Zoekresultaten: 1 vreemd woord gevonden
Klik op het trefwoord voor meer informatie
-
▾ band
[strook stof om te binden; verbond]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1201-1250;Toon/Verberg alles
thema: sociale leven
bron: CW Frankisch, datering NL is NIET Frankisch-
▾ Frans
bande
[windsel]
datering: 1100-1150 (1051-1100)
Status: frankisch
etymologie: PR: frq. *binda `band'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Madoerees
ēbban
[strook stof om te binden]
-
▾ Kupang-Maleis
band
[buikriem van een zadel]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
band
[buikriem van een zadel]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Javaans
ban
[buikriem, gordel; kruisband (om drukwerk)]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Soendanees
ban
[strook stof om te binden; bretel]
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Jakartaans-Maleis
ban
[strook stof om mee te binden]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Makassaars
bâng
[(gordel)riem]
afleidingen en samenstellingen: bângkulí = leren riem om het middel gedragen, gordelriem (ook van plastic)
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Papiaments
bant
[band, ceintuur]
afleidingen en samenstellingen: banchi (smallere of bredere strook van enigerlei stof, halsband), bancha (met een band het lichaam ondersteunen)
bron: Veeris 1990 (Joubert PN, Veeris1990)
-
▾ Russisch
bant
[versteviging van het zeil waar de gaten voor de rifseizings zitten]
etymologie: Band. Hetzelfde als rifband, z. aki. en vgl. b. v. P. M. biz. 322 : de gaffelzeilen hebben één of meer reven, naarmate van hunne bestemming. Deze reven loopen evenwijdig aan het ouderlijk, en zijn door smalle strooken doek, banden geheeten , versterkt. Russ. bant V., bande, nášivka na paraše v tom mésté, gdc parušina terpit bolšoe naprjaženie (lap op cen zeil op die plaats, waar het zeildoek groote spanning doorstaat).
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Shona
bhandi
[broekriem]
<via Afrikaans>
bron: Leefmans 2002 (Leefmans)
-
▾ Negerhollands
band
[connectie; verbond]
-
▾ Sranantongo
banti
[riem, centuur; knellen, snoeren]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Esperanto
banto
[strik, lus]
<via Russisch>
etymologie: geleend via Ru bant met ondersteunende bronwoorden Fr bande (beide teruggaand op Nl) en Du Band, Eng band. In 1923 is hieraan toegevoegd de wortel bend- ‘strook, verband, zwachtel’, die waarschijnlijk teruggaat op Eng band, Du Binde, It benda. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 1)
-
▾ Baskisch
banda
[verband, strook, reep]
<via Frans>
afleidingen en samenstellingen: bandatu ‘verbinden, spannen (vasttrekken)’
etymologie: Lh definieert dit als algemeen Noord-Baskisch van uitheemse herkomst en geeft veel extra afleidingen met productieve suffixen. Azk 1 geeft alleen bandato, dat het diminutief van banda kan zijn en dat hij vertaalt met ‘luier'. Onder banda geeft Azk 1 in deze betekenisreeks echter alleen voor het zuidelijke Biskaais ‘band om een wiel’, zoals de ijzeren band ter versteviging van een houten wiel. Sar 2 geeft uitsluitend bandatu (1712) in de betekenis van ‘spannen van een wapen als een kruisboog’.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 Sarasola 1984-1995 (Lh, Azk, Sar 2)
-
▾ Saramakkaans
bánti
[riem, ceintuur]
bron: WOLD (WOLD)
-
▾ Oost-Jiddisch
bantn
[strik]
<via Russisch>
bron: Šapiro 1984 (RES)
-
▾ Xhosa
bhanti
[strook stof om te binden; verbond]
-
▾ Noord-Sotho
lepanta
[strook stof om te binden; verbond]
-
▾ Zuid-Sotho
lebanta
[strook stof om te binden; verbond]
Toon pijlen voor indirecte ontleningen
Romaans (Indo-Europees) Maleis-Polynesisch Creooltalen gebaseerd op een Romaanse taal Slavisch (Indo-Europees) Niger-Congotalen Creooltalen gebaseerd op een Germaanse taal (Nederlands of Engels) Geïsoleerde talen Germaans (Indo-Europees)
-
▾ Frans
bande
[windsel]