge, RhWB, Bluhme)
-
▾ Noors
fløyte
[blaasinstrument; fluitsignaal]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: gj lty fra gfr; FuT: von mnd. vloite (holl. fluit)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Sranantongo
froiti (ouder: floiti en froiti)
[blaasinstrument]
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
floi
[blaasinstrument]
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Zweeds
flöjt
[blaasinstrument; fluitsignaal]
datering: 1538 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: flöjtblåsare, flöjtkonsert, flöjtsolo, flöjtton, blockflöjt, panflöjt, tvärflöjt
etymologie: sedan 1538; av lågty. fleute; ur fornfra. flahute, flëute med samma bet.; av oklart urspr.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Azeri
fleyta
[blaasinstrument]
<via Russisch>
bron: Mahmud 2004 (Mahmud)
-
▾ Oekraïens
flejta
[blaasinstrument]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Ests
flööt
[blaasinstrument]
<via Duits>
bron: Silvet 1980 (Thonus/Silvet)
-
▾ Arowaks
flauta
[blaasinstrument]
bron: Penard 1926-1927 (Penard)
-
▾ Litouws
fleita
[blaasinstrument]
<via Duits>
afleidingen en samenstellingen: fleitininkas = een muzikant die fluit speelt
etymologie: vok. Flöte, it. flàuto
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
flejta
[blaasinstrument]
<via Russisch>
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Bulgaars
flejta
[blaasinstrument]
<via Russisch>
bron: Sijs 2010 (Van der Sijs)
-
▾ Saramakkaans
foloíti
[blaasinstrument]
<via Sranantongo>
bron: WOLD (WOLD)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
fluitjie
[mondharmonica]
<via Afrikaans>
datering: 1913 (1901-1950)
afleidingen en samenstellingen: Afk. fluit, flute, whistle + (J)IE.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Wit-Russisch
fléjta
[blaasinstrument]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Deens
gå fløjten
[de mist in gaan]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Noors
gå fløyten
[de mist in gaan]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
fluit
[blaasinstrument]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
Toon pijlen voor indirecte ontleningen
Maleis-Polynesisch Slavisch (Indo-Europees) Creooltalen gebaseerd op een Romaanse taal Germaans (Indo-Europees) Creooltalen gebaseerd op een Germaanse taal (Nederlands of Engels) Turks Fins-Oegrisch Indianentalen in Noord- en Zuid-Amerika Baltisch (Indo-Europees)
-
▾ Ambons-Maleis
floit
[blaasinstrument]