Zoekresultaten: 1 vreemd woord gevonden
Klik op het trefwoord voor meer informatie
-
▾ gaffel
[tweetandige stok, vork, rondhout tegen de achterkant van een mast]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1477;Toon/Verberg alles
thema: scheepvaart
bron: CW-
▾ Engels
gaffle
†verouderd
[spanhaak van een kruisboog; musketvork; stalen spoor voor hanengevechten]
datering: 1497 (1451-1500)
afleidingen en samenstellingen: gaffled ppl. a., armed with `gaffles' or spurs.
etymologie: prob. a. Du. gaffel = OE. <asg>eafol, Ger. gabel fork: see gable.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Russisch
gáfel'
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
etymologie: Entlehnt aus ndl. gaffel 'Segelstange mit einem gabelförmigen Ende', s. Kluge-Götze EW. 182, Meulen 64. VdMeulen 1909:Gaffel. Ken gaffel (werd) op boejers en smakken genaamd dat hout, daar het smakseil aan vastgemaakt werd: deese gaffel verstrekt voor een spriet, die altijd vast staat (in sluit met sij n uitgeholde gatiel om de mast: maar op minder vaartuigen is deese spriet met sij n gaffel los en werd tegelijk met sij n seil, daaraan vast sij n d e, gestreeken en opgeheisd. WINSOH. Een gaffel is een rondhout, met het dikste einde, dat van een klaauw voorzien is, tegen den mast rustend , en dien gedeeltelijk omvattend, en niet het dunne einde of de piek achterwaarts omhoog wijzend. T. De gaffels dienen om de bezaan- en barkzeilen naar achteren uit te spannen; sedert men op de oorlogschepen de stagzeilen tusschen de masten afgeschaft heeft, vindt men achter eiken mast een gaffel. P. M. blz. 42. Kuss. gáfel, corne, .... Hierbij het adject. gáfel ..). Bij V. worden de drie verschillende gaffels naar de masten genoemd : Kuss. forgafel, voorgaffel, grotagafel, groote gaffel, en hizangafel'', bezaansgaffe].
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
gafel
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
<via Russisch>
bron: http://www.websters-online-dic (http://www.websters-online-dictionary.org (25/03/2006))
-
▾ Deens
gaffel
[vork]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk gaffele 'gaffel' ¯ fællesgermansk *ga¡al@- 'forgrening, spids vinkel' ¯ indoeuropæisk *ghabhol¤-, måske besl.m. *ghebhel- 'gavl, hoved' (jf. gavl), Saabys: Nederlands of Nederduits, Hammerich 45: Nederlands, Bluhme: ook Duits van Nederlands overgenomen.
bron: (PNOE, Saabys, Arnesen, Hammerich 45, Bartz, Bluhme.)
-
▾ Duits
Gaffel
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
datering: 1751-1800
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Mittelniederdeutsche und mittelniederländische Form von Gabel. Bartz: Niederdt.,- länd. gaffel im 18. Jahrh. neben dem Ausgangswort Gabel ins Hochdt. übernommen., Bluhme: Nederlands
bron: Bartz 2007 Bluhme 2005 Kluge 2002 (Kluge, Bartz, Bluhme)
-
▾ Pools
gafel, blindgafel, gaflowy
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
etymologie: nm. Gaffel i hol.forma nm. Gabel"widly"
bron: (Wladyslaw Kopalinski; http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Zweeds
gaffel
[vork; rondhout tegen de achterkant van een mast]
datering: <1520
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: gaffelklo, matgaffel, gaffelformig, gaffelgrenad, gaffeltruck, framgaffel, stämgaffel
etymologie: före 1520; fornsv. gaffel; av lågty. gaffel med samma bet., urspr. 'hötjuga'; av omdiskuterat urspr.
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Noors
gaffel
[vork; tweetandig rondhout op zeilschip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, trol besl med gap; FuT: als speisegerät im anfang des 16. jahrhunderts in Dänemark eingeführt), entlehnt dem mnd. gaffel, gaffele (holl. gaffel). Als name für den oberen baum des grosssegels hat gaffel seinen namen von dem gegabelten ende; ebenso nd. holl. gaffel.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Ests
kakvel
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
-
▾ Litouws
gafelis
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
-
▾ Fins
kahveli
[hooivork, eetvork, scheepsgaffel]
<via Zweeds>
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Häkkinen 2004 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (KH, JvG, Stjerncreutz, NSSK, TN, Bentlin)
-
▾ Lets
gafele
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: lejasvācu gaffel
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Esperanto
gafo
[rondhout tegen de achterkant van een mast]
<via Duits>
etymologie: geleend via Du Gaffel met steun van Ru gafel’. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
Toon pijlen voor indirecte ontleningen
Germaans (Indo-Europees) Slavisch (Indo-Europees) Fins-Oegrisch Baltisch (Indo-Europees) Geïsoleerde talen
-
▾ Engels
gaffle
†verouderd
[spanhaak van een kruisboog; musketvork; stalen spoor voor hanengevechten]