Zoekresultaten: 1 vreemd woord gevonden
Klik op het trefwoord voor meer informatie
-
▾ want
[touwwerk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1494-1512;Toon/Verberg alles
thema: scheepvaart
bron: CW-
▾ Russisch
vánta, vánda
[mastwant; de gezamenlijke hoofdtouwen die een mast zijdelings steunen]
datering: 1709 (1701-1750)
etymologie: Entlehnt aus ndl. want, s. Meulen 234 VdMeulen: Want (1), scheepsterm: de gezamenlijke hoofdtouwen die een mast zijdelings steunen. Russ. vánty in de plur., terwijl de sing, vánta voor éen der staande hoofdtouwen gebruikt wordt, zie Zee- en Scheepst. 234. Een oude bewijsplaats uit Peters tijd in de vorm vant vindt men bij Smirnov 70 uit de Signály nadzir. vo flote 76: Nadležit odin ogon' povesiť v boľšei vant (Men moet een licht ophangen in het grootMwič). Zie ook de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717): karabelnoi vant ... wandt, scheepswanř. Bij Stanjukovič komt een plur. vantiny voor in de betekenis van wanttouwen, en wel die, waarop de matrozen met de voeten steunen en waaraan zij zich met de handen vasthouden bij het klimmen naar de mars, m.a.w. de wevelingen, russ. vyblenki (Zee- en Scheepst. 238). Twee aanhalingen volgen hier: 1, 238: krepko deržas' rukami za vantiny (zich stevig vasthoudend met de handen aan de wanttouwen) en 4, 434: perestupiv neskol'ko vantin (na één voor één enige wanttouwen te hebben betreden). Want (2) in de zin van: viswant, vissersnetwerk. Vgl. b.v. Linschoten 39: ť Want (dat wy uytgheschoten hadden ... om Visch te vanghen) en ald.: ť Want en ť Vischtuigh al opghehaelt hebbende. Russ. vánta naast vánda, bij Dal' 1, 401 verklaard: rod bol'šoj verši, mordy iz loży, dlja lovu ryby v jarach i omutach (soort van grote fuik uit teen om vis te vangen op diepe plaatsen). De eerste vorm is volgens Dal' gebruikelijk in Astrakan, de tweede in Nižnij Novgorod. Bovendien geeft Zelenin 30 wánda voor Vjatka en Karaulov 52 voor het gebied van de Terek in het dialect der Grebense Kozakken met de definitie: venter', rybolovnaja snast' dlja lovki krupnoj ryby; obyknovenno iz tonkoj bičevki, i inogda iz ivovych prut'ev (visnet, visserstuig voor het vangen van grote vis; gewoonlijk van dun touw en soms van wilgetwijgen). Ten slotte vermelden het woord nog Kulikowskij voor Olonec en Vytegra en Mirtov voor de Don (Vasmer 1, 168). Voor de verzachting van de t in vánta tot de d in vánda vgl. lénta, lénda op Lint. Preobraženskij weet met dit in het Wolga-gebied en op de Kaspische zee gebruikelijke woord niet goed raad en verwijst naar de onbevredigende etymologie van Gorjaev 39 om tenslotte te verklaren: neizvestnago proizchoždenija (van onbekende oorsprong). Vasmer 1, 168 geeft de juiste oorsprong, maar het daarnaast genoemde nhd. want lijkt mij minder waarschijnlijk. VdMeulen 1909: Want. Het want van een mast is de verzameling van alle hoofdtouwen, welke dien mast zijdelings steunen. T. Russ. vanta, dat bijna uitsluitend in den plur. vanty, haubans, voorkomt. Op de Wolgabarken noemt men volgens A. en D. vanty de trap van touw, die alleen aan den rechterkant van den mast staat en die niet tot steun dient, maar uitsluitend om er in te klimmen; het want van den mast heet daar anders. Het want wordt genoemd naar de rondhouten, die er door gesteund worden: het want van den fokkenmast heet fokkenwant, Russ. fokvanty; dat van den groten mast: grootwant, Russ. grotvanty; dat van den bezaansmast: bezaanswant, Russ. bizanvanty; het want van de stengen heet stengewant, Russ. stenvanty. het want van de voorsteng: voorstengewant, Russ. forstenvanty; dat van de grote steng: grootstengewant, Russ. Grootstenvanty; dat van de kruissteng: kruisstengewant, Russ. krjujsstenvanty; op dezelfde wijze wordt het bramwant, Russ. bramvanty, dat de bramstengen steunt, verdeeld in: voorbramwant, Russ. forbramvanty; grootbramwant, Russ. grootbramvanty, en kruisbramwant (thans vervangen door: grietjewant), Russ. krjujsbramvanty; en het bovenbramwant, Russ. bombramvanty, van de bovenbramstengen in: voorbovenbramwant, Russ. forbombramvanty; grootbovenbramwant, Russ. grotbombramvanty; en kruisbovenbramwant (tegenwoordig: bovengrietjewant), Russ. krjujsbombramvanty.
bron: Šanskij 1963 (Vasmer, ESR (vanty), VdMeulen 1959, VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
vant
[touwwerk]
etymologie: fra nedertysk el. nederlandsk want egl. 'vævet stof, flettet stof, klæde' . OOD: fra nt. ell. holl. want. DDO: fra nederlandsk want oprindelig 'noget flettet', FuT: von holl. und nd. want, 'want, grosses netz, dasselbe wort wie mnd. (ge)want, 'gewand, kleidung', zu gem * windan 'winden, flechten, weben', Stefan: (ook (Neder)duits van NL geleend), dus niet ambigu, denk ik., Bang (holl) tov, der støtter en skibsmast, Bartz: Niederdt. want, wand, wohl entlehnt aus dem Niederländischen
bron: Alnæs 1902 Bartz 2007 Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Bang 1976 (Fremmedordbog, PNOE, OOD, DDO, FuT, Saabys, Alnæs, Bang, Bartz)
-
▾ Bulgaars
vanta
[mastwand]
<via Russisch>
bron: Čukalov 1962 (Ćukalov)
-
▾ Zweeds
vant
[touwwerk]
datering: 1618 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1618; av lågty., nederl. want med samma bet.; bildn. till 1vinda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Pools
wanta, stewanta
[touwwerk]
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Oekraïens
vánta
[de gezamenlijke hoofdtouwen]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Noors
vant
[touwwerk]
etymologie: BO: lty, nederl, eg 'noe vevd, flettet, besl m II vinde; FuT: von holl. und nd. want, 'want, grosses netz, dasselbe wort wie mnd. (ge)want, 'gewand, kleidung', zu gem * windan 'winden, flechten, weben'
bron: Alnæs 1902 BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT; Alnæs)
-
▾ Fins
vantti
[touwwerk aan de mast van een schip]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 (Stjerncreutz, JvG, NMS, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Litouws
vantas
[touwwerk]
-
▾ Lets
vantis
[touwwerk]
<via Duits>
-
▾ Ests
vant
[touwwerk]
-
▾ Duits
Want
[touwwerk]
etymologie: Niederdt. want, wand, wohl entlehnt aus dem Niederländischen, vermutlich niederländ. want ´Netz zum Heringfang´ entweder 1 zu winden auf ´Gewundenes, Geflochtenes´ zurückzuführen, zu german. *wenda 'winden' oder 2 als 'Laken, Kleid, Netz, Tauwerk eines Schiffes', zu wenden, german. *wand-eja-. Beide germ. Formen sind auf indoeurop. RhWB: wānt, –a-, Pl. -tə (nd. want, zu ndl., mndl. want »Netz«, zu winden) Rheinschiff n.: Strickleiter u. die daneben befestigten Taue zum Mast hinauf; die Sprossen heissen Wewelenge.
bron: Bartz 2007 RhWB 1928-1971 (Bartz, RhWB)
Toon pijlen voor indirecte ontleningen
Slavisch (Indo-Europees) Germaans (Indo-Europees) Fins-Oegrisch Baltisch (Indo-Europees)
-
▾ Russisch
vánta, vánda
[mastwant; de gezamenlijke hoofdtouwen die een mast zijdelings steunen]