Zoekresultaten: 780 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met O)
Gebruikte filters:
Sorteer: Alfabetisch op vreemd woord - Alfabetisch op taal - Per continent - Per taalfamilie - Chronologisch -
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Alles| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ oase
[vruchtbare plaats in de woestijn]
-
▾ Indonesisch
oase
[vruchtbare plaats in de woestijn]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oase
[vruchtbare plaats in de woestijn]
-
▾ obductie
[lijkschouwing]
-
▾ Indonesisch
obduksi
[lijkschouwing]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obduksi
[lijkschouwing]
-
▾ obesitas
[zwaarlijvigheid]
-
▾ Indonesisch
adipositas
[zwaarlijvigheid]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
adipositas
[zwaarlijvigheid]
-
▾ object
[voorwerp, ding; lijdend voorwerp]
-
▾ Indonesisch
obyék
[voorwerp, ding; lijdend voorwerp; doel, bedoeling; bron van extra inkomen uit eigen baan, neveninkomsten (vaak illegaal)]
afleidingen en samenstellingen: obyék turisme = toeristenattractie; mengobyékkan = iets met winst verhandelen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
obyèk
[voorwerp]
afleidingen en samenstellingen: ngobyèk = geld verdienen door als tussenpersoon te fungeren, diobyèkin = iets wat tot object om geld mee te verdienen is gemaakt, obyèkan = goederen waarmee geld te verdienen is
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Indonesisch
obyék
[voorwerp, ding; lijdend voorwerp; doel, bedoeling; bron van extra inkomen uit eigen baan, neveninkomsten (vaak illegaal)]
-
▾ objectief
[zich bepalend tot de feiten]
-
▾ Indonesisch
obyéktif
[zich bepalend tot de feiten]
afleidingen en samenstellingen: keobyéktifan = objectiviteit, onbevooroordeeld zijn
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obyéktif
[zich bepalend tot de feiten]
-
▾ objectiviteit
[het onbevooroordeeld, onpartijdig zijn]
-
▾ Indonesisch
obyéktivitas
[het onbevooroordeeld, onpartijdig zijn]
-
▾ Indonesisch
obyéktivitas
[het onbevooroordeeld, onpartijdig zijn]
-
▾ oblaat
[(Vlaams) hostie]
-
▾ oblatie
[offergave van brood en wijn]
-
▾ Indonesisch
oblasi
[offer]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oblasi
[offer]
-
▾ oblie
[dun wafeltje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1380-1420;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Javaans
obli
[dun wafeltje]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
obli
[dun wafeltje]
-
▾ obligaat
[verplicht]
-
▾ Indonesisch
obligat
[verplicht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obligat
[verplicht]
-
▾ obligatie
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
-
▾ Duits
Obligacie
†verouderd
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
datering: 1412 (1401-1450)
etymologie: Volgens Schirmer bewijst de vorm dat het teruggaat op het Nederlands: Obligation f. 'Schuldverschreibung, Schuldschein', aus dem Lat., schon bald nach 1400 im Hansahandel in der holL Form obligacie häufig ^), hochd. in der Form Obligation seit 1500 2). — Veraltet obligieren '(sich) verschreiben, bürgen'^). — Femer Obligo n. 'Verbindlichkeit, Haftung', im 17. Jlidt. aus dem ItaL*).
bron: Schirmer 1911 (Schirmer)
-
▾ Negerhollands
obligasje
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
-
▾ Oekraïens
obligácija
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Russisch
obligácija
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
datering: 1717 (1701-1750)
etymologie: Ueber poln. obligacja oder ndl. obligatie von lat. obligātiō 'Verbürgung'.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Wit-Russisch
abligácyja
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Indonesisch
obligasi
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Duits
Obligacie
†verouderd
[schuldbrief, schuldbekentenis, waarborg]
-
▾ obligatoir
[verplicht]
-
▾ Indonesisch
obligatoris
[verplicht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obligatoris
[verplicht]
-
▾ observatie
[waarneming]
-
▾ Indonesisch
obsérvasi
[waarneming]
-
▾ Indonesisch
obsérvasi
[waarneming]
-
▾ observatorium
[waarnemingsstation]
-
▾ Indonesisch
obsérvatorium
[waarnemingsstation]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obsérvatorium
[waarnemingsstation]
-
▾ observeren
[waarnemen]
-
▾ Indonesisch
(meng)obsérvir
[waarnemen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
(meng)obsérvir
[waarnemen]
-
▾ obsessie
[dwangvoorstelling]
-
▾ Indonesisch
obsési
[dwangvoorstelling]
afleidingen en samenstellingen: berobsési, terobsési = geobsedeerd zijn; obsésif = obsessief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obsési
[dwangvoorstelling]
-
▾ obsoleet
[verouderd]
-
▾ Indonesisch
obsolét
[verouderd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obsolét
[verouderd]
-
▾ obstetrie
[verloskunde]
-
▾ Indonesisch
obstétri
[verloskunde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obstétri
[verloskunde]
-
▾ obstructie
[tegenwerking, afsluiting]
-
▾ Indonesisch
obstruksi
[tegenwerking, afsluiting]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
obstruksi
[tegenwerking, afsluiting]
-
▾ occult
[verborgen]
-
▾ Indonesisch
okultis
[verborgen]
-
▾ Indonesisch
okultis
[verborgen]
-
▾ occupatie
[bezigheid]
-
▾ Indonesisch
okupasi
[bezigheid, baan, carrière]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
okupasi
[bezigheid, baan, carrière]
-
▾ occupatie
[inbezitneming]
-
▾ Indonesisch
okupasi
[(illegale) bezetting (van land), het kraken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
okupasi
[(illegale) bezetting (van land), het kraken]
-
▾ oceaan
[wereldzee]
-
▾ Papiaments
osean
[wereldzee]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
oséan
[wereldzee]
afleidingen en samenstellingen: oséanografi = oceanografie; oséanologi = oceanologie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
osean
[wereldzee]
-
▾ octaaf
[achtste toon van de grondtoon af]
-
▾ Papiaments
òktaf
[achtste toon van de grondtoon af]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
oktaf
[achtste toon van de grondtoon af]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
òktaf
[achtste toon van de grondtoon af]
-
▾ octaan
[koolwaterstof]
-
▾ Papiaments
oktan
[koolwaterstof]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
oktan
[koolwaterstof]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
oktan
[koolwaterstof]
-
▾ octant
[hoekmeter]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1740;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Japans
okutanto
[hoekmeter]
-
▾ Japans
okutanto
[hoekmeter]
-
▾ octet
[muziekstuk voor acht partijen]
-
▾ Indonesisch
oktét
[muziekstuk voor acht partijen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oktét
[muziekstuk voor acht partijen]
-
▾ octrooi
[patent]
-
▾ Deens
oktroj
[patent]
status: Ambigu: Nederlands of Frans
etymologie: Møller: fra holl. konvooi 3, oktrooi 1, emplooi 4 (maa være meget ældre i Talesproget) er Vejen gaaet til æ. Ty. Da. Sv. (og Slavisk). De to første Ord er Handelsudtryk, som kan være ført videre af de store holl. Handelsselskaber. Møller p. 28. Volgens Møller dus van Frans via Nederlands, Deense woordenboeken zeggen echter: rechstreeks van Frans, OOD; fra fra. octroi
bron: Dahlerup 1919-1956 Møller 1927 (Møller p. 28, OOD)
-
▾ Indonesisch
oktroi
[patent]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
oktroj
[patent]
-
▾ oculair
[oog-]
-
▾ Indonesisch
okulér
[oog-; ooglens]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
okulér
[oog-; ooglens]
-
▾ oculatie
[het enten van een stukje bast zonder hout op de bast van een andere boom]
-
▾ Indonesisch
okulasi
[het enten van een stukje bast zonder hout op de bast van een andere boom]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
kulasi
(dialect)
[het enten van een stukje bast zonder hout op de bast van een andere boom]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Indonesisch
okulasi
[het enten van een stukje bast zonder hout op de bast van een andere boom]
-
▾ oculist
[oogarts]
-
▾ Indonesisch
okulis
[oogarts]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
okulis
[oogarts]
-
▾ ode
[lyrisch gedicht]
-
▾ Indonesisch
ode
[lyrisch gedicht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ode
[lyrisch gedicht]
-
▾ odeur
[geur]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1669;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Petjoh
odeur
[parfum, geurtje]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ode
†verouderd
[geur]
<via Negerhollands>
-
▾ Petjoh
odeur
[parfum, geurtje]
-
▾ Odol
[merknaam voor mondwater]
-
▾ Jakartaans-Maleis
odol
[middel voor mondhygiëne]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Indonesisch
odol
[(merknaam) tandpasta]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
odol
[middel voor mondhygiëne]
-
▾ odontologie
[leer van de tanden]
-
▾ Indonesisch
odontologi
[leer van de tanden]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
odontologi
[leer van de tanden]
-
▾ odorant
[reukstof]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1847;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
odoran
[reukstof]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
odoran
[reukstof]
-
▾ oecumene
[algemene kerk]
-
▾ Indonesisch
ékuméne, oikoméné, oikuméné
[algemene kerk]
-
▾ Indonesisch
ékuméne, oikoméné, oikuméné
[algemene kerk]
-
▾ oedeem
[vochtophoping]
-
▾ Indonesisch
udema
[vochtophoping]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
udema
[vochtophoping]
-
▾ oefenen
[door herhaling bekwaam maken of worden]
-
▾ Deens
øve
[door herhaling bekwaam maken of worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk oven 'bedrive' ¯ fællesgermansk *@¡jan 'fejre, drive, udføre' ¯ indoeuropæisk *@p-, *op- 'arbejde' (besl.m. evne, opus)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
öva
[door herhaling bekwaam maken of worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. öva 'utöva; uppöva; göra'; av lågty. öven med samma bet.; jfr övlig; besl. med avel
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Sranantongo
ufen
[door herhaling bekwaam maken of worden]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Surinaams-Javaans
ufen
[oefenen, trainen, gymnastiek doen]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Deens
øve
[door herhaling bekwaam maken of worden]
-
▾ oefening
[ catechisatie, godsdienstoefening ]
-
▾ Duits
Öven
†verouderd
(dialect)
[gereformeerde catechisatie (in Emden)]
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oefening
†verouderd
[ catechisatie, godsdienstoefening ]
datering: 1861 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: o. holder, o. houder, oefenaar
etymologie: Du.
-
▾ Duits
Öven
†verouderd
(dialect)
[gereformeerde catechisatie (in Emden)]
-
▾ oehoe
[uilachtige]
-
▾ Indonesisch
uhu
[uilachtige]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
uhu
[uilachtige]
-
▾ oer-
[voorvoegsel: oorspronkelijk; zeer]
-
▾ Petjoh
oer
†verouderd
[geweldig]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
oer
†verouderd
[geweldig]
-
▾ oester
[bepaald weekdier]
-
▾ Duits
Auster
[bepaald weekdier]
datering: 1551-1600
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Duden: gr.-lat.-roman.-niederl.-niederd.; die; -, -n. Kluge: uerst in ahd. aostorscala "Austernschale" bezeugt, dann aber wohl erst im 16. Jh. aus ndd. Uster richtig entlehnt, das über das Niederländische auf afrz. oistre und auf l. ostrea und l. ostreum n. zurückgeht. Dieses stammt aus gr. óstreion n. "Auster", das aus einem Stamm *ostr- "harte Schale" zu ig. *os(t)- "Knochen" (in l. os "Knochen" usw.) gebildet ist. Bartz: Niederdt. uster, mittelniederländ. oester, altfranzös. oistre, aus lat. ostrea, griech. óstreieon. Einv vereinzelter früher Belege ist althochdt. aostorskala "Austernschale", im Basler Rezept von Anfang des 9. Jahrh., wohl von einem Schreiber angelsächischer Hefkunft. Die Entlehnung zu niederdt. und frühneuhochdt. uster, hochdt. Auster stammt aus dem 16. Jahrh. Bach: (16. Jh. < mdl. oester) Bluhme: Nederlands
bron: Bach 1965 Bartz 2007 Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Bartz. Bach, Bluhme)
-
▾ Deens
østers
[bepaald weekdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: fra nedertysk östers pl. af sg. öster 'en østers' ¯ latin ostreum ¯ græsk óstreion 'østers, musling' egl. 'dyr med skal' afl. af ostéon 'ben, knogle, skal' ¯ indoeuropæisk *ost- 'ben, knogle'; besl.m. osso buco, osteoporose, astragel, Stefan: lijkt me niet ambigu, zie Duits, Møller p. 122: Da Østers er holl. oester-s med oe [u:] læst som ø.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Møller 1927 (PNOE, OOD, Møller)
-
▾ Noors
østers
[bepaald weekdier]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, gj. lat. fra ger. ostreion; FuT: ist nd. östers, plur. von "oster (…). Con dem mndl. oester stammt holl. oester und ält. nhd. ûster, nhd. Auster.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
uster (ouder: oester, hustu)
[bepaald weekdier]
datering: 1859 (1851-1900)
etymologie: Uit: Putman1859 p. 35; Uit Ewijk p. 68
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk, Coomans1970)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
oester
[bepaald weekdier]
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
oester
[bepaald weekdier]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Russisch
ústrica
[bepaald weekdier]
datering: 1724 (1701-1750)
etymologie: Ustersy auch bei Radiščev, Gogol', Mel'nikov. Entlehnt über ndl. oester 'Auster', mit pl. -s, ndd. ûster, die auf lat. ostreum, von griech. ostreon 'Muschel' zurückgehen, s. Kluge-Götze EW.31, MiEW.228. VdMeulen:Oester, het bekende weekdier als een gezochte lekkernij, Ostrea edulis. Russ. ustrica. Deze vorm is ontstaan door de plur. ústricy, die gerussificeerd is uit ouder ústersy (overeenkomende met ndl. oesters), welks sing, ústers uit de ndl. pluralisvorm oesters komt. Een aantal dergelijke russ. singulares uit ndl. plurales op -s (en -en) staan vermeld in Zee- en Scheepst. 110, noot. Ongeveer op dezelfde manier zijn uit de ndl. plur. broekings en mamierings de russ. sing, brjúkanec en mámerínec ontstaan (zie a.w. 225, noot), die er met hun mnl. suffix -ec als echt russ. woorden uitzien zoals ustrica met haar vr. suffix -ica. De plur. ústersy, die men nog door schrijvers in de 19de eeuw gebezigd vindt (zie Vasmer 3, 192), komt in Peters tijd meer dan eens voor. Zo b.v. in Torg. Morsk. Ust. Tarif 15 van 1724 (Smirnov 300): ustersy svežie i solenye (verse en gezouten oesters). Op dezelfde blz. leest men: ctob kak korabelšciki, tak . stjurmany, . matrozy, nederzalib ... s korablei ... prodavat' . .. olivok, ancovesov, kalbasov . . . ustersy (zowel de schippers als de stuurlui en matrozen moeten het niet wagen . .. van de schepen . .. te verkopen .. . olijven, ansjovissen, worsten ... oesters). In de russ.-ndl. woordenlijst van Sewel (a°. 1717) vindt men: uster, rakovina (schelp) ... oester. Het hd. heeft auster, het eng. oyster, het de. esters, het zw. ostron.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Oekraïens
ústrica
[bepaald weekdier]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Tsjechisch
ústřice
[bepaald weekdier]
<via Russisch>
bron: Rejzek 2001 (ASCS, Rejzek)
-
▾ Wit-Russisch
vústryca
[bepaald weekdier]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Slowaaks
ustrice
[bepaald weekdier]
<via Russisch>
bron: Slovensko-anglický slovník 2002 (Slovensko-anglický slovník)
-
▾ Ests
auster
[bepaald weekdier]
<via Duits>
bron: Silvet 1980 (Thonus/Silvet)
-
▾ Azeri
istridya
[bepaald weekdier]
<via Russisch>
bron: Chalilov 2007 (Chalilov)
-
▾ Menadonees
ustur
[bepaald weekdier]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Duits
Auster
[bepaald weekdier]
-
▾ oesterbank
[plaats in zee, waar men oesters plant]
-
▾ Deens
østersbanke
[plaats in zee, waar men oesters plant; plaats in zee waar veel oesters zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: OOD: efter ty. austerbank, holl. oesterbank.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
østersbanke
[plaats in zee, waar men oesters plant; plaats in zee waar veel oesters zijn]
-
▾ of
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Fries
of
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Aucaans
ofoe
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 82)
-
▾ Negerhollands
of
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Sranantongo
ofu
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Papiaments
òf (ouder: of)
[nevenschikkend voegwoord]
datering: 1875 (1851-1900)
etymologie: Uit Ewijk p. 69
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Chinees-Maleis
of
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Javaans
op
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Fries
of
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ of
[onderschikkend voegwoord]
-
▾ Negerhollands
of
[onderschikkend voegwoord]
-
▾ Sranantongo
ofu
[onderschikkend voegwoord]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Negerhollands
of
[onderschikkend voegwoord]
-
▾ offensief
[aanval]
-
▾ Indonesisch
ofénsif
[aanval]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ofénsif
[aanval]
-
▾ offer
[gave (aan godheid)]
-
▾ Negerhollands
offer
[gave (aan godheid)]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: hesseling 1905: 256: offerkist = godtkist
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:206)
-
▾ Papiaments
offer
†verouderd
[gave (aan godheid)]
-
▾ Negerhollands
offer
[gave (aan godheid)]
-
▾ offerande
[gave (aan godheid)]
-
▾ Sranantongo
ofrandi
[gave (aan godheid)]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Sranantongo
ofrandi
[gave (aan godheid)]
-
▾ offeren
[(aan godheid) schenken]
-
▾ Deens
ofre
[(aan godheid) schenken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk offeren el. oldnedertysk offr@n ¯ latin offerre 'frembære, udsætte sig for, tilbyde' dannet af ob- + ferre 'bære'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (OOD, PNOE)
-
▾ Negerhollands
offer
[schenken]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: offer, offereer (old 1776), offereer (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905 (:191))
-
▾ Arowaks
offern
[(aan godheid) schenken]
bron: Robertson 1983 (Robertson 1983)
-
▾ Deens
ofre
[(aan godheid) schenken]
-
▾ offerte
[aanbieding]
-
▾ Indonesisch
oférte
[aanbieding, bod (in zaken)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oférte
[aanbieding, bod (in zaken)]
-
▾ officiant
[priester die de mis opdraagt]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
officien
[priester die de mis opdraagt]
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
officien
[priester die de mis opdraagt]
-
▾ officieel
[ambtelijk]
-
▾ Javaans
opisiyil
[ambtelijk; definitief]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
ofisiil, opisil
[ambtelijk, formeel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
opisiyil
[ambtelijk; definitief]
-
▾ officier
[rang bij de land- of zeemacht]
-
▾ Sranantongo
ofsiri
[rang bij de landmacht of marine]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Atjehnees
upeusé
[rang bij de landmacht]
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Boeginees
opposîri, oppesêré
[rang bij de landmacht]
bron: Said 1977 (mat, Ide)
-
▾ Indonesisch
apsir, opsir
[rang bij land- of zeemacht]
afleidingen en samenstellingen: opsir justisi = officier van justitie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
upsir, opisir
[rang bij de landmacht]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud; SUM)
-
▾ Madoerees
opsīr, upsīr, opēssīr
[rang bij de landmacht]
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
opposîri, oposîrí
[rang bij de landmacht]
<via Indonesisch>
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Muna
firisi, firusu
[paleis-officier]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Soendanees
upsir
[rang bij de landmacht]
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Sranantongo
ofsiri
[rang bij de landmacht of marine]
-
▾ officier van justitie
[functionaris van het Openbaar Ministerie]
-
▾ Indonesisch
Officier van Justitie
[openbare aanklager (in de koloniale tijd)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
Officier van Justitie
[openbare aanklager (in de koloniale tijd)]
-
▾ offreren
[aanbieden]
-
▾ Negerhollands
offereer
[aanbieden]
-
▾ Negerhollands
offereer
[aanbieden]
-
▾ offset(druk)
[druktechniek]
-
▾ Indonesisch
ofsét, opsét
[druktechniek]
-
▾ Indonesisch
ofsét, opsét
[druktechniek]
-
▾ offside
[buitenspel (bij voetbal)]
-
▾ Indonesisch
opsét
[buitenspel (bij voetbal)]
-
▾ Makassaars
ôposai
[buitenspel (bij voetbal)]
status: Ambigu: Nederlands of Engels
afleidingen en samenstellingen: ôposaiki = hij is buitenspel
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
opsét
[buitenspel (bij voetbal)]
-
▾ ofschoon
[hoewel]
-
▾ Negerhollands
ofskoon
[hoewel]
-
▾ Sranantongo
ofskon
[hoewel]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Negerhollands
ofskoon
[hoewel]
-
▾ oftalmologie
[oogheelkunde]
-
▾ Indonesisch
oftalmologi
[oogheelkunde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oftalmologi
[oogheelkunde]
-
▾ ogen
[aandachtig rondkijken, kijken naar]
-
▾ Engels
ogle
[lonken]
datering: 1682 (1651-1700)
etymologie: Appeared late in 17th c., as a cant word, app. from Du. or LG.: cf. LG. oegeln, freq. of oegen to look at (Bremisches Wbch. 1767), Ger. äugeln to ogle, to leer, freq. or dim. of augen to look about, to eye, f. auge eye. Cf. also early mod.Du. or Flem. oogheler, oegheler flatterer (Kilian); and for the sense the Du. oogen to direct or cast the eyes, in Hexham (1660) `to cast sheepes eyes upon one, or to aime or take a mark by the Eyes', f. oog eye.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
ogle
[lonken]
-
▾ ogenblik
[zeer korte tijdruimte, moment]
-
▾ Noors
øyeblikk
[zeer korte tijdruimte, moment]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter ty, lty; FuT: aus dem d.: mnd. ôgenblick (holl. ogenblik), nhd. Augenblick.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ögonblick
[zeer korte tijdruimte, moment]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. öghnablik; av lågty. ogenblik med samma bet., eg. 'blinkning med ögonen'; jfr blicka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
øjeblik
[zeer korte tijdruimte, moment]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: nedertysk ogenblick; egl. 'blink med øjnene'
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Negerhollands
oogenblik
[zeer korte tijdruimte, moment]
-
▾ Noors
øyeblikk
[zeer korte tijdruimte, moment]
-
▾ ogendienaar
[iemand die uit eigenbelang een ander helpt, huichelaar (vooral ten opzichte van een superieur)]
-
▾ Deens
øjentjener
[iemand die uit eigenbelang een ander helpt, huichelaar (vooral ten opzichte van een superieur)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk ôgendêner 'øjentjener' sammensat af ôgen 'øjne' + dêner 'tjener'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
øyentjener
[iemand die uit eigenbelang een ander helpt, huichelaar (vooral ten opzichte van een superieur)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etterty, lty; FuT: = mnd. ôgendêner (holl. ogendienaar)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
øjentjener
[iemand die uit eigenbelang een ander helpt, huichelaar (vooral ten opzichte van een superieur)]
-
▾ ogentroost
[plant]
-
▾ Noors
øyentrøst
[plant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter ty, lty; FuT: von mnd. ôgentrôst (holl. ogentroost).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
øjentrøst
[plant]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: fra mnt. ogentrost, jf. holl. oogentroost, ty. augentrost og oeng. éagwyrt. FuT: von mnd. ôgentrôst (holl. ogentroost).
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (FuT, DDO, OOD)
-
▾ Noors
øyentrøst
[plant]
-
▾ oh
[uitroep van spijt, pijn of droefheid]
-
▾ Negerhollands
o
[uitroep van spijt, pijn of droefheid]
-
▾ Negerhollands
o
[uitroep van spijt, pijn of droefheid]
-
▾ oké
[goed]
-
▾ Papiaments
oké
[goed]
status: Ambigu: Nederlands of Engels
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
oké
[goed; het ermee eens zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Engels
afleidingen en samenstellingen: mengokékan = iets voor ok verklaren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
oké
[goed]
-
▾ Papiaments
oké
[goed]
-
▾ oker
[gele verf uit bepaalde aardsoort]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1567;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
oker
[gele verf uit bepaalde aardsoort; okerkleurig]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oker
[gele verf uit bepaalde aardsoort; okerkleurig]
-
▾ okkernoot
[walnotenboom]
-
▾ Deens
okkernød
†verouderd
[walnotenboom]
etymologie: fra holl. okkernoot, ældre nokernot, hvis 1. led er fr. noyer
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
okkernød
†verouderd
[walnotenboom]
-
▾ okra
[plant]
-
▾ Sranantongo
okro
[plant]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
okro
[plant]
-
▾ oksel
[holte onder de arm]
-
▾ Engels
okselle
†verouderd
[holte onder de arm]
datering: 1489 (1451-1500)
etymologie: app. a. MDu. oeksele (Du. oksel, Flem. oksele):-OLG. *ôksla, *ôhsla arm-pit; from a root ùks-, ùhs-, seen in OE. ùx-n, OHG. uohs-ana, uoch-isa, och-asa, MHG. uohs-e, üehs-e, also OE. ùhs-ta, ox-ta, in Epinal G. ùcusta, Sc. ox-ter; also, with weak grade, in OHG. ahs-ala, MHG. ahs-el, Ger. achs-el; further, in L. axilla, and OIr. oxal; all in the same or an allied sense.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Fries
oksel
[holte onder de arm]
-
▾ Engels
okselle
†verouderd
[holte onder de arm]
-
▾ okseldoek
[(Surinaams-Nederlands) kledingstuk]
-
▾ Sranantongo
osruduku
[kledingstuk]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
osruduku
[kledingstuk]
-
▾ okshoofd
[vloeistofmaat]
-
▾ Deens
oksehoved
[vloeistofmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: ældre nt. ogs. huk(e)shovet); vistnok fra eng. hogshead, egl.: svinehoved (grunden til betegnelsen uklar); især ) stort fad, fustage. FuT: Oksehoved (ein weinmaß), schw. oxhufvud, von holl. okshoofd, woraus auch nhd. Oxhoft. Ursprünglichere formen (woraus die späteren durch dissimilatorischen schwund des ersten h mit darauffolgender anknüpfung an okse entstanden sein werden) sind alt. dän. hogshoved, engl, hogshead, alt. holl. hokshoofd, mnd. hükes- hövet, hüxhövet. Auch die Verbindung mit engl, hog „schwein" ist Avohl sekundär, da die mnd. form der ursprünglichen am nächsten stehen muß; aber auch diese scheint umgebildet zu sein (mnd. huk „eule" paßt nicht). — Ok se tu ng e (^nchunAof&cinahs), schw. oxtunga = ahd. ohsenzunga (nhd. Ochsenzunge), Übersetzung von lat. bubula lingua, buglossos. — Okse0ie (Öffnung in den wölken, angesehen als ein weg, den der wind sich bahnt) =^ d. Ochsenauge, engl, oxcye,bulVs eye, diese auch von einem kleinen runden glasfenster, besonders auf schiffen: vgl. ko0ie. DSD: via mnty. okshoofd af eng. hogshead, egl. 'svinehoved'
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Arnesen (OOD, FuT, Saabys, Arnesen)
-
▾ Noors
oksehovud, oksehode
[vloeistofmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Nynorskordboka: (i tyd. 2 etter nederl okshoofd frå eng. hogshead 'grisehovud. FuT: FuT: Oksehoved (ein weinmaß), schw. oxhufvud, von holl. okshoofd, woraus auch nhd. Oxhoft. Ursprünglichere formen (woraus die späteren durch dissimilatorischen schwund des ersten h mit darauffolgender anknüpfung an okse entstanden sein werden) sind alt. dän. hogshoved, engl, hogshead, alt. holl. hokshoofd, mnd. hükes- hövet, hüxhövet. Auch die Verbindung mit engl, hog „schwein" ist Avohl sekundär, da die mnd. form der ursprünglichen am nächsten stehen muß; aber auch diese scheint umgebildet zu sein (mnd. huk „eule" paßt nicht). — Ok se tu ng e (^nchunAof&cinahs), schw. oxtunga = ahd. ohsenzunga (nhd. Ochsenzunge), Übersetzung von lat. bubula lingua, buglossos. — Okse0ie (Öffnung in den wölken, angesehen als ein weg, den der wind sich bahnt) =^ d. Ochsenauge, engl, oxcye,bulVs eye, diese auch von einem kleinen runden glasfenster, besonders auf schiffen: vgl. ko0ie. DSD: via mnty. okshoofd af eng. hogshead, egl. 'svinehoved'
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Arnesen (OOD, FuT, Nynorskordboka, Arnesen)
-
▾ Negerhollands
oxhoft
[vloeistofmaat]
-
▾ Frans
oksô
(dialect)
[(jenever)fust (200 à 250 l.)]
etymologie: Okshoofd (ndl.) 'stückfass branntwein'. Viel- leicht genauer aus der südndl. form ogshood entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Deens
oksehoved
[vloeistofmaat]
-
▾ oktober
[tiende maand]
-
▾ Negerhollands
october
[tiende maand]
-
▾ Sranantongo
oktober
[tiende maand]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Papiaments
òktober
[tiende maand]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Singalees
oktōbara, oktōmbara
[tiende maand]
-
▾ Sarnami
aktobar
[tiende maand]
bron: Santokhi 2005 (Santokhi)
-
▾ Madoerees
oktobēr
[tiende maand]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Soendanees
Oktobĕr
[tiende maand]
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Indonesisch
Oktober
[tiende maand]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Minangkabaus
oktober
[tiende maand]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Nias
okitoba
[tiende maand]
bron: Lafeber 1922 (Lafeber)
-
▾ Negerhollands
october
[tiende maand]
-
▾ olderman
[Fries of Saksisch overheidspersoon]
-
▾ Deens
oldermand
[deken van een gilde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: : fra nedertysk olderman dannet af older 'ældre' komparativ til olt 'gammel' + man 'mand'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
ålderman
[Fries of Saksisch overheidspersoon]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. alderman; av lågty. olderman med samma bet., till older 'äldre'; jfr äldre
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Frans
aldremen
†verouderd
(dialect)
[baas van een hanze]
datering: 1463 (1451-1500)
etymologie: FEW: Alderman ist die ostmndl. form für mndl. ouderman. Das wort lebt auch im engl. und ist von dort ebenfalls ins fr. übergegangen.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fins
oltermanni
[de oudste (en wijste) van de bond, het dorp, het gilde]
<via Zweeds>
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Deens
oldermand
[deken van een gilde]
-
▾ oleaat
[tekening op doorzichtig papier]
-
▾ Indonesisch
oléat
[tekening op doorzichtig papier]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oléat
[tekening op doorzichtig papier]
-
▾ oleander
[sierplant]
-
▾ Indonesisch
oléander
[sierplant]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oléander
[sierplant]
-
▾ olie
[vette vloeistof]
-
▾ Deens
olie
[vette vloeistof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk olie, oley ¯ latin oleum 'olie' sideform til olivum 'olivenolie' OOD: gennem glholl. olie, mnt. oli(e), osax. oht. oli (ty. öl) fra mlat. olium, lat. oleum, sideform til olivum (gr. élaion), olivenolie; jf. sen. oldn. olea, vel laant fra lat. olea, oliventræ (jf. Olie- 2); besl. m. I. Oliven; jf. II. olie, oliere, oligt samt Linoleum, Petroleum
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
olje
[vette vloeistof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty olie, fra lat. oleum,'olivenolje'; FuT: entlehnt aus mnd. olie (holl. olie)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
oli
[vette vloeistof]
-
▾ Berbice-Nederlands
oli
[vette vloeistof]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Aucaans
oli
[vette vloeistof]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 75)
-
▾ Negerhollands
oli, olie
[vette vloeistof]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: Old 1776: olieberg = oliberg
etymologie: oli (old 1776, djdj 1926), olie (Hesseling 1905: 247)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 247)
-
▾ Saramakkaans
óli
[petroleum]
<via Sranantongo>
bron: WOLD (WOLD)
-
▾ Madoerees
oli
[machineolie]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Muna
oli
[machineolie]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Indonesisch
oli
[vette vloeistof]
afleidingen en samenstellingen: Bahasa Prokem: ganti oli = seks met een vrouw hebben
etymologie: ganti = verwisselen
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
oli
(dialect)
[machineolie]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Arowaks
uli
[vette vloeistof]
bron: Baarle 1995 Robertson 1983 (Baarle 1995; Robertson 1983)
-
▾ Deens
olie
[vette vloeistof]
-
▾ oliebol
[in olie gebakken deegbol]
-
▾ Amerikaans-Engels
oliebol
(dialect)
[in olie gebakken deegbol]
bron: Cassidy 1985 Sijs 2009a (DARE, Van der Sijs 2009)
-
▾ Indonesisch
olibol
[in olie gebakken deegbol]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Amerikaans-Engels
oliebol
(dialect)
[in olie gebakken deegbol]
-
▾ olieboom
[olijfboom]
-
▾ Negerhollands
oliboom
[olijfboom]
-
▾ Negerhollands
oliboom
[olijfboom]
-
▾ oliekoek
[in olie gebakken koek]
-
▾ Amerikaans-Engels
olykoek, olikoëk
[in olie gebakken koek]
datering: 1809 (1801-1850)
etymologie: Du. oliekoek; Bartlett: a favorite delicacy with the Dutch, and also with their descendants, in New York. There are various kinds, as dough-nuts, crullers, etc.; CITAAT: 1809 The table ... was always sure to boast an enormous dish of balls of sweetened dough, fried in hog's fat, and called dough nuts, or oly koeks; (1845 olikoëks; 1850 olecokes) [...] 1889 Refreshing him with hot flip, oly koeks, or Indian preserves...
bron: Carpenter 1908-1909 Clapin 1902 Craigie 1938-1944 (Craigie, Bartlett, Neumann, Clapin, Carpenter (ook olycoek, olycook), Marckwardt; OED2 (U.S.); Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
olykoek
[in olie gebakken koek]
<via Amerikaans-Engels>
datering: 1809 (1801-1850)
etymologie: < Dutch oliekoek, {dag}olycoeck (Middle Dutch olikoeck) < olie OIL n.1 + koek CAKE n.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Amerikaans-Engels
olykoek, olikoëk
[in olie gebakken koek]
-
▾ olieman
[machinesmeerder, eerste stoker]
-
▾ Indonesisch
oliman
[machinesmeerder, eerste stoker]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oliman
[machinesmeerder, eerste stoker]
-
▾ oliepij
[geoliede jas]
-
▾ Engels
ulipy
†verouderd
[geoliede jas]
datering: 1529 (1501-1550)
etymologie: Prob. ad. older Du. or Flem. *oliepij(e, f. olie oil + pij(e pee n.1 Cf. the equivalent WFlem. oliebaai.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
ulipy
†verouderd
[geoliede jas]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
etymologie: only Sc; prob Du or Flem *oliepij(e) f olie 'oil' + pij(e) 'coat'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
ulipy
†verouderd
[geoliede jas]
-
▾ oliepuistje
[vetpuistje, acne]
-
▾ Sranantongo
olipoisi
[vetpuistje, acne]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
olipoisi
[vetpuistje, acne]
-
▾ oliesardien
[(Surinaams-Nederlands) sardientjes in olijfolie]
-
▾ Surinaams-Javaans
olisardhin
[sardientjes in olijfolie]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
olisardhin
[sardientjes in olijfolie]
-
▾ olifant
[slurfdier]
-
▾ Papiaments
olefante (ouder: olifant)
[slurfdier]
datering: 1875 (1851-1900)
etymologie: Uit Ewijk p. 69
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Papiaments
olefante (ouder: olifant)
[slurfdier]
-
▾ olifantspapier
[bepaald soort stevig papier]
-
▾ Zweeds
olifantpapper
†verouderd
[bepaald soort stevig papier]
etymologie: SAOB; jfr t. olifantpapier; av holl. olifantspapier (av olifant, elefant (se OLIFANT), o. papier, papper), med syftning på det urspr. vattenmärket, som föreställde en elefant
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Deens
elefantpapir
†verouderd
[papier van een speciale grootte]
etymologie: OOD: zonder etymologie: SAOB: av holl. olifantspapier (av olifant, elefant (se OLIFANT), o. papier, papper), med syftning på det urspr. vattenmärket, som föreställde en elefant
bron: SAOB 1898 (OOD, SAOB,DSD)
-
▾ Zweeds
olifantpapper
†verouderd
[bepaald soort stevig papier]
-
▾ oligarchisch
[een oligarchie betreffende]
-
▾ Indonesisch
oligarkis
[een oligarchie betreffende]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oligarkis
[een oligarchie betreffende]
-
▾ oligopolie
[monopolievorm]
-
▾ Indonesisch
oligopoli
[monopolievorm]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oligopoli
[monopolievorm]
-
▾ olijf
[vrucht van olijfboom]
-
▾ Papiaments
oleifi
[vrucht van olijfboom (Olea europea), en heester (Bontia daphnoides)]
datering: 1844 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: zeta di oleifi (olijfolie)
etymologie: Mat 24:3 "oleifi"
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Surinaams-Javaans
olèf
[vrucht van olijfboom]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Japans
orēfu, orību
[vrucht van olijfboom]
-
▾ Papiaments
oleifi
[vrucht van olijfboom (Olea europea), en heester (Bontia daphnoides)]
-
▾ olijfberg
[berg met olijfboomen beplant, vooral bekend als de naam van een berg in Palestina]
-
▾ Negerhollands
olief berg
[berg met olijfboomen beplant, vooral bekend als de naam van een berg in Palestina]
-
▾ Negerhollands
olief berg
[berg met olijfboomen beplant, vooral bekend als de naam van een berg in Palestina]
-
▾ olm
[iep]
-
▾ Duits
Ulme
[iep]
etymologie: Bluhme: Lehnwort: nl. < lat. Duden Universal zegt slechts: spätmhd. ulme, mhd. ulmboum, entlehnt aus od. urverw. mit lat. ulmus, eigtl.= die Rötliche, Bräunliche, nach der Farbe des Holzes
bron: Duden Universal 2003 (Bluhme, Duden Universal)
-
▾ Duits
Ulme
[iep]
-
▾ olympiade
[vierjaarlijkse internationale sportwedstrijd, Olympische Spelen]
-
▾ Indonesisch
Olimpiade
[Olympische Spelen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
Olimpiade
[Olympische Spelen]
-
▾ oma
[grootmoeder]
-
▾ Amerikaans-Engels
oma
(dialect)
[grootmoeder]
datering: 1948 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: Probably partly < German Oma (1870 or earlier), hypocoristic form (perhaps via Omama) of Großmama grandma, grandmother (< groß great (see GREAT adj.) + Mama MAMA n.1), and partly < Dutch oma (1900 or earlier), hypocoristic form of grootmama grandma, grandmother (< groot great (see GREAT adj.) + Mama MAMA n.1). Compare OPA n., and also OUMA n.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Sranantongo
owma
[grootmoeder]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
oma
[grootmoeder]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Chinees-Maleis
oma
[grootmoeder]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Indonesisch
oma
[grootmoeder; aanspreekvorm voor gerespecteerde oude vrouw]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
oma
(dialect)
[grootmoeder; aanspreekvorm voor oude vrouw]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Kupang-Maleis
oma
[grootmoeder]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
oma
[grootmoeder]
afleidingen en samenstellingen: oma-oma = een oma (vrouw met kleinkinderen)
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Ambons-Maleis
fader
[aanspreekvorm voor een oudere vrouw]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Amerikaans-Engels
oma
(dialect)
[grootmoeder]
-
▾ omballing
[rommel]
-
▾ Duits
Umbarmen, Umbalm'm
(dialect)
[omhulsel, afval; iets overbodigs]
etymologie: Im Reiderl. ganz allgemein gebräuchlich; auch in der Form Umbalm'm
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Umbarmen, Umbalm'm
(dialect)
[omhulsel, afval; iets overbodigs]
-
▾ omblad
[buitenste blad van een sigaar]
-
▾ Indonesisch
omblad
[buitenste blad van een sigaar]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omblad
[buitenste blad van een sigaar]
-
▾ omelet
[eiergerecht]
-
▾ Papiaments
òmelèt
[eiergerecht]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
òmelèt
[eiergerecht]
-
▾ omgang
[het omgaan met mensen; processie]
-
▾ Negerhollands
omgang
[het omgaan met mensen; processie]
-
▾ Ambons-Maleis
omgang
[het omgaan met mensen; processie]
bron: Manuputty 1972 (Boetje)
-
▾ Negerhollands
omgang
[het omgaan met mensen; processie]
-
▾ omgeven
[zich bevinden rondom]
-
▾ Fries
omjaan
[zich bevinden rondom]
-
▾ Negerhollands
omgie
[zich bevinden rondom]
-
▾ Fries
omjaan
[zich bevinden rondom]
-
▾ omgeving
[kring waarin men zich begeeft]
-
▾ Fries
omjouwing
[kring waarin men zich begeeft]
-
▾ Fries
omjouwing
[kring waarin men zich begeeft]
-
▾ omhangen
[omgeven met iets dat hangt]
-
▾ Fries
omhingje
[omgeven met iets dat hangt]
-
▾ Fries
omhingje
[omgeven met iets dat hangt]
-
▾ omheinen
[met een omheining omgeven]
-
▾ Fries
omheinje
[met een omheining omgeven]
-
▾ Fries
omheinje
[met een omheining omgeven]
-
▾ omheining
[het omheinen]
-
▾ Fries
omheining
[het omheinen]
-
▾ Fries
omheining
[het omheinen]
-
▾ omhoog
[in de hoogte]
-
▾ Deens
omhov, omhoug
[(binnen de scheepvaart) omhoog, omhoog zetten, op de plaats zetten]
afleidingen en samenstellingen: være omhov=omhoog zijn, sætte omhov=omhoog zetten
etymologie: fra holl. omhoog
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
omhov, omhoug
[(binnen de scheepvaart) omhoog, omhoog zetten, op de plaats zetten]
-
▾ omissie
[verzuim]
-
▾ Indonesisch
omisi
[verzuim]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omisi
[verzuim]
-
▾ omkeren
[omdraaien]
-
▾ Negerhollands
keer om
[omdraaien]
-
▾ Negerhollands
keer om
[omdraaien]
-
▾ omkomen
[sterven]
-
▾ ommegang
[optocht, stoet]
-
▾ Frans
ommegang
†verouderd
(dialect)
[optocht, stoet]
-
▾ Frans
ommegang
†verouderd
(dialect)
[optocht, stoet]
-
▾ omnibus
[openbaar vervoermiddel]
-
▾ Indonesisch
omnibus
[openbaar vervoermiddel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omnibus
[openbaar vervoermiddel]
-
▾ omnivoor
[alleseter]
-
▾ Indonesisch
omnivora
[alleseter]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omnivora
[alleseter]
-
▾ omringen
[aan alle kanten omgeven]
-
▾ Fries
omringje
[aan alle kanten omgeven]
-
▾ Fries
omringje
[aan alle kanten omgeven]
-
▾ omroep
[het radio- en later televisiebedrijf als geheel]
-
▾ Fries
omrop
[het radio- en later televisiebedrijf als geheel]
-
▾ Fries
omrop
[het radio- en later televisiebedrijf als geheel]
-
▾ omroeren
[roerend dooreenmengen]
-
▾ Papiaments
roerom
†verouderd
[gebakken ei]
-
▾ Papiaments
roerom
†verouderd
[gebakken ei]
-
▾ omslag
[bekleding van stof of papier om een boek]
-
▾ Indonesisch
omslah
[bekleding van stof of papier om een boek]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omslah
[bekleding van stof of papier om een boek]
-
▾ omstandigheid
[stand van zaken]
-
▾ Deens
omstændighed
[stand van zaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk ummestendicheit 'det, der står omkring, er knyttet til noget'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
umständighet
[stand van zaken]
datering: 1530 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: biomständighet
etymologie: sedan 1530; efter lågty. ummestendichheit med samma bet.; besl. med 1stånd
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
omstendighet
[stand van zaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, etter lat circumstantia; FuT: von mnd. ummestendicheit (holl. omstandigheid)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
omstandigheit, omstand, omstandigheid
[stand van zaken, hoedanigheid, kwaliteit]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: omstandigheit, omstand (old 1776), omstandigheid (Hesseling 1905: 186)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Deens
omstændighed
[stand van zaken]
-
▾ omstreeks
[voorzetsel]
-
▾ Duits
umstrek
(dialect)
[voorzetsel]
etymologie: Teilweise im Reiderl., Krh. und der Schiffersprache bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
umstrek
(dialect)
[voorzetsel]
-
▾ omtrek
[hoofdlijn die grenzen van een figuur bepaalt, omgeving]
-
▾ Duits
Omtrek, Umtreck
(dialect)
[omgeving]
etymologie: Foerste: Im Reiderl. und Krh. ist das Wort hier und da noch als altes Wort bekannt. Es stirbt aus. Schlüter: Gronau
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Foerste, Schlüter)
-
▾ Duits
Omtrek, Umtreck
(dialect)
[omgeving]
-
▾ omtrent
[voorzetsel: in de buurt van]
-
▾ Fries
omtrint
[voorzetsel: in de buurt van]
-
▾ Russisch
antrétno, antretnyj
[voorzetsel: in de buurt (van)]
etymologie: Omtrent of, zooals in de 17eecuw, ontrent. .Bijvv. 1. Eigenlijk, als bijwoord van plaats: rondom d.i. in den onmiddellijke omtrek van de genoemde plaats of het aangewezen voorwerp; in de nabij¬heid, in de buurt, nabij. 2. Overdrachtelijk, ter nadere aanduiding bij bepalingen van plaats. . . . uitgedrukt in een bijwoord of bijvv. zegswijze. Omtrent geeft dan te kennen, dat men eene plaats bedoelt uit den kring om, of den onmiddellijken omtrek van de aangewezene; dus wel niet juist, maar toch onr/eceer die plaats, die men aanduidt. Ned. Wdb. Russ. adv. antrétno, dat V. ver¬klaart: okolo, približenno, glazomčrno (rondom, in de nabijheid, volgens maatbepaling op het oog); V. en I). geven beide ook het adj. anlrétnyj in de uitdrukking: antrétnoe razstojanie, afstand op het oog, vermoedelijke afstand, ongeveere afstand. Dit woord is slechts op zee gebruikelijk: A. en J. hebben het niet.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Fries
omtrint
[voorzetsel: in de buurt van]
-
▾ omtrent
[(bijwoord) ongeveer]
-
▾ Fries
omtrint
[(bijwoord) bijna]
bron: Philippa 2003-2009 (EWN)
-
▾ Noors
omtrent
[(bijwoord) ongeveer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty um(me)trent; FuT: von mnd. um(me)trent
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Deens
omtrent
[(bijwoord) ongeveer]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk ummetrent, egl. 'rundt om omkredsen af noget', sammensat af præp. umme 'om' + trent 'omkreds, grænse'; ordet trent kommer af fællesgermansk *trantia- 'en linje som adskiller' OOD: ra mnt. um(me)trent, omkring, omtrent (ogs.: umme den trent), ell. holl. omtrent, fris. umme(n)trent, umme den trent; af præp. mnt. umme osv. (se IV. om) og subst. mnt. (osv.) trent, omkreds, grænse (besl. m. trind), men i former som nt. umtrant, bornh. paa den trantan (saa omtrent, ved det pas), jy. omtrant, om en trant olgn. m. tilslutning til Trant, nt. trant, gang, skridt, vane, levemaade, art, Hammerich 45: Nederlands. Grimm: in Noord-Duitsland ook "umtrent", maar Grimm beschrijft niet waar dit woord vandaan komt.
bron: (PNOE, OOD, Hammerich 45, Arnesen, Grimm)
-
▾ Negerhollands
omtrent
[(bijwoord) ongeveer]
-
▾ Fries
omtrint
[(bijwoord) bijna]
-
▾ omvatten
[inhouden, behelzen]
-
▾ Negerhollands
omvat
[inhouden, behelzen]
-
▾ Negerhollands
omvat
[inhouden, behelzen]
-
▾ omvatting
[behelzing]
-
▾ Negerhollands
omvatting
[behelzing]
-
▾ Negerhollands
omvatting
[behelzing]
-
▾ omzet
[koop en verkoop op markt of beurs]
-
▾ Indonesisch
omsét
[koop en verkoop op markt of beurs]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
omsét
[koop en verkoop op markt of beurs]
-
▾ omzetbelasting
[belasting op omzet]
-
▾ Fries
omsetbelesting
[belasting op omzet]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
omsetbelesting
[belasting op omzet]
-
▾ omzonst
[gratis]
-
▾ Deens
omsonst
[tevergeefs; gratis]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
etymologie: fra tysk umsonst dannet af um 'for' (jf. præp. om) + sonst i opr. betydning 'sådan', Fremmed2: af platty. ummesus, ty. umsonst, holl. omzonst, af platty. umme, ty. um om + platty. sus(t), ty. sonst ellers. OOD: fra mnt. ummesus, hty. umsonst, holl. omzonst (omzunst, omzus); af præp. mnt. umme, hty. um (se IV. om, jf. IV. om 8) og adv. mnt. sus(t), saaledes, ellers, hty. sonst; egl.: for saa meget dvs.: for intet (jf. megen 2.3 samt ingenting sp. 57840, intet sp. 62644)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (Fremmed2, PNOE, OOD)
-
▾ Deens
omsonst
[tevergeefs; gratis]
-
▾ on-
[ontkennend voorvoegsel]
-
▾ Petjoh
on
[ongebruikelijk, ongewoon, zeldzaam]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
on
[ongebruikelijk, ongewoon, zeldzaam]
-
▾ onaangenaam
[ongenoegen verschaffend]
-
▾ Negerhollands
onaangenaam, onangenaem
[ongenoegen verschaffend]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: onaangenaam (old 1776), onangenaem (Hesseling 1905: 185
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 185)
-
▾ Negerhollands
onaangenaam, onangenaem
[ongenoegen verschaffend]
-
▾ onaardig
[niet aardig]
-
▾ Zweeds
ognalig
(dialect)
[dreinerig, lastig]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; verbastering
etymologie: SAOB; sv. dial. ognalig ; möjl. ombildning av ett (icke anträffat) onardig (jfr fsv. onardh, onardkoghet). av nt. unaardig l. holl. onaardig, motsv. t. unartig (se vidare oartig); jfr sv. dial. onalig, onarig
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Zweeds
ognalig
(dialect)
[dreinerig, lastig]
-
▾ onachtzaam
[zonder zorg of oplettendheid]
-
▾ Negerhollands
onachtsaam
[zonder zorg of oplettendheid]
-
▾ Negerhollands
onachtsaam
[zonder zorg of oplettendheid]
-
▾ onaflatelijk
[onophoudelijk]
-
▾ onanie
[zelfbevrediging]
-
▾ Indonesisch
onani
[zelfbevrediging]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
onani
[zelfbevrediging]
-
▾ onbarmhartig
[meedogenloos]
-
▾ Negerhollands
onbarmhertig
[meedogenloos]
-
▾ Negerhollands
onbarmhertig
[meedogenloos]
-
▾ onbarmhartigheid
[wreedheid, onmeedogendheid]
-
▾ Negerhollands
onbarmhertigheit
[wreedheid, onmeedogendheid]
-
▾ Negerhollands
onbarmhertigheit
[wreedheid, onmeedogendheid]
-
▾ onbedaarlijk
[te onstuimig of te hevig om tot rust en kalmte te kunnen komen]
-
▾ Fries
ûnbedaarlik
[te onstuimig of te hevig om tot rust en kalmte te kunnen komen]
-
▾ Fries
ûnbedaarlik
[te onstuimig of te hevig om tot rust en kalmte te kunnen komen]
-
▾ onbedacht
[onnadenkend]
-
▾ Negerhollands
onbedacht
[onnadenkend]
-
▾ Negerhollands
onbedacht
[onnadenkend]
-
▾ onbedachtzaam
[onbezonnen, onnadenkend]
-
▾ Negerhollands
onbedachtsaam
[onbezonnen, onnadenkend]
-
▾ Negerhollands
onbedachtsaam
[onbezonnen, onnadenkend]
-
▾ onbedachtzaamheid
[onbezonnenheid]
-
▾ Negerhollands
onbedachtsaamheit
[onbezonnenheid]
-
▾ Negerhollands
onbedachtsaamheit
[onbezonnenheid]
-
▾ onbegaafd
[niet bedeeld, toegerust met]
-
▾ Fries
ûnbegaafd
[niet bedeeld, toegerust met]
-
▾ Fries
ûnbegaafd
[niet bedeeld, toegerust met]
-
▾ onbegaafdheid
[het onbegaafd zijn]
-
▾ Fries
ûnbegaafdens
[het onbegaafd zijn]
-
▾ Fries
ûnbegaafdens
[het onbegaafd zijn]
-
▾ onbehoorlijk
[onbetamelijk]
-
▾ Fries
ûnbehoarlik
[onbetamelijk]
-
▾ Fries
ûnbehoarlik
[onbetamelijk]
-
▾ onbehoorlijkheid
[het onbetamelijk zijn]
-
▾ Fries
ûnbehoarlikens
[het onbetamelijk zijn]
-
▾ Fries
ûnbehoarlikens
[het onbetamelijk zijn]
-
▾ onbekend
[vreemd]
-
▾ Negerhollands
onbekend, onbekent
[vreemd]
-
▾ Papiaments
onbekein, ombekein
[vissoort (inermia vittata)]
bron: Brenneker 1978 (Pbduizend, Nagelkerken1980)
-
▾ Negerhollands
onbekend, onbekent
[vreemd]
-
▾ onbekommerd
[onbezorgd]
-
▾ Fries
ûnbekommerd
[onbezorgd]
-
▾ Fries
ûnbekommerd
[onbezorgd]
-
▾ onbekwaam
[niet geschikt]
-
▾ Ambons-Maleis
ombekwam
[niet geschikt]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Kupang-Maleis
onbekwam
[personen die niet in staat zijn hun belasting te betalen wegens ziekte]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
onbekwam
[personen die niet in staat zijn hun belasting te betalen wegens ziekte]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ternataans-Maleis
onbekwam
[personen die niet in staat zijn hun belasting te betalen wegens ziekte]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
ombekwam
[niet geschikt]
-
▾ onbeleefd
[in strijd met de wellevendheid]
-
▾ Fries
ûnbeleefd
[in strijd met de wellevendheid]
-
▾ Fries
ûnbeleefd
[in strijd met de wellevendheid]
-
▾ onbeleefdheid
[onwellevendheid]
-
▾ Fries
ûnbeleefdens
[onwellevendheid]
-
▾ Fries
ûnbeleefdens
[onwellevendheid]
-
▾ onbeperkt
[zonder beperking]
-
▾ Fries
ûnbeperkt
[zonder beperking]
-
▾ Fries
ûnbeperkt
[zonder beperking]
-
▾ onberispt
[niet afgekeurd]
-
▾ onbeschaamd
[van schaamtegevoel verstoken; de perken te buiten gaand]
-
▾ Noors
uforskammet, uforskamma
[brutaal, onbeleefd, schandalig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: besl m skam, etter lty, ty; FuT: aus dem d: mnd. unvorschemet (holl. onbeschaamd), nhd. unverschämt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
uforskammet
[brutaal, onbeleefd, schandalig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: dannet efter nedertysk unvorschemet, FuT: aus dem d: mnd. unvorschemet (holl. onbeschaamd), nhd. unverschämt.
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
uforskammet, uforskamma
[brutaal, onbeleefd, schandalig]
-
▾ onbeschoft
[lomp]
-
▾ Petjoh
ombeskof, onbeschoft
[onbeschaafd, onopgevoed, brutaal, ongemanierd]
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Papiaments
ònbeskòp (ouder: onbeschoft)
[brutaal]
datering: 1875 (1851-1900)
etymologie: Uit Ewijk p. 70
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Ambons-Maleis
onbeskoft
[lomp]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
onbeskoft
[lomp]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
onbeskoft
[lomp]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ternataans-Maleis
onbeskoft
[lomp]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Petjoh
ombeskof, onbeschoft
[onbeschaafd, onopgevoed, brutaal, ongemanierd]
-
▾ onbestendig
[wisselvallig]
-
▾ Negerhollands
onbestandig
[wisselvallig]
-
▾ Negerhollands
onbestandig
[wisselvallig]
-
▾ onbesuisd
[onbeheerst, teugelloos, onstuimig]
-
▾ Fries
ûnbesûsd
[onbeheerst, teugelloos, onstuimig]
-
▾ Duits
unbesuset
(dialect)
[buitengewoonlijk; overmatig]
etymologie: Gegend von Vreden, ferner Anholt, während das Bocholter Vorkommen nicht ganz sicher bezeugt ist.
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Fries
ûnbesûsd
[onbeheerst, teugelloos, onstuimig]
-
▾ onbevangen
[vrijmoedig]
-
▾ Fries
ûnbefangen
[vrijmoedig]
-
▾ Fries
ûnbefangen
[vrijmoedig]
-
▾ onbevoorrecht
[niet begiftigd, geen privilege genietend]
-
▾ onbewerktuigd
[(verouderd) anorganisch]
-
▾ onbewoond
[waar niemand woont]
-
▾ Negerhollands
onbewoont
[waar niemand woont]
-
▾ Negerhollands
onbewoont
[waar niemand woont]
-
▾ onbezoldigd
[geen bezoldiging genietende]
-
▾ Fries
ûnbesoldige
[geen bezoldiging genietende]
-
▾ Fries
ûnbesoldige
[geen bezoldiging genietende]
-
▾ oncoloog
[kankerspecialist]
-
▾ Indonesisch
onkolog
[kankerspecialist]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
onkolog
[kankerspecialist]
-
▾ ondankbaar
[zonder dank te tonen, (van zaken) onaangenaam doordat het weinig oplevert]
-
▾ Negerhollands
ondankbaar
[zonder dank te tonen, (van zaken) onaangenaam doordat het weinig oplevert]
-
▾ Negerhollands
ondankbaar
[zonder dank te tonen, (van zaken) onaangenaam doordat het weinig oplevert]
-
▾ ondankbaarheid
[het ondankbaar zijn]
-
▾ Negerhollands
ondankbaarheit
[het ondankbaar zijn]
-
▾ Negerhollands
ondankbaarheit
[het ondankbaar zijn]
-
▾ onder
[voorzetsel]
-
▾ Aucaans
ondoo
[voorzetsel]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 61)
-
▾ Berbice-Nederlands
ondro
[voorzetsel]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Negerhollands
onder, ondǝ, ondu, undǝ, undu
[voorzetsel]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: onder (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905), ondǝ (djdj 1926, Robertson 1989), ondu, undǝ, undu (djdj 1926). ld 1776: onder is ook 'na onder': het ligt onder de tafel = die lee na onder die Tafel.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Magens 1770, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Sranantongo
ondro
[voorzetsel]
datering: 783
afleidingen en samenstellingen: ondrowatrapasi (tunnel)
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Woordenlijst S-N, Schu, Fo, Prisma S-N 2005)
-
▾ Indonesisch
onder
[assistent districtshoofd (in de koloniale tijd)]
-
▾ Madoerees
ngondār
[voorzetsel]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Ambons-Maleis
ondor
[onderdoen voor]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Aucaans
ondoo
[voorzetsel]
-
▾ onder
[bijwoord van plaats]
-
▾ Sranantongo
ondro
[bijwoord van plaats]
-
▾ Sranantongo
ondro
[bijwoord van plaats]
-
▾ onderadjudant
[adjudant-onderofficier]
-
▾ Madoerees
ondēr-ajidān
[adjudant-onderofficier]
-
▾ Madoerees
ondēr-ajidān
[adjudant-onderofficier]
-
▾ onderarm
[onderste deel van de arm]
-
▾ Kupang-Maleis
onderarm
[gearmd lopen]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
onderarm
[gearmd lopen]
-
▾ onderblijven
[ongedaan blijven, achterwege blijven]
-
▾ Negerhollands
onderbliev
[ongedaan blijven, achterwege blijven]
-
▾ Negerhollands
onderbliev
[ongedaan blijven, achterwege blijven]
-
▾ onderbouw
[deel van iets waarop een ander deel steunt]
-
▾ Indonesisch
onderbouw
[basis van een geheel waarop de bovenafdelingen steunen (politieke partij)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
onderbouw
[basis van een geheel waarop de bovenafdelingen steunen (politieke partij)]
-
▾ onderbroek
[broek als onderkledingstuk]
-
▾ Aucaans
ondoo boeoekoe
[broek als onderkledingstuk]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 115)
-
▾ Sranantongo
ondrobruku
[broek als onderkledingstuk]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Ambons-Maleis
onderbruk
[broek als onderkledingstuk]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
onderbruk
[broek als onderkledingstuk]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
onderbruk
[broek als onderkledingstuk]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Soendanees
undurbĕruk
[broek als onderkledingstuk]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Ternataans-Maleis
onderbruk
[broek als onderkledingstuk]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Balinees
onder
[broek als onderkledingstuk]
-
▾ Aucaans
ondoo boeoekoe
[broek als onderkledingstuk]
-
▾ ondercollecteur
[ondergeschikte ambtenaar belast met het innen der belasting]
-
▾ Madoerees
ondēr-kōlektūr
[ondergeschikte ambtenaar belast met het innen der belasting]
-
▾ Madoerees
ondēr-kōlektūr
[ondergeschikte ambtenaar belast met het innen der belasting]
-
▾ onderdanig
[zich als mindere opstellend]
-
▾ Deens
underdanig
[zich als mindere opstellend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk underdanich afl. af underdân 'underordnet, servil, undersåt' som er dannet af under (jf. præp. under) + dân (jf. -dan)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
underdanig
[onderworpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty, siste lett besl m ty. tun 'gjøre'; FuT: von mnd. underdânich (holl. onderdanig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
underdånig
[onderworpen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. undirdanogher; av lågty. underdanich med samma bet., till underdan 'undersåte; underställd'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
onderdaanig
[zich als mindere opstellend]
-
▾ Deens
underdanig
[zich als mindere opstellend]
-
▾ onderdeel
[gedeelte van een hoofddeel]
-
▾ Kupang-Maleis
onderdél
[gedeelte van een hoofddeel]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Jakartaans-Maleis
onderdil
[auto-onderdeel]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Menadonees
onderdèl
[gedeelte van een hoofddeel]
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Indonesisch
onderdil
[gedeelte van een hoofddeel; penis]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Surinaams-Javaans
ondherdhil
[gedeelte van een hoofddeel]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Kupang-Maleis
onderdél
[gedeelte van een hoofddeel]
-
▾ onderdistrict
[deel van een district]
-
▾ Indonesisch
onderdistrik
[deel van een district]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
onder dhestrik, onderan
[deel van een district]
afleidingen en samenstellingen: onderan=kantoor, huis van onderdistrictshoofd
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Surinaams-Javaans
ondher(dhistrik)
[onderdistrict in voormalig Nederlands-Indië]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Indonesisch
onderdistrik
[deel van een district]
-
▾ onderdoor
[onder iets door]
-
▾ Amerikaans-Engels
under through
(dialect)
[onder iets door]
bron: Cassidy 1985 Sijs 2009a (DARE, Van der Sijs 2009)
-
▾ Duits
untendurch sein, bei jemandem untendurch sein
[geminacht worden]
datering: 1851-1900
etymologie: Soll auf die ndl Seemannssprache zurückgehen und sich ursprünglich auf das Schiff unter Sturzseen bezogen haben, später auch auf das Scheitern gewagter Unternehmungen. Die heutige Bedeutung ist von der Gleichung »Korb = Ablehnung« ( Korb 4) beeinflußt. Duden Universal: nach niederl. onderdoor gaan = unten durchfahren [vom Schiff unter Sturzseen], dann: scheitern
bron: Duden Universal 2003 Küpper 1987 (Kuepper, Duden Universal)
-
▾ Amerikaans-Engels
under through
(dialect)
[onder iets door]
-
▾ onderdrukken
[met overmacht in bedwang houden]
-
▾ Noors
undertrykke
[met overmacht in bedwang houden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: trol etter lty; FuT: nach mnd. underdrucken (holl. onderdrukken) und nhd. unterdrücken, das vielleicht lat. supprimere übersetzt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
undertrykke
[met overmacht in bedwang houden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: efter mnt. underdrucken, FuT: nach mnd. underdrucken (holl. onderdrukken) und nhd. unterdrücken, das vielleicht lat. supprimere übersetzt.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Noors
undertrykke
[met overmacht in bedwang houden]
-
▾ onderduiken
[zich schuilhouden, uit het openbare leven verdwijnen]
-
▾ Zweeds
duka under
[zich schuilhouden, uit het openbare leven verdwijnen]
datering: 1747 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1747; av lågty. underduken 'dyka ner'; jfr ducka, dyka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
dou na onder
[zich schuilhouden, uit het openbare leven verdwijnen]
-
▾ Zweeds
duka under
[zich schuilhouden, uit het openbare leven verdwijnen]
-
▾ ondergang
[teloorgang, einde, verval]
-
▾ Negerhollands
ondergang
[teloorgang, einde, verval]
-
▾ Negerhollands
ondergang
[teloorgang, einde, verval]
-
▾ ondergeschikt
[afhankelijk; van weinig belang]
-
▾ Fries
ûndergeskikt
[afhankelijk; van weinig belang]
-
▾ Fries
ûndergeskikt
[afhankelijk; van weinig belang]
-
▾ ondergeschikte
[iemand die onder gezag van een ander staat]
-
▾ Fries
ûndergeskikte
[iemand die onder gezag van een ander staat]
-
▾ Fries
ûndergeskikte
[iemand die onder gezag van een ander staat]
-
▾ ondergronds
[zich onder de grond bevindend; illegaal, heimelijk]
-
▾ Sranantongo
ondrogron
[onderwereld, zich onder de grond bevindend]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Sranantongo
ondrogron
[onderwereld, zich onder de grond bevindend]
-
▾ onderhevig
[onderworpen aan de werking of invloed van iets]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ûnderhevich
[onderworpen aan de werking of invloed van iets]
-
▾ Fries
ûnderhevich
[onderworpen aan de werking of invloed van iets]
-
▾ onderhoud
[verzorging, voeding en verpleging; amusement]
-
▾ Noors
underhold
[verzorging, voeding en verpleging; amusement]
-
▾ Indonesisch
onderhoud
[verzorging]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006, S&S-T2004)
-
▾ Noors
underhold
[verzorging, voeding en verpleging; amusement]
-
▾ onderhoud(skosten)
[kosten voor de instandhouding en verzorging van zaken]
-
▾ Javaans
onderlaut(an)
[kosten voor de instandhouding en verzorging van zaken]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
onderhoud
[kosten voor de instandhouding en verzorging van zaken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
onderlaut(an)
[kosten voor de instandhouding en verzorging van zaken]
-
▾ onderhouden
[in goede staat houden; in de levensbehoeften voorzien; amuseren]
-
▾ Noors
underholde
[verzorgen, in de levensbehoeften voorzien; amuseren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: von nhd. unterhalten 'unterstützen, ergötzen', mnd. underholden 'unterstützen' (holl. onderhouden in beiden bed.)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
ondrow
[iets in goede staat houden]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Negerhollands
onderhou
[in stand houden]
-
▾ Noors
underholde
[verzorgen, in de levensbehoeften voorzien; amuseren]
-
▾ onderhuren
[iemand (in het geheim) inhuren die eigenlijk al door iemand anders wordt ingehuurd]
-
▾ Deens
underhyre
†verouderd
[iemand (in het geheim) inhuren die eigenlijk al door iemand anders wordt ingehuurd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. underhuren, hyre, leje hemmeligt, holl. onderhuren
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
underhyre
†verouderd
[iemand (in het geheim) inhuren die eigenlijk al door iemand anders wordt ingehuurd]
-
▾ onderkoop
[onderhandse overeenkomst]
-
▾ Negerhollands
onderkoop
[onderhandse overeenkomst]
-
▾ Negerhollands
onderkoop
[onderhandse overeenkomst]
-
▾ onderlast
[last die onder in het schip geladen is]
-
▾ Russisch
unterlast
†verouderd
[last die onder in het schip geladen is]
etymologie: Onderlast. De last, die onder in het schip geladen is. De onderlast bestaat uit ballast. Die schoener heeft een zwaren onder-last. Ned. Wdb. Russ. unterlast D., podtovar'e, tes podstilaemyj v trjumo pod gruz, ot podmočki (onderlast, planken in het ruim onder de lading uitgespreid, tegen nat worden). Waarom ik dit woord niet uit Hgd. unterlast verklaar, zie men op Onder-.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
unterlast
†verouderd
[last die onder in het schip geladen is]
-
▾ onderlaten
[(verouderd) nalaten, achterwege laten]
-
▾ Deens
undlade
[nalaten te doen, verzuimen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: omdannet af forældet underlade 'undlade' ¯ nedertysk underl¤ten 'undlade, lade være med, lade blive på stedet, efterlade, forlade', forkortet af underwege l¤ten 'efterlade el. forlade undervejs'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
underlåta
[nalaten te doen, verzuimen]
datering: 1589 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1589; av lågty. underlaten, ty. unterlassen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
undlade
[nalaten te doen, verzuimen]
-
▾ onderlegger
[iets wat men ergens onder legt als bescherming]
-
▾ Papiaments
ònderlèger
[iets wat men onder glazen en pannen legt als bescherming]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ònderlèger
[iets wat men onder glazen en pannen legt als bescherming]
-
▾ onderlijzeil
[onderste lijzeil]
-
▾ Russisch
únderlísel'
†verouderd
[onderste lijzeil]
-
▾ Russisch
únderlísel'
†verouderd
[onderste lijzeil]
-
▾ onderloop
[voorstevenknie]
-
▾ Deens
underløb
[voorstevenknie]
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: OOD: efter holl. onderloop, ty. unterlauf. Stefan: lijkt me meer Nederlands, want Duits had nauwelijks eigen zeemanstaal
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
underløb
[voorstevenknie]
-
▾ onderlopen
[door water of een andere vloeistof overstroomd worden]
-
▾ Negerhollands
loop onder
[door water of een andere vloeistof overstroomd worden]
-
▾ Negerhollands
loop onder
[door water of een andere vloeistof overstroomd worden]
-
▾ onderluitenant
[luitenant die onder een kapitein staat]
-
▾ Russisch
underlejtenant, únterlejtenánt
[luitenant die onder een kapitein staat]
-
▾ Russisch
underlejtenant, únterlejtenánt
[luitenant die onder een kapitein staat]
-
▾ ondermaanse
[de aarde en aardse zaken]
-
▾ Fries
ûndermoanske
[de aarde en aardse zaken]
-
▾ Fries
ûndermoanske
[de aarde en aardse zaken]
-
▾ ondermaats
[beneden de maat]
-
▾ Fries
ûndermaatsk
[beneden de maat]
-
▾ Fries
ûndermaatsk
[beneden de maat]
-
▾ ondermeester
[hulponderwijzer]
-
▾ Ternataans-Maleis
ondermèster
[hulponderwijzer]
-
▾ Ambons-Maleis
ondermèster
[hulponderwijzer]
-
▾ Kupang-Maleis
ondermèster
[hulponderwijzer]
-
▾ Menadonees
ondermèster
[hulponderwijzer]
-
▾ Ternataans-Maleis
ondermèster
[hulponderwijzer]
-
▾ ondermijnen
[ondergraven]
-
▾ Engels
undermine
[ondergraven]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
etymologie: f. UNDER+MINE2, prob.after MDu. ondermineren (cf.Du. ondermijnen).
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Engels
undermine
[ondergraven]
-
▾ ondernemen
[op zich nemen, beginnen te doen]
-
▾ Negerhollands
onderneem
[op zich nemen, beginnen te doen]
-
▾ Negerhollands
onderneem
[op zich nemen, beginnen te doen]
-
▾ onderneming
[bedrijf]
-
▾ Boeginees
ondernêming
[plantage]
bron: Said 1977 (Ide)
-
▾ Indonesisch
ondernéming
[plantage]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
ondhernémeng
(dialect)
[plantage]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2007)
-
▾ Boeginees
ondernêming
[plantage]
-
▾ onderofficier
[rang tussen officier en korporaal 1e klas]
-
▾ Russisch
únder, underoficér, unteroficer
[rang tussen officier en korporaal 1e klas]
datering: 1720 (1701-1750)
etymologie: Volkstüml.Kürzung von under-oficér dass. Wohl aus ndl. onderofficier (vgl. Meulen 141). Weniger wahrscheinlich ist Uebernahme aus nhd. Unteroffizier (so Bulič IORJ.9,3,426, Croiset v.d.Kop IORJ.15,4,23). Vgl.aber unten s.v. unter-oficér. Aus dem Russ. entlehnt ist syrjän. under dass.(s. Kalima RLS.160). vd Meulen 1909: Onderofficier. Het in de zeemanswoordenboeken van V. en J. voorkomende Russ. underoficér V., unteroficer J., is naar het voor¬beeld van Holl. onderofficier ontstaan en Russ. under-, unter-, is hier het Holl. onder-. In PETEU'S Lexicon van nieuwe woorden vindt men: tmderoficer, nižnij ciiiövny (die een lagen rang heeft).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, vd Meulen 1909)
-
▾ Azeri
unter-zabit
[rang tussen officier en korporaal 1e klas]
<via Russisch>
bron: Chalilov 2007 (Chalilov)
-
▾ Russisch
únder, underoficér, unteroficer
[rang tussen officier en korporaal 1e klas]
-
▾ onderonsje
[vertrouwelijk overleg van enige personen met uitsluiting van anderen]
-
▾ Sranantongo
ondronsu
[vertrouwelijk overleg van enige personen met uitsluiting van anderen]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Sranantongo
ondronsu
[vertrouwelijk overleg van enige personen met uitsluiting van anderen]
-
▾ onderpaard
[touw dat in een bocht onder de ra's hangt]
-
▾ Russisch
únderpért, unterpért
[touw dat in een bocht onder de ra's hangt]
-
▾ Russisch
únderpért, unterpért
[touw dat in een bocht onder de ra's hangt]
-
▾ onderrichten
[onderwijzen]
-
▾ Zweeds
underrätta
[op de hoogte brengen, inlichten, informeren]
datering: 1561 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1561; efter lågty. underrichten, ty. unterrichten med samma bet.; jfr berätta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
onderricht, onderrigt
[onderwijzen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: onderricht (old 1776), onderrigt (Hesseling 1905: 220)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 220)
-
▾ Zweeds
underrätta
[op de hoogte brengen, inlichten, informeren]
-
▾ onderrichting
[het onderrichten]
-
▾ Negerhollands
onderrigting
[het onderrichten]
-
▾ Negerhollands
onderrigting
[het onderrichten]
-
▾ onderrok
[rok die onder de bovenrok wordt gedragen]
-
▾ Kupang-Maleis
androk
[rok die onder de bovenrok wordt gedragen]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Muna
ndoro
[rok]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Indonesisch
anderok, onderok
[onderjurk, petticoat]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Kupang-Maleis
androk
[rok die onder de bovenrok wordt gedragen]
-
▾ onderschatten
[te laag schatten]
-
▾ Surinaams-Javaans
onderskhat, ngonderskhat
[te laag schatten]
-
▾ Surinaams-Javaans
onderskhat, ngonderskhat
[te laag schatten]
-
▾ onderscheid
[verschil]
-
▾ Negerhollands
onderskeit, onderskei
[verschil (in personen)]
-
▾ Sranantongo
onderscheid
[verschil]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
onderskeit, onderskei
[verschil (in personen)]
-
▾ onderscheiding
[het maken van onderscheid]
-
▾ Negerhollands
onderskejing
[het maken van onderscheid]
-
▾ Negerhollands
onderskejing
[het maken van onderscheid]
-
▾ onderschrijven
[ondertekenen; erkennen, goedvinden]
-
▾ Noors
underskrive
[ondertekenen; erkennen, goedkeuren; garanderen, verzekeren]
-
▾ Noors
underskrive
[ondertekenen; erkennen, goedkeuren; garanderen, verzekeren]
-
▾ onderst
[het laagst gelegen]
-
▾ Deens
underst
[het laagst gelegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: superlativ til præp. under, vist efter nedertysk underst
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
underst
[het laagst gelegen]
-
▾ Negerhollands
(die) onderst
[het laagst gelegen]
-
▾ Deens
underst
[het laagst gelegen]
-
▾ onderstaan
[wagen, durven]
-
▾ Deens
understå sig
[wagen, durven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: superlativ til præp. under, vist efter nedertysk underst
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
understå sig
[wagen, durven]
datering: 1550 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1550; av lågty. sik understan, eg. 'ställa sig under ngt för att mottaga det'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
understå sig
[wagen, durven]
-
▾ onderstand
[(verouderd) ondersteuning, bijstand]
-
▾ Papiaments
ònderstant
[bijstand van overheidswege]
afleidingen en samenstellingen: pago di ònderstant (bijstandsuitkering); kobra onderstand (bijstand ontvangen)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
onderstand
[ondersteuning, bijstand]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
ondērstan
[ondersteuning, bijstand]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Surinaams-Javaans
ondherstan
[ondersteuning, sociale bijstand]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Papiaments
ònderstant
[bijstand van overheidswege]
-
▾ ondersteboven
[met het onderste naar boven gekeerd]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
onerstebåwen
[door elkaar]
etymologie: onerstebåwen Ha. ‘durcheinander’ < nl. ondersteboven ‘(eig. das Unterste nach oben) verkehrt herum’
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Negerhollands
onderst toe boven
[met het onderste naar boven gekeerd]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
onerstebåwen
[door elkaar]
-
▾ ondersteken
[iets zo steken dat het ongemerkt in de plaats komt van iets anders]
-
▾ onderstel
[onderste gedeelte van een voorwerp]
-
▾ Javaans
undherstèl
(dialect)
[onderstel van auto]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Javaans
undherstèl
(dialect)
[onderstel van auto]
-
▾ ondersteun
[(verouderd) ondersteuning]
-
▾ Indonesisch
ondersten
[financiële steunbetalingen aan gepensioneerde militairen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ondersten
[financiële steunbetalingen aan gepensioneerde militairen]
-
▾ ondersteunen
[iets (van onderen) steunen, zodat het niet kan vallen; helpen, bijstaan]
-
▾ Negerhollands
ondersteen
[iets (van onderen) steunen, zodat het niet kan vallen; helpen, bijstaan]
-
▾ Negerhollands
ondersteen
[iets (van onderen) steunen, zodat het niet kan vallen; helpen, bijstaan]
-
▾ ondertekenen
[met handtekening bekrachtigen]
-
▾ Negerhollands
teken onder
[met handtekening bekrachtigen]
-
▾ Negerhollands
teken onder
[met handtekening bekrachtigen]
-
▾ ondertussen
[inmiddels]
-
▾ Negerhollands
ondertuschen, ondertyssen
[inmiddels]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: ondertuschen (old 1776), ondertyssen (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (old 1776, Magens 1770)
-
▾ Negerhollands
ondertuschen, ondertyssen
[inmiddels]
-
▾ ondervinden
[door onderzoek te weten komen]
-
▾ Fries
ûnderfine
[door onderzoek te weten komen]
-
▾ Saramakkaans
ondoofíni
[ervaren]
bron: Bakker (Bakker pc)
-
▾ Sranantongo
ondrofeni
[ervaren]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Fries
ûnderfine
[door onderzoek te weten komen]
-
▾ ondervinding
[ervaring]
-
▾ Fries
ûnderfining
[ervaring]
-
▾ Sranantongo
ondrofeni
[ervaring]
-
▾ Negerhollands
ondervinding
[ervaring]
-
▾ Fries
ûnderfining
[ervaring]
-
▾ ondervragen
[verhoren, interviewen]
-
▾ Fries
ûnderfreegje
[verhoren, interviewen]
-
▾ Fries
ûnderfreegje
[verhoren, interviewen]
-
▾ ondervraging
[verhoor]
-
▾ Fries
ûnderfreging
[verhoor]
-
▾ Fries
ûnderfreging
[verhoor]
-
▾ onderweg
[vertrokken maar nog niet aangekomen]
-
▾ Engels
under way
[vertrokken maar nog niet aangekomen]
datering: 1743 (1701-1750)
etymologie: Naut. ad. Du. onderweg (also -wegen) on the way, under way, f. onder under, in the course of, etc. + weg (dat. pl. wegen) way.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
under way
[vertrokken maar nog niet aangekomen]
-
▾ onderwerp
[zaak waarover men spreekt]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1784-1785;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ûnderwerp
[zaak waarover men spreekt]
-
▾ Fries
ûnderwerp
[zaak waarover men spreekt]
-
▾ onderwijs
[onderricht]
-
▾ Duits
Underwies
†verouderd
(dialect)
[onderricht]
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Underwies
†verouderd
(dialect)
[onderricht]
-
▾ onderwijzen
[lesgeven]
-
▾ Deens
undervise
[lesgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk underwisen 'undervise', egl. 'vise til rette under samtale, vise nogen noget i en samtale mellem to', sammensat af under 'imellem' (jf. underbinde) + wisen 'vise' (jf. vb. vise)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
undervisa
[lesgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. undirvisa 'påvisa; meddela; handleda; undervisa'; av lågty. underwisen med samma bet., urspr. 'undervisa genom växelsamtal', till under 'emellan'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
undervise
[lesgeven]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. underwîsen 'belehren, zurechtweisen' (holl. onderwijzen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Negerhollands
onderwies
[lesgeven]
-
▾ Deens
undervise
[lesgeven]
-
▾ onderwijzer
[leraar]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1784-1785;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Underwiser
†verouderd
(dialect)
[leraar]
etymologie: Das Wort ist gegenwärtig ungebräuchlich. Höchstens im Scherz sagt jemand bewußt hollandisierend Hoftunderwiser. (…)
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Underwiser
†verouderd
(dialect)
[leraar]
-
▾ onderwijzing
[daad van iemand te onderrichten, onderwijs, opvoeding]
-
▾ Negerhollands
onderwiesing
[daad van iemand te onderrichten, onderwijs, opvoeding]
-
▾ Negerhollands
onderwiesing
[daad van iemand te onderrichten, onderwijs, opvoeding]
-
▾ onderzaat
[onderdaan]
-
▾ Deens
undersåt
[onderdaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre middeldansk undersotte, undersatte ¯ nedertysk undersate 'undersåt' af præp. under 'under' + -sate 'sidder', afl. af sitten 'sidde'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
undersåte
[onderdaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. undirsate; av lågty. undersate med samma bet.; bildn. till sitta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
undersått
[onderdaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, eg. 'en som sitter under'.
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
undersåt
[onderdaan]
-
▾ onderzeil
[zeil aan een ondermast gevoerd]
-
▾ Russisch
underzéjl
†verouderd
[zeil aan een ondermast gevoerd]
etymologie: Onderzeil. Zeilen aan de ondermasten gevoerd heeten onder-zeilen. T. De onderzeilen, zijnde het grootzeil en de fok, worden aan de groote en fokkera aangeslagen. P. M. blz. 312. Russ. underzeil, hasse voile, liet woord is in deze beteekenis verouderd, vgl. V. : underzejli, prežde tak nazvvalis' nižnie parusa t. e. fok i grot (vroeger heetten zoo de onderzoden d. i. fok en grootzeil), J. geeft van de plur. iniderzejli nog een tweede, eveneens thans verouderde beteekenis, id.: les fonds des voiles, vgl. hiermede v. L. : onderzeil, benedenzeil of benedenste gedeelte van een zeil. Ten slotte vindt men de derde opvatting van lluss. uuderze/f bij i. : brise carabinee, grand frais, ook in 1).: žestokij věter, dozvoljajuščij nésti tol'ko nižnie parusa (harde wind, die slechts toelaat de onderzeilen te voeren); ik vermoed daarom, dat Kuss. nnder::ejT in de beteekenis: onderzeilskoelte (wind van die kracht, dat een bij de wind zeilend schip niet meer voeren kan dan het grootzeil of op zijn hoogst de beide onderzeilen, en dus: stormwind. Ned. Wdb.) nog gebezigd wordt, vgl. Kuss. bákštag, dat behalve bakstag, ook bakstagswind kan beduiden. l)
bron: Meulen 1909 (Vd Meulen 1909)
-
▾ Russisch
underzéjl
†verouderd
[zeil aan een ondermast gevoerd]
-
▾ onderzijde
[onderkant]
-
▾ Negerhollands
onderseie
[onderrok]
-
▾ Sranantongo
ondrosei
[onderkant]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Negerhollands
onderseie
[onderrok]
-
▾ onderzoek
[het naspeuren]
-
▾ Fries
ûndersyk
[het naspeuren]
-
▾ Sranantongo
ondrosuku
[het naspeuren]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Ambons-Maleis
ondersuk
[het naspeuren]
-
▾ Menadonees
ondersuk
[het naspeuren]
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Surinaams-Javaans
ondersug
[het naspeuren, zich laten onderzoeken]
<via Sranantongo>
-
▾ Fries
ûndersyk
[het naspeuren]
-
▾ onderzoeken
[nauwkeurig nazien, nagaan]
-
▾ Zweeds
undersöka
[nauwkeurig nazien, nagaan]
datering: 1523 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1523; efter lågty. undersoken, ty. untersuchen med samma bet.; jfr söka
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
undersøke
[nauwkeurig nazien, nagaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. undersôken und nhd. untersuchen. vgl. mnd. undervinden, 'durch untersuchung erfahren, herausfinden' (holl. ondervinden).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
ondrosuku
[nauwkeurig nazien, nagaan]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Negerhollands
ondersoek
[nauwkeurig nazien, nagaan]
-
▾ Kupang-Maleis
andersup; ondersuk
[nauwkeurig nazien, nagaan]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Zweeds
undersöka
[nauwkeurig nazien, nagaan]
-
▾ onderzoeker
[iemand die onderzoek doet]
-
▾ Fries
ûndersiker
[iemand die onderzoek doet]
-
▾ Fries
ûndersiker
[iemand die onderzoek doet]
-
▾ onderzoeking
[onderzoek]
-
▾ Fries
ûndersiking
[onderzoek]
-
▾ Negerhollands
ondersoeking
[onderzoek]
-
▾ Fries
ûndersiking
[onderzoek]
-
▾ ondeugd
[deugniet, kwaaddoener]
-
▾ Negerhollands
ondeug, ondeegd
[deugniet, kwaaddoener]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ondeug (old 1776), ondeegd 9Hesseling 1905: 243). Old 1776 ook: die goed no deug meer
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 243)
-
▾ Negerhollands
ondeug, ondeegd
[deugniet, kwaaddoener]
-
▾ ondeugend
[stout, uitdagend]
-
▾ Negerhollands
ondoegend
[stout, uitdagend]
-
▾ Negerhollands
ondoegend
[stout, uitdagend]
-
▾ ondisciplinair
[ongedisciplineerd]
-
▾ Indonesisch
indisiplinér
[ongedisciplineerd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
indisiplinér
[ongedisciplineerd]
-
▾ ondoelmatig
[ongeschikt voor het beoogde doel]
-
▾ Fries
ûndoelmatich
[ongeschikt voor het beoogde doel]
-
▾ Fries
ûndoelmatich
[ongeschikt voor het beoogde doel]
-
▾ oneer
[smaad die iemand wordt aangedaan]
-
▾ Negerhollands
oneer
[smaad die iemand wordt aangedaan]
-
▾ Negerhollands
oneer
[smaad die iemand wordt aangedaan]
-
▾ oneerlijk
[niet te goeder trouw]
-
▾ Negerhollands
oneerlik, no eerlik
[niet te goeder trouw]
-
▾ Negerhollands
oneerlik, no eerlik
[niet te goeder trouw]
-
▾ oneindig
[geen einde hebbend]
-
▾ Duits
uneindich
(dialect)
[geen einde hebbend; enorm]
-
▾ Duits
uneindich
(dialect)
[geen einde hebbend; enorm]
-
▾ onen
[(gewestelijk) lammeren werpen]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
oune
[lammeren werpen]
etymologie: oune Ha. ‘Lämmer werfen’ < nl. onen ‘id.’; ae. éanian ne. yean nwfr. eandsje schw.(dial.) öna ‘id.’
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
oune
[lammeren werpen]
-
▾ onenig
[niet eensgezind]
-
▾ Negerhollands
oneenig
[niet eensgezind]
-
▾ Negerhollands
oneenig
[niet eensgezind]
-
▾ onenigheid
[meningsverschil, ruzie]
-
▾ Negerhollands
oneenigheit
[meningsverschil, ruzie]
-
▾ Negerhollands
oneenigheit
[meningsverschil, ruzie]
-
▾ onervaren
[geen ondervinding hebbend]
-
▾ Fries
ûnerfaren
[geen ondervinding hebbend]
-
▾ Fries
ûnerfaren
[geen ondervinding hebbend]
-
▾ onevenredig
[in verhouding tot iets anders niet van de juiste maat of hoeveelheid]
-
▾ Fries
ûnevenredich
[in verhouding tot iets anders niet van de juiste maat of hoeveelheid]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnevenredich
[in verhouding tot iets anders niet van de juiste maat of hoeveelheid]
-
▾ ongeblust
[watervrij (van kalk)]
-
▾ ongedierte
[schadelijke of lastige dieren]
-
▾ Fries
ûngedierte
[schadelijke of lastige dieren]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûngedierte
[schadelijke of lastige dieren]
-
▾ ongedrukt
[niet gedrukt]
-
▾ Negerhollands
ongedrykt
[niet gedrukt]
-
▾ Negerhollands
ongedrykt
[niet gedrukt]
-
▾ ongeduld
[onrust door haast, hooggespannen verwachtingen]
-
▾ Negerhollands
ongeduld
[onrust door haast, hooggespannen verwachtingen]
-
▾ Negerhollands
ongeduld
[onrust door haast, hooggespannen verwachtingen]
-
▾ ongeduldig
[rusteloos door haast, door niet langer te kunnen wachten]
-
▾ Negerhollands
ongeduldig
[rusteloos door haast, door niet langer te kunnen wachten]
-
▾ Negerhollands
ongeduldig
[rusteloos door haast, door niet langer te kunnen wachten]
-
▾ ongehinderd
[niet gehinderd, niet belemmerd]
-
▾ Fries
ûngehinderd
[niet gehinderd, niet belemmerd]
-
▾ Fries
ûngehinderd
[niet gehinderd, niet belemmerd]
-
▾ ongehoorzaam
[niet gehoorzaam]
-
▾ Fries
ûngehoarsum
[niet gehoorzaam]
-
▾ Negerhollands
ongehoorsaam
[niet gehoorzaam]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Rossem 1996 (p.76): ongehoorzaam = ongesaem
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Fries
ûngehoarsum
[niet gehoorzaam]
-
▾ ongehoorzaamheid
[het ongehoorzaam zijn]
-
▾ Negerhollands
ongehoorsaamheit
[het ongehoorzaam zijn]
-
▾ Negerhollands
ongehoorsaamheit
[het ongehoorzaam zijn]
-
▾ ongeleerd
[niet onderricht]
-
▾ Negerhollands
ongeleert
[niet onderricht]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: em no ka leer een goed, em no kan vat goed na si kop
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
ongeleert
[niet onderricht]
-
▾ ongelogen
[de waarheid behelzende]
-
▾ Fries
ûngelogen
[de waarheid behelzende]
-
▾ Fries
ûngelogen
[de waarheid behelzende]
-
▾ ongeloof
[het niet geloven aan iets]
-
▾ Negerhollands
ongeloof, ongloof
[het niet geloven aan iets]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ongeloof (old 1776), ongloof (Hesseling 1905: 267)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 267)
-
▾ Negerhollands
ongeloof, ongloof
[het niet geloven aan iets]
-
▾ ongelovig
[blijk gevend van ongeloof, niet-gelovig]
-
▾ Negerhollands
ongelofig, ongloovig
[blijk gevend van ongeloof, niet-gelovig; ongelovige]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ongelofig (old 1776), ongloovig (Hesseling 1905; 228)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 228)
-
▾ Negerhollands
ongelofig, ongloovig
[blijk gevend van ongeloof, niet-gelovig; ongelovige]
-
▾ ongeluk
[tegenslag, ongeval]
-
▾ Deens
ulykke
[tegenslag, ongeval]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; leenvertaling
etymologie: af u- og lykke, dannet efter nedertysk ungelucke
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ulykke
[tegenslag, ongeval]
-
▾ Aucaans
ongookoe
[tegenslag, ongeval]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 126)
-
▾ Berbice-Nederlands
onggluku
[ongeval]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Negerhollands
ongeluk
[tegenslag, ongeval]
-
▾ Sranantongo
ongoloku
[tegenslag, tegenspoed]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Deens
ulykke
[tegenslag, ongeval]
-
▾ ongelukkig
[geen geluk hebbend]
-
▾ Sranantongo
ongoloku
[geen geluk hebbend]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Negerhollands
ongeluklik
[geen geluk hebbend]
-
▾ Sranantongo
ongoloku
[geen geluk hebbend]
-
▾ ongemak
[last, hinder]
-
▾ Deens
umage
[moeite]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: efter nedertysk unmak, ungemak 'besvær, ubekvemhed'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
umak, umake
[moeite]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. un(ge)mak , beschwerde, unbequemlichkeit' (holl. ongemak)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
ongemak
[moeite]
-
▾ Deens
umage
[moeite]
-
▾ ongemakkelijk
[lastig, moeilijk]
-
▾ Negerhollands
ongemakkelik
[lastig, moeilijk]
-
▾ Negerhollands
ongemakkelik
[lastig, moeilijk]
-
▾ ongemakkelijkheid
[moeilijkheid]
-
▾ Negerhollands
ongemakkeligheit
[moeilijkheid]
-
▾ Negerhollands
ongemakkeligheit
[moeilijkheid]
-
▾ ongemoeid
[ongestoord]
-
▾ Fries
ûngemoeid
[ongestoord]
-
▾ Fries
ûngemoeid
[ongestoord]
-
▾ ongenade
[onmeedogende toorn]
-
▾ Negerhollands
ongenade
[onmeedogende toorn]
-
▾ Negerhollands
ongenade
[onmeedogende toorn]
-
▾ ongenadig
[meedogenloos, in hoge mate, zeer]
-
▾ Negerhollands
ongenadig
[meedogenloos, in hoge mate, zeer]
-
▾ Negerhollands
ongenadig
[meedogenloos, in hoge mate, zeer]
-
▾ ongerecht
[(verouderd) onterecht, misplaatst]
-
▾ Negerhollands
ongerecht
[onterecht, misplaatst, ongegrond]
-
▾ Negerhollands
ongerecht
[onterecht, misplaatst, ongegrond]
-
▾ ongerechtigheid
[hoedanigheid van ongerechtig te wezen]
-
▾ Negerhollands
ongerechtigheit, ongerechtigheid
[hoedanigheid van ongerechtig te wezen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ongerechtigheit (old 1776), ongerechtigheid (Hesselin 1905: 266)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 266)
-
▾ Negerhollands
ongerechtigheit, ongerechtigheid
[hoedanigheid van ongerechtig te wezen]
-
▾ ongerijmd
[met het gezond verstand in strijd]
-
▾ Fries
ûngerymd
[met het gezond verstand in strijd]
-
▾ Fries
ûngerymd
[met het gezond verstand in strijd]
-
▾ ongerust
[bezorgd]
-
▾ Negerhollands
ongerust
[bezorgd]
-
▾ Negerhollands
ongerust
[bezorgd]
-
▾ ongesteld
[in lichte mate ziek; menstruerend]
-
▾ Fries
ûngesteld
[menstruerend]
bron: Philippa 2003-2009 (EWN)
-
▾ Fries
ûngesteld
[menstruerend]
-
▾ ongestraft
[zonder straf]
-
▾ Fries
ûngestraft
[zonder straf]
-
▾ Fries
ûngestraft
[zonder straf]
-
▾ ongetrouwd
[niet gehuwd]
-
▾ Negerhollands
ongetrouwt
[niet gehuwd]
-
▾ Negerhollands
ongetrouwt
[niet gehuwd]
-
▾ ongeval
[ongeluk]
-
▾ Fries
ûngefal
[ongeluk]
-
▾ Fries
ûngefal
[ongeluk]
-
▾ ongeveer
[bijwoord van hoedanigheid: om en nabij]
-
▾ Fries
ûngefear
[bijwoord van hoedanigheid: om en nabij]
bron: Philippa 2003-2009 (EWN)
-
▾ Fries
ûngefear
[bijwoord van hoedanigheid: om en nabij]
-
▾ ongeverfd
[niet gekleurd]
-
▾ Negerhollands
ongeverfd
[ongeveinsd]
-
▾ Negerhollands
ongeverfd
[ongeveinsd]
-
▾ ongewilligheid
[het niet gewillig zijn]
-
▾ Negerhollands
ongewilligheit
[het niet gewillig zijn]
-
▾ Negerhollands
ongewilligheit
[het niet gewillig zijn]
-
▾ ongezeglijk
[hardleers, ongehoorzaam]
-
▾ ongezond
[ziekelijk]
-
▾ Negerhollands
ongesond
[ziekelijk]
-
▾ Negerhollands
ongesond
[ziekelijk]
-
▾ onguur
[schrikaanjagend, ruw]
-
▾ Duits
ungeheuer
[enorm, ontzettend]
-
▾ Duits
ungeheuer
[enorm, ontzettend]
-
▾ onhebbelijk
[onvriendelijk]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1393-1402;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Petjoh
onhèbl'k, onhebbelijk
[lastig doen, tegendraads zijn; persoon of kind met vervelende gewoonten]
bron: Cress 1998 (Loen, Cress)
-
▾ Petjoh
onhèbl'k, onhebbelijk
[lastig doen, tegendraads zijn; persoon of kind met vervelende gewoonten]
-
▾ onhebbelijkheid
[het onaangenaam zijn]
-
▾ Fries
ûnheblikens
[het onaangenaam zijn]
-
▾ Fries
ûnheblikens
[het onaangenaam zijn]
-
▾ onkosten
[kosten]
-
▾ Engels
uncost
†verouderd
[bijkomende kosten]
datering: 1480 (1451-1500)
etymologie: ad. MDu. (also mod.Du.) onkosten pl., f. on- un-1 4<ts>b + kost cost n.2 So G. unkosten.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
oncost, uncost
[bijkomende uitgaven, algemene onkosten; (mijnbouw) uurloner]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
afleidingen en samenstellingen: oncoster, ~ man (als betekenis 2.)
etymologie: MDu onkosten 'expenses'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Negerhollands
onkosten
[kosten]
-
▾ Petjoh
ongkos
[kosten]
<via Indonesisch>
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Ambons-Maleis
onkos
[kosten, uitgaven]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Boeginees
ôngkosó
[kosten]
bron: Matthes 1874 (mat)
-
▾ Indonesisch
ongkos
[kosten, uitgaven, prijs; loon]
afleidingen en samenstellingen: memperongkosi = financieren, betalen voor iets
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
ongkos
[kosten]
afleidingen en samenstellingen: ngongkosin = geld uitgeven aan, perongkosan = vergoeding van de onkosten
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
ongkos
[kosten; loon, betaling]
afleidingen en samenstellingen: diongkos=bekostigd, men betaalt voor; men laatt iets doen door een ander
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
ungkus
[kosten, uitgaven]
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Kupang-Maleis
ongkos
[kosten]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
ongkos
[kosten]
afleidingen en samenstellingen: ngongkos = onkosten maken, kos-ongkosan = geld uitgeven waardoor onkosten ontstaan
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
ôngkosó
[kosten]
afleidingen en samenstellingen: áôngkosó = kosten hebben (aan iets), páôngkosang = voor iets kosten hebben, ongkôsi = ergens de kosten voor betalen, uitgaven voor iets doen
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ongkos
[kosten]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Minangkabaus
ongkoih
[kosten]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Muna
ongkoso
[kosten]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Sasaks
ongkos
[kosten]
afleidingen en samenstellingen: bĕrongkos = onkosten maken, ongkosang = voor iets betalen, ongkosin = iemand betalen
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Soendanees
ongkos
[kosten]
-
▾ Surinaams-Javaans
ongkos
[kosten]
afleidingen en samenstellingen: ngongkosi = bekostigen, betalen (voor), financieren
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
ongkos
[kosten]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Engels
uncost
†verouderd
[bijkomende kosten]
-
▾ onkreukbaar
[onschendbaar, rechtschapen]
-
▾ Fries
ûnkrûkber
[onschendbaar, rechtschapen]
-
▾ Fries
ûnkrûkber
[onschendbaar, rechtschapen]
-
▾ onkreukbaarheid
[rechtschapenheid]
-
▾ Fries
ûnkrûkberens
[rechtschapenheid]
-
▾ Fries
ûnkrûkberens
[rechtschapenheid]
-
▾ onkruid
[ongewenste planten]
-
▾ Deens
ukrudt
[ongewenste planten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre ukrud ¯ efter nedertysk unkrût dannet af un- (jf. u-) + krût 'urt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ukrutt
[ongewenste planten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: FuT: von mnd. unkrût (holl. onkruid)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
onkruit, onkryd
[ongewenste planten]
-
▾ Deens
ukrudt
[ongewenste planten]
-
▾ onland
[onvruchtbare aarde]
-
▾ Frans
onlant
†verouderd
(dialect)
[onvruchtbare aarde]
-
▾ Frans
onlant
†verouderd
(dialect)
[onvruchtbare aarde]
-
▾ onloochenbaar
[onbetwistbaar, onweerlegbaar]
-
▾ Fries
ûnleagenber
[onbetwistbaar, onweerlegbaar]
-
▾ Fries
ûnleagenber
[onbetwistbaar, onweerlegbaar]
-
▾ onlust
[onaangenaam gevoel, ongerief]
-
▾ Noors
ulyst
[onbehagen, tegenzin]
-
▾ Noors
ulyst
[onbehagen, tegenzin]
-
▾ onmanierlijk
[ongemanierd, niet fatsoenlijk]
-
▾ Negerhollands
onmanierlik
[ongemanierd, niet fatsoenlijk]
-
▾ Negerhollands
onmanierlik
[ongemanierd, niet fatsoenlijk]
-
▾ onmiddellijk
[zonder bemiddeling, direct]
-
▾ Fries
ûnmidlik
[zonder bemiddeling, direct]
-
▾ Fries
ûnmidlik
[zonder bemiddeling, direct]
-
▾ onmogelijk
[niet mogelijk]
-
▾ Negerhollands
onmo(o)gelik, onmooglig
[niet mogelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: onmo(o(gelik (old 1776), onmooglig (Hesseling 1905: 228)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 228)
-
▾ Negerhollands
onmo(o)gelik, onmooglig
[niet mogelijk]
-
▾ onmogelijkheid
[wat onmogelijk is, het onmogelijk-zijn]
-
▾ Negerhollands
onmo(o)gelikheit
[wat onmogelijk is, het onmogelijk-zijn]
-
▾ Negerhollands
onmo(o)gelikheit
[wat onmogelijk is, het onmogelijk-zijn]
-
▾ onmondig
[onmachtig]
-
▾ Negerhollands
onmondigen
[onmachtige mensen]
-
▾ Negerhollands
onmondigen
[onmachtige mensen]
-
▾ onnodig
[overbodig, zonder noodzaak]
-
▾ Negerhollands
onnodig
[overbodig, zonder noodzaak]
-
▾ Negerhollands
onnodig
[overbodig, zonder noodzaak]
-
▾ onnoemelijk
[onuitsprekelijk groot of veel]
-
▾ Fries
ûnnoemlik
[onuitsprekelijk groot of veel]
-
▾ Fries
ûnnoemlik
[onuitsprekelijk groot of veel]
-
▾ onnozel
[onschuldig; dom]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Amerikaans-Engels
onnozel, unnozel
†verouderd
(dialect)
[dwaas, dom; vreemd, bizar]
datering: 1851-1900
etymologie: Kingston, NY; ; Neumann ook in de bet. `outlandish', en in die bet. Mencken Sup. I, Kingston NY; Mencken 109 geeft onnozel `outlandish'
bron: Mencken 1937-1948 Neumann 1945 (Neumann unnozel, Mencken 109 onnozel, Mencken Sup. I, Kingston NY unnozel)
-
▾ Duits
unnosel, onnosel
(dialect)
[onnodig, nietsnut; vies of slordig mens]
etymologie: Menke 97: woord uit de grensstreek, Frischbier: holl. onnoozel adj., unschuldig, unfältig, ungestalt, welches die ursprüngliche Bedeutung des Wortes zu sein scheint.
bron: Frischbier 1882 Kremer 1998 Menke 2004 Smet 1983 (Menke 97, Smet 83, Kremer 08, Frischbier)
-
▾ Negerhollands
onnosel
[onschuldig; dom]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: em no ben houw genoeg, em no ha si verstand nochal
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Petjoh
onnoz'l
[niet al te slim of snugger]
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Sranantongo
onowsru
[onschuldig, dom]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Amerikaans-Engels
onnozel, unnozel
†verouderd
(dialect)
[dwaas, dom; vreemd, bizar]
-
▾ onnut
[niet van nut, ondienstig]
-
▾ Negerhollands
onnyt
[niet van nut, ondienstig]
-
▾ Negerhollands
onnyt
[niet van nut, ondienstig]
-
▾ onomatopee
[klanknabootsend woord]
-
▾ Indonesisch
onomatopé
[klanknabootsend woord]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
onomatopé
[klanknabootsend woord]
-
▾ onordelijk
[onwettig, in strijd met de orde van de staat]
-
▾ Negerhollands
onordentlik
[ongeordend]
-
▾ Negerhollands
onordentlik
[ongeordend]
-
▾ onordening
[(verouderd) wanordelijkheid]
-
▾ Negerhollands
onordening
[wanordelijkheid]
-
▾ Negerhollands
onordening
[wanordelijkheid]
-
▾ onplezierig
[niet plezierig]
-
▾ Fries
ûnplezierich
[niet plezierig]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnplezierich
[niet plezierig]
-
▾ onrecht
[al wat onrechtvaardig of onbillijk is]
-
▾ Negerhollands
onrecht, onregt
[al wat onrechtvaardig of onbillijk is]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: onrecht (old 1776), onregt (Hesseling 1905:202). Hesseling 1905: 198: onrechtvaardigen (personen) = onregtveerdigen.
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:202)
-
▾ Negerhollands
onrecht, onregt
[al wat onrechtvaardig of onbillijk is]
-
▾ onrein
[onzedelijk, onkuis, vuil]
-
▾ Negerhollands
onrein
[onzedelijk, onkuis, vuil]
-
▾ Negerhollands
onrein
[onzedelijk, onkuis, vuil]
-
▾ onreinheid
[vuilheid]
-
▾ Negerhollands
onreinheid
[vuilheid]
-
▾ Negerhollands
onreinheid
[vuilheid]
-
▾ onrijp
[nog niet ten volle rijp]
-
▾ Negerhollands
onriep
[nog niet ten volle rijp]
-
▾ Negerhollands
onriep
[nog niet ten volle rijp]
-
▾ ons
[gewicht]
-
▾ Fries
ûns
[gewicht]
-
▾ Papiaments
òns
[gewicht]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Jakartaans-Maleis
on
[gewicht]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Makassaars
ong
(dialect)
[gewicht]
etymologie: dialect van Makassar
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
on, ons
[gewicht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Surinaams-Javaans
os
[gewicht]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Japans
onsu
[gewicht]
-
▾ Fries
ûns
[gewicht]
-
▾ ons
[voornaamwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
ensi
[wij, ons]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Negerhollands
ons, on
[gebruikt als voornaamwoord voor alle naamvallen, getallen en geslachten: wij, ons, onze]
datering: 1753 (1751-1800)
etymologie: ons (old 1776, Hesselin 1905, Robertson 1989, djdj 1926, Rossem 1996: 87), on (djdj 1926), waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 Rossem 1996 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989, Rossem 1996: 87)
-
▾ Skepi-Nederlands
ons
[wij, ons]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Chinees-Maleis
ons, onse
[bezittelijk voornaamwoord]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Berbice-Nederlands
ensi
[wij, ons]
-
▾ onschoon
[niet schoon, vies]
-
▾ Negerhollands
onskoon
[niet schoon, vies]
-
▾ Negerhollands
onskoon
[niet schoon, vies]
-
▾ onschuld
[argeloosheid, staat van iemand die geen kwaad heeft gedaan]
-
▾ Negerhollands
onskuld
[argeloosheid, staat van iemand die geen kwaad heeft gedaan]
-
▾ Negerhollands
onskuld
[argeloosheid, staat van iemand die geen kwaad heeft gedaan]
-
▾ onschuldig
[geen kwaad bedreven hebbend, onschadelijk]
-
▾ Negerhollands
onskuldig, onskyldig
[geen kwaad bedreven hebbend, onschadelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: onskuldig (old 1776), onskyldig (Hesseling 1905: 213)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 213)
-
▾ Negerhollands
onskuldig, onskyldig
[geen kwaad bedreven hebbend, onschadelijk]
-
▾ onsterfelijk
[niet sterfelijk]
-
▾ Negerhollands
onsterflik
[niet sterfelijk]
-
▾ Negerhollands
onsterflik
[niet sterfelijk]
-
▾ onstuimig
[wild]
-
▾ Fries
ûnstumich
[in heftige beweging verkerend]
-
▾ Fries
ûnstumich
[in heftige beweging verkerend]
-
▾ onsturig
[(verouderd) onstuimig]
-
▾ ont-
[voorvoegsel in werkwoorden ter aanduiding van scheiding, ontkenning, begin]
-
▾ ontberen
[missen]
-
▾ Deens
undvære
[missen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre middeldansk untvære 'undvære, tåle at savne, afstå fra, afstå' omdannet efter være af ældre *untbære ¯ nedertysk untberen, entberen 'undvære, afstå, lade bære bort' ¯ fællesgermansk *andaberan 'lade bære bort, bære bort' sammensat af *andá- (jf. und-) + *beran (jf. bære)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
umbära
[missen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. umbära 'umbära; mista; försaka; undgå'; av lågty. umberen, untberen 'sakna; umbära'; jfr undvara
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
undvara
[missen]
datering: 1786 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1786; av da. undvære med samma bet.; efter lågty. untberen, se umbära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unnvære
[missen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: i=omdannet med være etter lty ent- el. untberen sm o s ty. entbehren; FuT: umgebildet nach være uden' von mnd. umberen, nebenform zu untberen, entberen (holl. ontberen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Fries
ûntbeare
[missen]
-
▾ Deens
undvære
[missen]
-
▾ ontbering
[toestand waarin men noodzakelijke levensbehoeften moet missen]
-
▾ Fries
ûntbearing
[toestand waarin men noodzakelijke levensbehoeften moet missen]
-
▾ Fries
ûntbearing
[toestand waarin men noodzakelijke levensbehoeften moet missen]
-
▾ ontbijt
[eerste maaltijd van de dag]
-
▾ Fries
ûntbyt, moarnûntbyt
[eerste maaltijd van de dag]
-
▾ Fries
ûntbyt, moarnûntbyt
[eerste maaltijd van de dag]
-
▾ ontbijten
[ochtendmaal eten]
-
▾ Fries
ûntbite
[ochtendmaal eten]
-
▾ Fries
ûntbite
[ochtendmaal eten]
-
▾ ontbijtkoek
[bepaalde soort koek zoals men bij het ontbijt gebruikt]
-
▾ Fries
ûntbytkoeke
[bepaalde soort koek zoals men bij het ontbijt gebruikt]
-
▾ Indonesisch
ombaykuk
[bepaalde soort koek zoals men bij het ontbijt gebruikt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Fries
ûntbytkoeke
[bepaalde soort koek zoals men bij het ontbijt gebruikt]
-
▾ ontboezeming
[uiting van wat in het gemoed ontstaat]
-
▾ Fries
ûntboezeming
[uiting van wat in het gemoed ontstaat]
-
▾ Fries
ûntboezeming
[uiting van wat in het gemoed ontstaat]
-
▾ ontbreken
[mankeren]
-
▾ Fries
ûntbrekke
[mankeren]
-
▾ Fries
ûntbrekke
[mankeren]
-
▾ ontdekken
[bespeuren]
-
▾ Petjoh
ondèk
[ontdekt, betrapt, ontmaskerd]
etymologie: bepekken = samenstelling van betrappen en ontdekken, 'op heterdaad betrapt'
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
ondèk
[ontdekt, betrapt, ontmaskerd]
-
▾ ontdooien
[vloeibaar worden van ijs]
-
▾ Sranantongo
ontdoi
[vloeibaar worden van ijs]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
ontdoi
[vloeibaar worden van ijs]
-
▾ ontembaar
[niet te temmen]
-
▾ Japans
otenba
[brutaal en ondeugend meisje]
etymologie: Verouderd: otemuba, tenba. This curious word is often said to be a corruption of the D. adjective 'ontembaar', i.e. indomitable, uncontrollable (used of persons, animals and passions). The word is written with one hiragana (cursive syllabary) sign, viz.'o', and two Ch. characters representing the syllables ten and ba; according to the writing the meaning of the word would be 'honorable revolving old woman' which, indeed, does not make much sense! Already in the Genroku era (1688-1703) the form tenba is found; Chikamatsu Monzaemon (1653-1725), the 'Japanese Shakespeare', uses tenba-me (-me is a pejorative suffix meaning something like 'bitch') in one of his plays. The use of the form tenba clearly indicates that the syllable 'o' was considered to be an honorific prefix, but this phenomenon can hardly serve as evidence to show that the word was not borrowed from the D. Een van de mooiste uitleenwoorden komt uit Azië: het is het Japanse woord otenba, dat teruggaat op het Nederlandse ontembaar. Verschillende correspondenten hebben op dit woord gewezen, en bijna allemaal stuurden ze commentaar mee: ‘Het wordt gebruikt als een meisje wat gemakkelijk in de omgang met mannen, “wild”, is.’ ‘Het betreft een vrouw die zich ongeremd, vrijpostig gedraagt.’ ‘Voor een vrouw die haar mannetje staat.’ ‘Het wordt gebruikt voor een “tomboy”, een wilde meid.’ En tot slot: ‘Ik heb me laten vertellen dat de uitdrukking is overgenomen van de oude zeevaarders. Die namen soms hun vrouwen mee op de schepen en de Japanners vonden de dames brutaal en bemoeizuchtig. De zeelieden zouden gezegd hebben dat ze ontembaar (otenba) waren.’ Volgens de japanoloog Frits Vos is het niet honderd procent zeker dat het Nederlandse woord ontembaar de grondslag vormt van het Japanse otenba, maar een andere verklaring is tot op heden niet gevonden.
bron: Sijs 2006a Vos 1963 (Vos 1963, 1989; Van der Sijs 2006)
-
▾ Japans
otenba
[brutaal en ondeugend meisje]
-
▾ ontevreden
[niet tevreden, niet geneigd zich te schikken in de eigen omstandigheden]
-
▾ Negerhollands
ontoevreden
[niet tevreden, niet geneigd zich te schikken in de eigen omstandigheden]
-
▾ Negerhollands
ontoevreden
[niet tevreden, niet geneigd zich te schikken in de eigen omstandigheden]
-
▾ ontgaan
[van iets weggaan]
-
▾ Deens
undgå
[vermijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre middeldansk undgaa 'undgå' ¯ nedertysk *untg¤n, entg¤n 'undgå' ¯ fællesgermansk *andagaian 'undgå', egl. 'gå bort fra'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Zweeds
undgå
[vermijden, ontlopen, ontkomen aan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untganga; efter lågty. entgan med samma bet.; jfr oundgänglig
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unngå
[ontsnappen aan, vermijden, ontlopen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty entgehen; FuT: anord. ganga undan = mnd. entgân, nhd. entgehen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
undgå
[vermijden]
-
▾ ontgelden
[moeten boeten]
-
▾ Zweeds
umgälla
[boeten voor, bekopen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untgiälda, umgiälda; av lågty. untgelden 'betala för; umgälla'; jfr gälda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unngjelde
[boeten voor]
etymologie: BO: fra lty, gjelde besl m ty. Geld 'penger'; FuT: von mnd. entgelden, 'büssen für' (holl. ontgelden).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
undgælde
[boeten voor]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: DDO: efter middelnedertysk untgelden 'bøde for', egentlig 'betale for'
bron: Hjorth 2003-2005 (DDO)
-
▾ Zweeds
umgälla
[boeten voor, bekopen]
-
▾ ontheiligen
[ontwijden]
-
▾ Negerhollands
ontheilig
[ontwijden]
-
▾ Negerhollands
ontheilig
[ontwijden]
-
▾ onthouden
[niet geven]
-
▾ Negerhollands
onthou van
[niet geven]
-
▾ Negerhollands
onthou van
[niet geven]
-
▾ onthulling
[openbaarmaking van een geheim of van iets dat nog onbekend was]
-
▾ Fries
ûnthulling
[openbaarmaking van een geheim of van iets dat nog onbekend was]
-
▾ Fries
ûnthulling
[openbaarmaking van een geheim of van iets dat nog onbekend was]
-
▾ ontkomen
[ontsnappen]
-
▾ Deens
undkomme
†verouderd
[ontsnappen]
-
▾ Noors
unnkomme
[ontsnappen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. entkommen; FuT: anord. komast undan = mnd. entkomen, nhd. entkommen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
undkomma
[ontsnappen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untkomma; efter lågty. entkommen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
undkomme
†verouderd
[ontsnappen]
-
▾ ontlopen
[ontsnappen aan]
-
▾ Deens
undløbe
[ontsnappen aan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af und- og vb. løbe, dannet efter nedertysk entlopen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ûntrinne
[ontsnappen aan]
-
▾ Negerhollands
ontloop
[ontsnappen aan]
-
▾ Deens
undløbe
[ontsnappen aan]
-
▾ ontmoeten
[toevallig tegenkomen]
-
▾ Negerhollands
ontmuet
[toevallig tegenkomen]
-
▾ Negerhollands
ontmuet
[toevallig tegenkomen]
-
▾ ontoerekenbaar
[niet als schuldig aangerekend kunnende worden]
-
▾ Duits
unzurechnungsfähig
[niet als schuldig aangerekend kunnende worden]
datering: 1851-1900
etymologie: unzurechnungsfähig (1.H.19.Jh.; DWb) Lehnübers. von nl. ontoerekenbar, zunächst auch >was nicht zugerechnet werden kann<, heute nur >geistig gestört oder zurückgeblieben< und insofern nicht rechtsfähig. Seltener zurechnungsfähig (DWb).
bron: Paul 2002 (Paul)
-
▾ Duits
unzurechnungsfähig
[niet als schuldig aangerekend kunnende worden]
-
▾ ontogenese
[ontwikkeling van een levend wezen]
-
▾ Indonesisch
ontogénése
[ontwikkeling van een levend wezen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ontogénése
[ontwikkeling van een levend wezen]
-
▾ ontologie
[leer van het zijn]
-
▾ Indonesisch
ontologi
[leer van het zijn]
-
▾ Indonesisch
ontologi
[leer van het zijn]
-
▾ ontroeren
[in het gemoed treffen]
-
▾ Fries
ûntroere
[in het gemoed treffen]
-
▾ Fries
ûntroere
[in het gemoed treffen]
-
▾ ontroering
[aangedaanheid van het gemoed]
-
▾ Fries
ûntroering
[aangedaanheid van het gemoed]
-
▾ Fries
ûntroering
[aangedaanheid van het gemoed]
-
▾ ontrouw
[schennis van de trouw]
-
▾ Negerhollands
ontrouw, ongetrouw
[schennis van de trouw]
-
▾ Negerhollands
ontrouw, ongetrouw
[schennis van de trouw]
-
▾ ontschuldigen
[verontschuldigen]
-
▾ Deens
undskylde
[verontschuldigen, goedpraten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af und- og skylde, dannet efter nedertysk entschulden egl. 'fritage for skyld'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
undskylla sig
[zich verontschuldigen, zich vrijpleiten]
datering: 1585 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1585; efter lågty. (sik) untschulden 'fritaga (sig) från skuld'; jfr ty. entschuldigen 'ursäkta'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unnskylde
[verontschuldigen, van schuld vrijspreken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. entschuldigen; FuT: von mnd. entschulden 'von einer beschuldigung frei machen' (holl. ontschuldigen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
undskylde
[verontschuldigen, goedpraten]
-
▾ ontslaan
[zich bevrijden van]
-
▾ Deens
undslå
[weigeren, ergens tegen zijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af und- og vb. slå, dannet efter nedertysk sik entslân 'befri sig for' egl. 'slå bort'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Fries
ûntslaan
[zich bevrijden van]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Deens
undslå
[weigeren, ergens tegen zijn]
-
▾ ontslag
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Papiaments
òntslag
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Ambons-Maleis
ons, onslag
[gezegd van iets wat niet meer dienen kan]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Indonesisch
onslah
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Jakartaans-Maleis
onslah
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Javaans
onslah
[ontslagen]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
ontslak
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Madoerees
onsla, onslah
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
afleidingen en samenstellingen: ngonsla = iemand uit zijn betrekking ontslaan
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Makassaars
onsalấ
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat; ontslagen]
afleidingen en samenstellingen: angngonsalấ = ontslaan uit een betrekking
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
ontslak
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Soendanees
onslah
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Surinaams-Javaans
ontslakh
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat; ontslagen]
-
▾ Ternataans-Maleis
ontslak
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ Papiaments
òntslag
[daad waarbij men iemand uit zijn ambt, functie ontslaat]
-
▾ ontsteld
[van zijn stuk gebracht, van streek]
-
▾ Fries
ûntsteld
[van zijn stuk gebracht, van streek]
-
▾ Fries
ûntsteld
[van zijn stuk gebracht, van streek]
-
▾ ontucht
[onkuisheid]
-
▾ Deens
utugt
[onkuisheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af u- og tugt efter nedertysk untucht
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
utukt
[onkuisheid]
-
▾ Deens
utugt
[onkuisheid]
-
▾ ontuig
[uitschot]
-
▾ Noors
utøy
[ongedierte; uitschot]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: hat seine form von mnd. untûch (neund. untüg, holl. ontuig) 'schlechtes zeug, plunder', während die beteutung von dem unter utyske zu behandeln wort für 'ungeziefer' stammt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
utøj
[0]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD weet niet zeker of het om een erf- of leenwoord gaat: vel dannen til Tøj (…) ell. fra nt. untüg, mnt. untuch. FuT: hat seine form von mnd. untûch (neund. untüg, holl. ontuig) 'schlechtes zeug, plunder', während die beteutung von dem unter utyske zu behandeln wort für 'ungeziefer' stammt.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Noors
utøy
[ongedierte; uitschot]
-
▾ ontvallen
[ondoordacht of bij vergissing geuit worden]
-
▾ ontvangen
[als zijn deel krijgen]
-
▾ Deens
undfange
[concipiëren, opvatten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre middeldansk undfange, undfaa 'undfange, blive befrugtet', egl. 'modtage' ¯ nedertysk untfangen, untv¤n 'undfange, modtage' ¯ fællesgermansk *andafangán, *andafán´an 'modtage', egl. 'gribe over imod'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
unnfange
[zwanger worden; uitbroeden (van idee)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. empfangen, 'motta'); FuT: von mnd. entvangen, entvân 'empfangen, schwanger werden' (holl. ontvangen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
undfägna
[onthalen, vergasten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untfäghna; ombildn., efter fägna, av lågty. untvangen 'mottaga; hälsa'; jfr undfå
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
undfå
[als zijn deel krijgen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untfa; efter lågty. untfan 'mottaga'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
ontvang, ontfang
[concipiëren, opvatten, krijgen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ontvang (old 1776), ontfang (Hesseling 1905; 186). old 1776: ontvangenis = die dag toen em ka kom swaar
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Deens
undfange
[concipiëren, opvatten]
-
▾ ontvanger
[ambtenaar belast met het in ontvangst nemen van bepaalde belasting- en lesgelden]
-
▾ Papiaments
ontvanger, òntfanger
[ambtenaar belast met het in ontvangst nemen van bepaalde belasting- en lesgelden]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ontvanger, òntfanger
[ambtenaar belast met het in ontvangst nemen van bepaalde belasting- en lesgelden]
-
▾ ontvangst(bewijs)
[reçu]
-
▾ Indonesisch
onvang
[reçu van de politie wanneer een rijbewijs of nummerbewijs wordt geconfisqueerd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
onvang
[reçu van de politie wanneer een rijbewijs of nummerbewijs wordt geconfisqueerd]
-
▾ ontvlammen
[vlam vatten]
-
▾ Negerhollands
ontvlam
[vlam vatten]
-
▾ Negerhollands
ontvlam
[vlam vatten]
-
▾ ontvlieden
[ontvluchten, ontwijken]
-
▾ Zweeds
undfly
[ontvluchten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untflyia; efter lågty. entvlen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unnfly
[ontvluchten, ontwijken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. entfliehen; FuT: = mnd. entvlén, nhd. entfliehen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
undfly
†verouderd
[ontvluchten, ontwijken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; verbastering
etymologie: OOD: efter mnt. entvlen, jf. hty. entfliehen, holl. ontvlieden. Is een verbastering omdat "und/unn" van het Oudnoords komt! (Stefan)
bron: Dahlerup 1919-1956 (DDO, OOD)
-
▾ Zweeds
undfly
[ontvluchten]
-
▾ ontwijk
[het ontwijken; plaats waar men iets ontwijkt]
-
▾ Fries
ûntwyk
[het ontwijken; plaats waar men iets ontwijkt]
-
▾ Fries
ûntwyk
[het ontwijken; plaats waar men iets ontwijkt]
-
▾ ontwijken
[voor iets of iemand uit de weg gaan]
-
▾ Zweeds
undvika
[vermijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untvika; efter lågty. entwiken med samma bet.; jfr 1undan, 1vika
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
unnvike
[uit de weg gaan, vermijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. entweichen
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
undvige
[voor iets of iemand uit de weg gaan; vermijden; ontspannen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: DDO: efter middelnedertysk entwiken, af und- og vige, jævnfør unddrage
bron: Hjorth 2003-2005 (DDO)
-
▾ Zweeds
undvika
[vermijden]
-
▾ ontzag
[eerbied]
-
▾ Fries
ûntsach
[eerbied]
bron: Århammar 2003 Philippa 2003-2009 (EWN, Arhammar)
-
▾ Duits
Ontzag, Entsach, Untsach
(dialect)
[eerbied]
etymologie: Smet 92/83: Westmünsterland, Foerste: Fast ausgestorben; aus Rysum (Krh.) hörte ich es noch in der Form Entsach. Untsach ist im Reiderl. vereinzelt den Alten, die noch nl. Gottesdienste mitgemacht haben, als nl. Wort bekannt, z.B. aus Psalm 68, 10 (in der bei der Reformierten Kirche früher gebräuchlichen nl. Psalmberijming). Schlüter: in Vreden und Umgebung bei der älteren Generation, gelegentlich auch in Oeding und Stadtlohn.
bron: Foerste 1938 Schlüter 1952 Smet 1983 Smet 1992 (Smet 92, Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Fries
ûntsach
[eerbied]
-
▾ ontzaglijk
[vreesverwekkend, groots, indrukwekkend]
-
▾ Duits
untsaggelk
[ontzettend, gewelig, zeer]
-
▾ Duits
untsaggelk
[ontzettend, gewelig, zeer]
-
▾ ontzeggen
[trouw of vriendschap opzeggen]
-
▾ Deens
undsige
[trouw of vriendschap opzeggen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af und- og sige, dannet efter nedertysk untseggen 'opsige venskab'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
unnsi
[laten varen, opzeggen, zich sterk distantiëren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. (sich) entsehen; FuT: ist mnd. entseggen , 'absagen, die freundschaft, ein bündnis, den frieden aufkündigen' (holl. ontzeggen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
undsige
[trouw of vriendschap opzeggen]
-
▾ ontzetten
[bevrijden, te hulp schieten, redden]
-
▾ Deens
undsætte
[bevrijden, te hulp schieten, redden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af und- og sætte, dannet efter nedertysk entsetten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
unnsette
[bevrijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, sm o s ty. entsetzen; FuT: von mnd. entsetten 'befreien, retten' (holl. ontzetten').
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
undsätta
[bevrijden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. untsätia; av lågty. untsetten 'befria'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
undsætte
[bevrijden, te hulp schieten, redden]
-
▾ ontzettend
[schrik inboezemend; zeer]
-
▾ Duits
entsettent
†verouderd
(dialect)
[verschrikkelijk, zeer]
etymologie: Das adj. könnte an sich aus dem part. prs. des ostfries. Verbs ent-, ontsetten "sich erschrecken" (mnd. entsetten) gebildet sein. Wahrscheinlich ist jedoch, daß es unmittelbar eine Entlehnung des ser häufig gebrauchten nl. ontzettend ist.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
entsettent
†verouderd
(dialect)
[verschrikkelijk, zeer]
-
▾ ontzien
[sparen]
-
▾ Deens
undse
[schromen, vrezen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: efter nedertysk sik entsên egl. 'vende blikket bort fra'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
unnse
[vrezen; (wederkerend) zich schamen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: von mnd. (sik) entsên, 'scheu, ehrfurcht, respekt haben vor' (holl. ontzien)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
undseende
[consideratie, toegevendheid]
datering: 1793 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; afleiding
etymologie: sedan 1793; till äldre sv. undse 'överse'; ur lågty. untsen med samma bet.
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
undse
[schromen, vrezen]
-
▾ onveranderlijk
[niet aan verandering onderhevig]
-
▾ Negerhollands
onveranderlik
[niet aan verandering onderhevig]
-
▾ Negerhollands
onveranderlik
[niet aan verandering onderhevig]
-
▾ onverbiddelijk
[niet over te halen]
-
▾ Fries
ûnferbidlik
[niet over te halen]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnferbidlik
[niet over te halen]
-
▾ onverdraaglijk
[niet te verdragen]
-
▾ Negerhollands
onverdraaglik
[niet te verdragen]
-
▾ Negerhollands
onverdraaglik
[niet te verdragen]
-
▾ onverdroten
[niet ontmoedigd]
-
▾ Deens
ufortrøden
[niet ontmoedigd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af u- og en gammel perf.ptc. af fortryde, dannet efter nedertysk unvordroten
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
oförtruten
[niet ontmoedigd]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1541; efter lågty. unvordroten med samma bet.; till förtryta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
ufortrøden
[niet ontmoedigd, onverstoorbaar]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty, av foreld fortryte 'gjøyre el. bli ergerlig'; FuT: gebildet nach mnd. unvordroten (holl. onverdroten).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ufortrøden
[niet ontmoedigd]
-
▾ onvergankelijk
[niet vergankelijk, niet voorbijgaand]
-
▾ Negerhollands
onverganglik
[niet vergankelijk, niet voorbijgaand]
-
▾ Negerhollands
onverganglik
[niet vergankelijk, niet voorbijgaand]
-
▾ onverhoeds
[plotseling]
-
▾ Duits
onverhüts
(dialect)
[plotseling]
etymologie: Bister, gebaseerd op woordenboek van W. Hermes: Krieewelsch van A bes Z. Ein Wörterbuch, Krefeld, 1978
bron: Bister-Broosen 1989 (Bister)
-
▾ Duits
onverhüts
(dialect)
[plotseling]
-
▾ onverlaat
[slechte kerel]
-
▾ Fries
ûnferlaat
[slechte kerel]
-
▾ Fries
ûnferlaat
[slechte kerel]
-
▾ onvermijdelijk
[niet vermeden kunnende worden]
-
▾ Fries
ûnfermijlik
[niet vermeden kunnende worden]
-
▾ Fries
ûnfermijlik
[niet vermeden kunnende worden]
-
▾ onverrichter zake
[zonder het beoogde doel bereikt te hebben]
-
▾ Noors
med uforrettet sak
[zonder het beoogde doel bereikt te hebben]
-
▾ Noors
med uforrettet sak
[zonder het beoogde doel bereikt te hebben]
-
▾ onverschillig
[geen belangstelling tonend]
-
▾ Duits
onverschillig, unverschillig
(dialect)
[geen belangstelling tonend, onbeschoft, roekeloos, moedwillig]
etymologie: RhWB: unver-schillig nach dem Ndl. -elīχ, –e- Kemp (-ø- UWeiden), Geld, Klev, Rees Adj.: gleichgültig. Foerste: Das Wort wird im Krh., Reiderl. und auf Borkum gebraucht.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, RhWB, Foerste, Schlüter)
-
▾ Fries
ûnferskillich
[geen belangstelling tonend]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Papiaments
ònferskeleg
[onachtzaam, slordig; geen belangstelling tonend]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
onverschillig, unverschillig
(dialect)
[geen belangstelling tonend, onbeschoft, roekeloos, moedwillig]
-
▾ onverschilligheid
[het onverschillig-zijn]
-
▾ Fries
ûnferskillichheid
[het onverschillig-zijn]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnferskillichheid
[het onverschillig-zijn]
-
▾ onverschrokken
[zich niet latende verschrikken]
-
▾ Fries
ûnferskrokt, ûnferskrokken
[zich niet latende verschrikken]
-
▾ Fries
ûnferskrokt, ûnferskrokken
[zich niet latende verschrikken]
-
▾ onverstand
[domheid]
-
▾ Negerhollands
onverstand
[domheid]
-
▾ Negerhollands
onverstand
[domheid]
-
▾ onverstandig
[zijn verstand niet gebruikend of daarvan blijk gevend]
-
▾ Negerhollands
onverstandig
[zijn verstand niet gebruikend of daarvan blijk gevend]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: em no ha verstand
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 269)
-
▾ Negerhollands
onverstandig
[zijn verstand niet gebruikend of daarvan blijk gevend]
-
▾ onvertogen
[ongepast; ogenblikkelijk]
-
▾ Deens
ufortøvet
†verouderd
[ogenblikkelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: omdannet efter tøve af ældre nydansk ufortøwret, ufortøgred ¯ efter nedertysk unvortogert, unvortoget 'uforsinket' sammensat af un- 'u-' + en afledning af vortogen 'forsinke, udsætte'; vorm beïnvloed door tøve, die ‘talmen, dralen, wachten’
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fries
ûnfer'togen
[ongepast, onkies]
-
▾ Zweeds
oförtövad
[onverwijld, zonder dralen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ofortövadher; efter lågty. unvortoget med samma bet., till vortogen 'uppskjuta', med anslutning till töva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ufortøvet
†verouderd
[ogenblikkelijk]
-
▾ onverwacht(s)
[zonder verwacht te zijn, opeens]
-
▾ Sranantongo
onfruwakti
[zonder verwacht te zijn, opeens; verrassen, verrassing]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
onverdacht
[zonder verwacht te zijn, opeens]
-
▾ Papiaments
ònferwagt
[zonder verwacht te zijn, opeens]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
Ampruwag
[Onverwacht (plaatsnaam)]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
onfruwakti
[zonder verwacht te zijn, opeens; verrassen, verrassing]
-
▾ onverwrikbaar
[vast, stellig]
-
▾ Fries
ûnferwrikber
[vast, stellig]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnferwrikber
[vast, stellig]
-
▾ onverzettelijk
[standvastig]
-
▾ Fries
ûnfersetlik
[standvastig]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnfersetlik
[standvastig]
-
▾ onvolkomen
[niet volkomen]
-
▾ Negerhollands
onvolkom
[niet volkomen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: die no ben volkom
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
onvolkom
[niet volkomen]
-
▾ onvolkomenheid
[het onvolkomen zijn, iets wat niet goed is aan een zaak]
-
▾ Negerhollands
onvolkomenheit
[het onvolkomen zijn, iets wat niet goed is aan een zaak]
-
▾ Negerhollands
onvolkomenheit
[het onvolkomen zijn, iets wat niet goed is aan een zaak]
-
▾ onvolledig
[waaraan iets ontbreekt of wat niet toereikend is]
-
▾ Fries
ûnfolledich
[waaraan iets ontbreekt of wat niet toereikend is]
-
▾ Fries
ûnfolledich
[waaraan iets ontbreekt of wat niet toereikend is]
-
▾ onvoordacht
[(verouderd) niet op rekenend, onverwacht]
-
▾ onvrede
[ruzie, onbehagen]
-
▾ Negerhollands
onvred(e)
[ruzie, onbehagen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: sender no leev fraai mee malkander
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
onvred(e)
[ruzie, onbehagen]
-
▾ onvruchtbaar
[ongeschikt voor, niet in staat tot voortplanting]
-
▾ Negerhollands
onvruchtbaar
[ongeschikt voor, niet in staat tot voortplanting]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: die land no draag fraai
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
onvruchtbaar
[ongeschikt voor, niet in staat tot voortplanting]
-
▾ onwaard
[het genoemde niet waard]
-
▾ Negerhollands
onweert
[het genoemde niet waard]
-
▾ Negerhollands
onweert
[het genoemde niet waard]
-
▾ onwaardig
[het genoemde niet waard zijnde]
-
▾ Negerhollands
onwaardig
[het genoemde niet waard zijnde]
-
▾ Negerhollands
onwaardig
[het genoemde niet waard zijnde]
-
▾ onweer
[donderbui]
-
▾ Sranantongo
onweri
[donderbui]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Papiaments
onweer
†verouderd
[donderbui]
-
▾ Sranantongo
onweri
[donderbui]
-
▾ onwennig
[niet gewend, verlegen]
-
▾ Fries
ûnwennich
[niet gewend, verlegen]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnwennich
[niet gewend, verlegen]
-
▾ onwetend
[geen kennis bezittend]
-
▾ Negerhollands
onweetend
[geen kennis bezittend]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776 ook: mi no a weet die beeter
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
onweetend
[geen kennis bezittend]
-
▾ onwetendheid
[onbekendheid met iemand of iets]
-
▾ Zweeds
ovetenhet
[onbekendheid met iemand of iets]
datering: 1529 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1529; av lågty. unwetenheit med samma bet.; till veta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
onwetenheit
[onbekendheid met iemand of iets]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776: tijd van onwetendheid = blinde tied
bron: Oldendorp 1996 (old1776)
-
▾ Zweeds
ovetenhet
[onbekendheid met iemand of iets]
-
▾ onwezenlijk
[niet werkelijk bestaand]
-
▾ Fries
ûnwezenlik
[niet werkelijk bestaand]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ûnwezenlik
[niet werkelijk bestaand]
-
▾ onwillig
[niet gewillig]
-
▾ Negerhollands
ongewillig
[niet gewillig]
-
▾ Negerhollands
ongewillig
[niet gewillig]
-
▾ onwrikbaar
[onomstotelijk, onwankelbaar]
-
▾ Duits
unwrickbaar
(dialect)
[standvastig, vast]
etymologie: Gegenwärtig nur im Reiderl. Anm. Die Bildung wäre an sich auch ostfries. möglich. Da aber wricken in der allg. Bedeutung "losrütteln" jetzt nur im Nl. bekannt ist, ferner das Wort in Ostfriesl. aus der Kirchensprache zu kommen scheint (D-K unwrikbar gelofe), ist Entlehnung aus dem Nl. wahrscheinlicher.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
unwrickbaar
(dialect)
[standvastig, vast]
-
▾ onyx
[steensoort]
-
▾ Indonesisch
oniks
[steensoort]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oniks
[steensoort]
-
▾ onzalig
[ellendig, ongelukkig]
-
▾ Negerhollands
onsalig
[ellendig, ongelukkig]
-
▾ Negerhollands
onsalig
[ellendig, ongelukkig]
-
▾ onzaligheid
[het onzalig zijn; rampspoed, ellende]
-
▾ Negerhollands
onsaligheit
[het onzalig zijn; rampspoed, ellende]
-
▾ Negerhollands
onsaligheit
[het onzalig zijn; rampspoed, ellende]
-
▾ onzichtbaar
[niet te zien]
-
▾ Papiaments
ònsehbar, ònsembar
[niet te zien]
etymologie: Alleen in de uitdrukking 'hañabu den un kamisa di ònsehbar / ònsembar'. Eigenlijk is het een uitdrukking in het spaans: 'meterse en camisa de once varas' (in moeilijkheden geraken). Het woord 'onzichtbaar' heeft niets met de betekenis te maken, maar lijkt alleen toevallig enigszins op 'once varas', en is dus ook als 'ònsehbar' geherinterpreteerd.
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ònsehbar, ònsembar
[niet te zien]
-
▾ oog
[gezichtsorgaan; voorwerp in de vorm daarvan]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
ooch
[gezichtsorgaan; voorwerp in de vorm daarvan]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
hogo
†verouderd
[gezichtsorgaan]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
etymologie: Valls 1981: from Spanish 'ojo' = eye.
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Skepi-Nederlands
hogo
[gezichtsorgaan]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Negerhollands
oogo, hoogo, hogo, oog
[gezichtsorgaan]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: bril = (hogokika, ogokika), samenstelling van 'oog' en 'kijker'. old 1776: oogappel = die appel van die hoogo
etymologie: oogo, hoogo (old 1776), hogo, oog (Hesseling 1905), hogo (djdj 1926, Robertson 1989). 'hoogo' wordt ook gebruikt in de betekenis van 'bloemknop'. Hesseling 1905, p34: ik kan er niets aan doen dat ik 't zie (zegswijze) = hogo no hab deer = (letterlijk:) 't oog heeft geen deur. Hesseling 1905: 198: spreekwoord: oog om oog, tand om tand = oog voor oog en tand voor tand.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Sranantongo
oki
[oogje met haak]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Russisch
ógon
[oog aan het eind van een stag]
etymologie: Aus ndl. oogen von oog 'Auge', s. Matzenauer LF. 11,346, Meulen 142. Oog. In vele gevallen heeft men nodig, om aan het end van een touw een oog te maken, wat geschiedt door de oogsplitsing. P. M. blz. 134. Russ. ógon, oeillet, uit de Holl. plur. oog en. V. verklaart: kol'ce, sdèiannoe v konce iii v seredine sna-sti (ring, gemaakt in het eind of in het midden van touwwerk). J. vermeldt nog Russ. ogon u sttaga, oog van het stag, oeillet d'etai, en 1). Ogon grotstaga, oog van het groote stag, vgl. P. M. blz. 1G8: in het bovenend van liet stag wordt een oog gemaakt....
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Vd Meulen 1909)
-
▾ Fries
ooch
[gezichtsorgaan; voorwerp in de vorm daarvan]
-
▾ oogappel
[oogbol]
-
▾ Deens
øjeæble
[oogbol]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; leenvertaling
etymologie: fra nedertysk ôgappel 'øjeæble' sammensat af ôg, ôge 'øje' + appel 'æble'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
øyeeple
[oogbol]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: FuT: gibt nhd. Augapfel oder mnd. ôg(e)appel' (holl. oogappel) wieder
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
øjeæble
[oogbol]
-
▾ oogbout
[van een oog voorziene bout]
-
▾ Russisch
ógbolt
[van een oog voorziene bout]
etymologie: Aus ndl. oogbout dass., nach bolt, s. Matzenauer LF. 11,345, Meulen 142. Vd Meulen 1909: Oogbout. Bout, eindigend in een daaraan gesmeed oog van dezelfde ijzerdikte als de; bout zelf. Hij honderden worden deze bouten in een enkel schip gebruikt. T. Russ. ogbóll', cheville a oeillet. Ontbreekt in I). De laatste lettergreep is door Eng. bol f. beinvloed, z. Bout (1).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Vd Meulen 1909)
-
▾ Russisch
ógbolt
[van een oog voorziene bout]
-
▾ oogmerk
[bedoeling, intentie; (verouderd) aandacht]
-
▾ Duits
Augenmerk
[aandacht]
datering: 1651-1700
etymologie: Augenmerk >Zielpunkt der Aufmerksamkeit< (im 17.Jh. <nl. oogmerk ) sein A. richten auf; früher auch >Absicht, Anliegen< Sein einziges Ziel und Augenmerk (Eichendorff; WdG); verdeutlicht Hauptaugenmerk (1805 Goethe)
bron: Paul 2002 (Paul)
- ▾ Noors øyemerke [0]
-
▾ Deens
øjemærke
[onderwerp van aandacht]
-
▾ Negerhollands
oogmerk
[aandacht]
-
▾ Duits
Augenmerk
[aandacht]
-
▾ oogst
[het inzamelen van gewassen]
-
▾ Duits
Aust, Oost, Ost
(dialect)
[(tabaks)oogst, het inzamelen van gewassen]
datering: 1525 (1501-1550)
afleidingen en samenstellingen: Austbier=oogstbier, oogstfeest
etymologie: Wiese: Das aus dem Ndl. stammende Wort gehört zu mlat. augustus, vulgärlat. agustus; die monophthongische Form Oost entspricht südndl. oest. Teuchert: märkisch/Grenzstriche des lübeckischen Staatsgebiets/Dithmarschen/Mecklenburg/Pommern: "Es handelt sich um das ndl. Wort O o s t m. Ernte (s. Kart 7). Dieses breitet sich gegenwärtig in den Formen Aust und Oost an der Ostsee vom westlichen Mecklenburg mit Ausläufern ins lübekische Staatsgebiet hinein bis zur ostpreußischen Grenze gegen Litauen aus (….) " Bischoff: Oest, uust, ogest, oeugst usw. haben die niederländischen Siedler mitgebracht. Die Niederländer haben heute noch oogst für die Ernte und oogsten für ernten. Das Siedlerwort hat sich später außerordentlich stark ausgebreitet, der Atlas der Deutschen Volkskunde zeigt Aust, Ausbier "Erntefest" auch im Lüneburgischen Wendland
bron: Frings 1966 Smet 1983 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Teuchert, Wiese, FrL, Smet 83, Bischoff)
-
▾ Negerhollands
oogst
[het inzamelen van gewassen]
datering: 1905 (1901-1950)
etymologie: Hesseling 1905: 265: oogst = krop. oogsttijd = kroptijd.
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 208)
-
▾ Duits
Aust, Oost, Ost
(dialect)
[(tabaks)oogst, het inzamelen van gewassen]
-
▾ ooievaar
[reigerachtige]
-
▾ ooit
[te eniger tijd]
-
▾ Fries
oait
[te eniger tijd]
-
▾ Duits
ooit
†verouderd
(dialect)
[te eniger tijd]
etymologie: Das Wort ist heute im Krh., Reiderl. und auf Borkum bekannt, veraltet aber langsam.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Berbice-Nederlands
oiti
[te eniger tijd]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Negerhollands
ooit
[te eniger tijd]
-
▾ Sranantongo
oiti
[te eniger tijd]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Fries
oait
[te eniger tijd]
-
▾ ook
[bovendien]
-
▾ Berbice-Nederlands
oko
[bovendien]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Negerhollands
ook, okā
[bovendien]
datering: 1770 (1751-1800)
status: verbastering
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905, Magens 1770: ook = ookal. Magens 1770: zo ook = soo ok
etymologie: ook (Magens 1770, old 1776), okā (djdj 1926). old 1776: net als, zoals = soo ook. erbastering van het oudere Nederlandse woord 'ookal'. old 1776: ik ook = mi ookal
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
owktu
[bovendien]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Berbice-Nederlands
oko
[bovendien]
-
▾ oom
[broer van vader of moeder]
-
▾ Engels
oom
[beleefde aanspreekvorm voor oudere man]
<via Afrikaans>
datering: 1822 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: omie, oompie
etymologie: Afrikaans, = Du. oom, G. oheim, OE. <emac>am eme.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Fries
ome
[broer van vader of moeder]
-
▾ Duits
Ohm
†verouderd
(dialect)
[predikant]
etymologie: Wiens: om ist nach Frischbier die "vertraulich Benennung des mennonistischen Gemeindelehrers".
bron: Kremer 1998 Wiens 1916 (Kremer 08, Wiens)
-
▾ Berbice-Nederlands
om
[broer van vader of moeder]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
nom, noom
†verouderd
[broer van vader of moeder]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
noom, nom, noem
[broer van vader of moeder]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: noom (Hesseling 1905), nom (djdj 1926), noem (old 1776)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (Hesseling 1905, djdj 1926, old 1776)
-
▾ Sranantongo
omu (ouder: om)
[broer van vader of moeder; respectvolle aanspreektitel]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
omp, ompi
[broer van vader of moeder; beleefde aanspreekvorm]
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC, Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
om, úmpi
†verouderd
[aanspreekvorm voor oudere man]
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Papiaments
mo (Ar.), òn, òmpi, òm (Ar.), omo (Ar.), mò. (ouder: oom)
[broer van vader of moeder; titel of aanspreeknaam]
datering: 1859 (1851-1900)
bron: (Joubert PN; PBduizend; Putman1859; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Alor-Maleis
om
[mijnheer]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Ambons-Maleis
om
[broer van vader of moeder]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Chinees-Maleis
om
[broer van vader of moeder]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Gimán
om
[aanspreekterm van moeders broer]
bron: Teljeur 1978-1980 (Telj2005)
-
▾ Indonesisch
om, oom
[aanspreekvorm voor gerespecteerde oudere mannen]
afleidingen en samenstellingen: oom senang = getrouwde man die achter jonge meisjes aanzit
etymologie: senang = blij
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
om
[oom; aanspreekvorm voor gerespecteerde oudere mannen]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
om
(dialect)
[broer van vader of moeder; aanspreekvorm voor oudere mannen]
afleidingen en samenstellingen: om-om = man van boven de dertig met hoog inkomen
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Kupang-Maleis
oom, òm
[broer van vader of moeder]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
oom, òm
[aanspreekvorm voor bejaarde lieden]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Minangkabaus
om
[aanspreekvorm voor oudere man]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Ternataans-Maleis
oom, òm
[broer van vader of moeder]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Engels
oom
[beleefde aanspreekvorm voor oudere man]
<via Afrikaans>
-
▾ oor
[gehoororgaan]
zelfstandig naamwoord ; datering: 701-800;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
oor, hoor, hō, ho
[gehoororgaan]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: oor, hoor (old 1776), hō (djdj 1926), ho (Robertson 1989)
bron: Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Negerhollands
oor, hoor, hō, ho
[gehoororgaan]
-
▾ oord
[plaats, plek]
-
▾ oordeel
[mening]
-
▾ Negerhollands
ordeel, oordeel, oordel
[mening]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ordeel (old 1776), oordeel,oordel (Hesseling 1905: 268, 201)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 268, 201)
-
▾ Negerhollands
ordeel, oordeel, oordel
[mening]
-
▾ oorhanger
[oorbel]
-
▾ Negerhollands
oorhanger
[oorbel]
-
▾ Negerhollands
oorhanger
[oorbel]
-
▾ oorlam
[ervaren matroos]
-
▾ Duits
Ohrlamm
[ervaren matroos, (in Noord-Duits dialect) oorlogsschip ]
etymologie: Kluge See: (Röding 1796) in der nl. Seemannssprache: in Reisewerken bes. des. 17. Jahrhs. oft bezugt (…) Schweitzer 1688 Journal S. 36) als Bezeichnung von Matrosen, die schon in Ostindien waren. Nach de Breese im Nl. Wb. XI 119 geht das entsprechende nl. oorlam zurück auf malaiisch orang lama "ein weitgereister Mensch". MG: Ohrlamm (holländ. oorlam), alte Bezeichnung eines befahrenen Matrosen; Gegensatz dazu der Baar (holländisch orinbaar), Jungmann oder unerfahrener Seemann. Foerste: Das Wort ist jetzt noch auf Borkum in dieser Bedeutung bekannt. Anm. Auffallend ist der Bedeutungswandel des Lehnworts im Borkumschen; er geht aus von der Bed. "Matrose auf einem Kriegsschiff"
bron: Foerste 1938 (Kluge See, Meyer Groß, Foerste)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oorlam
[(historisch) naam voor lid van inheemse volkeren in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1838 (1801-1850)
etymologie: < South African Dutch oorlam, probably < Malay or- + lam- (in orang lama, lit. ‘old hands’ < orang person (compare ORANG ASLI n., ORANG LAUT n., ORANG ULU n.) + lama length (of time)).
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED3, DSAE)
-
▾ Duits
Ohrlamm
[ervaren matroos, (in Noord-Duits dialect) oorlogsschip ]
-
▾ oorlap
[dat gedeelte van het oor dat op een lapje lijkt, oorlel]
-
▾ Negerhollands
oorlap, hoorlap
[oorvijg, klap, mep]
-
▾ Negerhollands
oorlap, hoorlap
[oorvijg, klap, mep]
-
▾ oorlof
[vergunning, verlof]
-
▾ Deens
orlov
[vergunning, verlof]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
etymologie: fra nedertysk orlof ¯ fællesgermansk *[zlau¡a- 'tilladelse til bortrejse, frihed' dannet af *[z- 'ud af' (jf. ur-) + *lau¡a 'tilladelse' (besl.m. dansk lov 'tilladelse')
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
orlov
[vergunning, verlof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: orlovssedel
etymologie: före 1520; fornsv. orlof 'lov, tillåtelse'; av lågty. orlof med samma bet.; besl. med 2lov
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
oorlof
†verouderd
[vergunning, verlof]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: (norr orlof 'tillatelse', fra lty; FuT: spätanord orlof, 'erlaubnis, reiseerlaubnis'von mnd. orlof in ders. bed. (holl. oorlof)
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
orlov
[vergunning, verlof]
-
▾ oorlog
[strijd tussen volkeren of staten]
-
▾ Duits
Orlog
†verouderd
[strijd tussen volkeren of staten]
afleidingen en samenstellingen: Orlogsmann
etymologie: niederl.; der; -s, -e u. -s.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Deens
orlog
[strijd, vaak tussen schepen]
etymologie: OOD: fra mnt. orloch, orloge, orlich ofl., oldfris. orloch, oht. urliugi; smsat. af et præfiks (se u. ordele) og vistnok et subst. besl. m. got. liuga, ægteskab, liugan, gifte sig; grundbet.: tilstand, i hvilken (edelige) overenskomster er brudt, ell. lign.; i nord. er ordet vistnok delvis sammenfaldet med oldn. ørlo
bron: Becker-Christensen 2005 BO 2005 Dahlerup 1919-1956 Duden Fremd 1990 Arnesen (PNOE, OOD, Arnesen, Duden Fremd, BO, FuT)
-
▾ Zweeds
örlog
[strijd tussen volkeren of staten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: örlogsbesök, örlogsblockad, örlogsfartyg, örlogsflagga, örlogsflotta
etymologie: före 1520; fornsv. örlogh 'krig; strid'; av lågty. orlich, orloch med samma bet., urspr. 'löftesbrott; fredsbrott'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
orlogs; til orlogs
[marine-; in marinedienst]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: orlogsflagg = marinevlag
etymologie: BO: fra lty, nederl, 'krig'; FuT: nur im ausdruck 'til orlogs' und im zusammensetzungen, im ält. dän. 'krieg', […] z.t. entlehnt aus mnd. orloge, orloch, orlich, 'krieg' (holl. oorlog).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Negerhollands
oorlog
[strijd tussen volkeren of staten]
-
▾ Duits
Orlog
†verouderd
[strijd tussen volkeren of staten]
-
▾ oorloger
[(verouderd) krijgsman]
-
▾ Deens
orloger, orlogger
[krijgsman; oorlogsschip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra holl. oorloger, mnt. orlogere, kriger; til Orlog ell. mnt. orlogen, glda. orloghe, føre krig
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
orloger, orlogger
[krijgsman; oorlogsschip]
-
▾ oorlogsschip
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
-
▾ Deens
orlogsskib
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
etymologie: Stefan p.c. (wordt genoemd door OOD, maar zonder etymologische verklaring)
bron: Dahlerup 1919-1956 Duden Fremd 1990 Goedel 1902 Kluge 1911 Kluge 2002 (OOD, Duden Fremd, Kluge See, Goedel)
-
▾ Duits
Orlogschiff
†verouderd
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: niederl.-dt.; das; -[e]s, -e. Kluge See: die aus nl. oorlogsschip stammende nd. Bezeichung orlogschipp (…), die in den letzten Jahrzehnten des 19. Jahrhs. durch Kriegsschiff verdrängt worden ist. Goedel (onder "Kogge"): Der Name oorlogschip ist aber Niederländisch
bron: Duden Fremd 1990 Goedel 1902 Kluge 1911 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge See, Goedel)
-
▾ Negerhollands
oorlogskip
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
-
▾ Pools
orlog
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
<via Duits>
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?)
-
▾ Deens
orlogsskib
[schip, speciaal gebouwd en uitgerust om in de strijd gebruikt te worden]
-
▾ oorlogsvloot
[vloot bestaande uit oorlogsschepen]
-
▾ oorring
[oorbel; kruis in een anker waardoor de boeireep wordt gestoken]
-
▾ Italiaans
aurica
[kruis in een anker waardoor de boeireep wordt gestoken]
<via Frans>
bron: Zingarelli 1999 (Zingarelli)
-
▾ Portugees
ourinque
[soort vistuig (meerdere haken aan één lijn bevestigd)]
<via Frans>
datering: 1401-1500 (1401-1450)
etymologie: O voc. port. talvez se relacione com o cast. orinque, o a. cat. orri e o fr. orin, todos derivados do neerl. ooring 'anel que sustenta o cabo das embarcaço<~>es'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Frans
orin
[touw dat het anker verbindt met de boei]
datering: 1483 (1451-1500)
afleidingen en samenstellingen: FEW: oringuer 17e eeuw, 1836
etymologie: GR: 1483; du moy. néerl. oorring « boucle d'oreille », puis « anneau d'ancre de marine »; cf. catalan orri (1340), port. ourinque (1416), etc.; de oor « oreille », et ring « anneau ».PR: 1483; p.-ê. moy.néerl. oorring `boucle d'oreille, puis `anneau d'ancre', attesté seult au xix; cf. catalan orri (1340), port. ourinque (1416), etc.FEW: Ndl. oorring wird auch gebraucht zur bezeichnung eines an den ankern angebrachten ringes, durch den das tau gezogen wird. In dieser bed. ist es offenbar schon früh ins fr. übergegangen, und aus dem fr. sind vielleicht sp. pg. orinque entlehnt (schon 17.jh., viel- leicht ohne fr. vermittlung durch ndl. seeleute in sp. diensten). Da vor dem 15.jh. keine fr. belege vorliegen, musste -ing als -ẽ aufge- nommen werden, und der weg über das pik. ist nicht notwendige voraussetzung für die entste- hung der fr. form. Die bed. angaben der wörterbücher schwanken lange zeit zwischen 'bouée' und 'cordage'. Die bed. 'tau' ist wohl entstanden über *corde d'orin; s. einen ähnlichen vorgang sub NEURING.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Bretons
oring
[touw dat het anker verbindt met een boei]
-
▾ Singalees
arun
[oorbel]
-
▾ Italiaans
aurica
[kruis in een anker waardoor de boeireep wordt gestoken]
<via Frans>
-
▾ oorsprong
[aanvang]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1301-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
oorsprong
[aanvang, datgene wat ontspringt]
-
▾ Negerhollands
oorsprong
[aanvang, datgene wat ontspringt]
-
▾ oortje
[munt]
-
▾ Engels
orkyn, orkey
†verouderd
[muntje]
datering: 1542 (1501-1550)
etymologie: < Middle Dutch ortkijn, ortken (Dutch {dag} oortken, now oortje; < ort a small coin (Dutch oord part, quarter of a monetary denomination: see ORD n.) + -kijn, -ken -KIN suffix), with simplification of the medial consonant cluster.
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Schots
orkie, orquie
†verouderd
[Nederlandse of Vlaamse munt, twee duiten waard]
-
▾ Negerhollands
oort
[kwartstuiver]
-
▾ Engels
orkyn, orkey
†verouderd
[muntje]
-
▾ Oortwolk
[wolk van miljarden komeetachtige objecten rondom ons zonnestelsel, vernoemd naar Jan Oort]
-
▾ Engels
Oort cloud, Oort's comet cloud
[wolk van miljarden komeetachtige objecten rondom ons zonnestelsel]
bron: Sijs 2009a (OED2, Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
Oort cloud, Oort's comet cloud
[wolk van miljarden komeetachtige objecten rondom ons zonnestelsel]
-
▾ oorvijg
[klap]
-
▾ Deens
ørefigen
[klap]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk ôrvîge 'ørefigen', en spøgende sammensætning af ôr, ôre 'øre' + vîge 'figen', her 'figenplaster, flad kage'. DDO: fra middelnedertysk orvige, sidste led vige 'figen', måske omdannet efter nederlandsk oorveeg, af veeg 'slag'. OOD: ænyd. (en) ør(e)figen, no. ørefig (-fik), (ved omdannelse) sv. örfil; fra ty. ohrfeige (mnt. orvige, holl. oorvijg), sml. i sa. bet. ty. dachtel, egl.: daddel; jf. holl. oorveeg (af (ell. omdannet med tilknytning til) holl. veeg, OOD ziet hier dus wel Nederlandse invloed.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, DDO, OOD)
-
▾ Zweeds
örfil
[klap]
datering: 1621 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1621; ombildn. av äldre sv. örfigen; av lågty. orvige med samma bet., eg. 'öronfikon' (alltså urspr. en skämtsam beteckning)
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
ørefik
[klap]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty orvige, ty ohrfeige; FuT: aus dem d.: mnd. ôrvîge (holl. oorvijg und oorveeg), nhd. Ohrfeige
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ørefigen
[klap]
-
▾ oorzaak
[reden]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1401-1425;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zweeds
orsak
[reden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: orsakssamband, dödsorsak, haveriorsak, skilsmässoorsak
etymologie: före 1520; fornsv. ursak; av lågty. orsake med samma bet.; besl. med ursäkt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
årsak
[datgene wat een noodzakelijk gevolg met zich meebrengt; oorsprong]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: norr órsok, fra lty orsake; FuT: ist in dieser bedeutung dem mnd. orsake 'veranlassung, grund, vorwand (holl. oorzaak)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
årsag
[reden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; betekenisontlening
etymologie: PNOE: egl. af to forskellige ord: (a) middeldansk orsagh 'undskyldning' ¯ afl. af orsakæ 'frikende' ¯ afl. af adj. orsak 'straffri' egl. 'ude af sag' (b) nedertysk orsake 'foranledning' ¯ or- (jf. ur-) + sake (jf. sag) , oorspronkelijke betekenis van dit Deense erfwoord was "verontschuldiging"
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
orsak
[reden]
-
▾ oost ten noorden
[windrichting]
-
▾ Deens
øst til nord
[windrichting]
etymologie: Hammerich 45 p. 346: Af Verdenshjørnenavnene er Syd hollandsk, de andre ægte nordiske men den Inddeling af Kompasrosen·i 32 Streger, som Sømændene bruger: Nord, Nord til øst, Nordnordøst, Nordøst til Nord, Nordøst til øst o. s. v., synes vi at have faaet fra Holland
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Russisch
ost-ten'-nord
[windrichting]
-
▾ Deens
øst til nord
[windrichting]
-
▾ oost ten zuiden
[windrichting]
-
▾ Deens
øst til syd
[windrichting]
etymologie: Hammerich 45 p. 346: Af Verdenshjørnenavnene er Syd hollandsk, de andre ægte nordiske men den Inddeling af Kompasrosen·i 32 Streger, som Sømændene bruger: Nord, Nord til øst, Nordnordøst, Nordøst til Nord, Nordøst til øst o. s. v., synes vi at have faaet fra Holland
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Russisch
ost-ten'-zjujd
[windrichting]
-
▾ Deens
øst til syd
[windrichting]
-
▾ Oost-Indië
[het deel van Azië gevormd door de grote groep eilanden tussen Malakka en Australië]
-
▾ Russisch
Ost-Indija
[deel van Azië]
datering: 1697 (1651-1700)
etymologie: Oost-Indië. Russ. Ost-Indija, zie b.v. Lenstroem, Russ.-D. Wtb.3 699 of Raptschinskij, Russ.-Ndl. Wdb. 197. In een brief van Peter de Grote uit Amsterdam van 14 october 1697 aan Winius staat de naam in een vorm die aan ndl. Oostinje moet zijn ontleend (P. . .. Petra Vel. 1, 204): kapitan mne skazyval, cto on býval v Ostiríi šest raz, v Vestirii 4 (de kapitein vertelde mij, dat hij in Oostinje zesmaal was geweest, in Westinje 4). Het afgeleide adj. luidt ostindskij, zie b.v. Michel'son, die pompei'mus (pompelmoes) noemt: rod ostindskich apelsinov (een soort van Oostindische appelsienen). Peter schrijft steeds ostinskij, b.v. in zijn brief van 31 augustus 1697 uit Amsterdam aan Romodanovskij (P. . .. Petra Vel. 1, 187), dat een aantal Russen, pri kotorych i ja obretajus' (bij welke ook ik mij bevind), zijn: otdany na Ostinshoj dvor korabelnomu delu (gegeven op de Oost-Indische hof aan de scheepsbouw) of in een schrijven van 10 juni 1704 uit Narva aan Nicolaas Witsen (3, 88), waarin hij hem aanbeveelt : edin . . . ot trudifšichsja na Ostinskom ver je (een ... van hen die gewerkt hebben op de Oost-Indische werf); elders (1, 451) schrijft hij over: ostinskie korabb' (Oost-Indische schepen); zie ook een bewijsplaats op Groenland.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Russisch
Ost-Indija
[deel van Azië]
-
▾ oost(en)
[windstreek]
-
▾ Deens
ost
[windstreek]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: af platty. ost, jf. holl. oost, ty. Ost. PNOE: fra nedertysk ost el. nederl. oost 'øst' ¯ afl. af oldnedertysk @star 'øster, mod øst' (jf. øster), Arnesen: Norsk har formen uten omlyd bare i sammensetningene "syd-ost" og "nord-ost". De hører sjøen til og må komme fra samme kilde som vårt "syd", nemlig nederlandsk (Se "syd")
bron: Becker-Christensen 2005 Hårbøl 2004 Arnesen (Fremmed2, PNOE, Arnesen)
-
▾ Deens
osten
[windstreek]
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: fra ty. osten, holl. oosten, øst
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, Arnesen)
-
▾ Zweeds
ost
[in de richting van het oosten]
datering: 1642 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1642; av lågty. eller nederl. oost med samma bet.; nära besl. med 1öster
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
oast
[windstreek]
-
▾ Duits
Osten
(dialect)
[Oostindische koloniën van Nederland]
etymologie: Bezeichnung für die ostindischen Kolonien der Niederlande (ndl. Lehnwort) Selfk, Klevld.
bron: RhWB 1928-1971 (RhWB)
-
▾ Noors
0
[ost-]
etymologie: Arnesen: Norsk har formen uten omlyd bare i sammensetningene "syd-ost" og "nord-ost". De hører sjøen til og må komme fra samme kilde som vårt "syd", nemlig nederlandsk (Se "syd")
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Negerhollands
oost
[windstreek]
-
▾ Papiaments
ost
[windstreek]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: Mat. 2:1, 8:1, 24:27
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
ost
[windstreek]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Litouws
ostas
[windstreek]
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: vok. Ost - rytai
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Oekraïens
ost
[oostenwind]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Russisch
ost
[oostenwind]
datering: 1720 (1701-1750)
afleidingen en samenstellingen: ostnordóst uit 'oostnoordoost'; ostzjudóst uit 'oostzuidoost'
etymologie: Aus ndl. oost dass., nhd. ost, s. Meulen 142. Vd Meulen 1909: zie Kompas
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Vd Meulen 1909)
-
▾ Ests
ost
[windstreek]
-
▾ Fins
uusti
[windstreek]
<via Zweeds>
-
▾ Azeri
ost
[windstreek]
<via Russisch>
bron: Chalilov 2007 (Chalilov)
-
▾ Deens
ost
[windstreek]
-
▾ oosterling
[iemand uit het oosten]
-
▾ Engels
easterling
[inwoner van het oosten, in het bijzonder van de Hanzesteden; Duits of Baltisch schip]
datering: 1534 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: easterling money: see etymology.
etymologie: app. f. easter a. + -ling, prob. after Du. oosterling. The word seems not to have been found as Eng. before 16th c. In Anglo-French and Anglo-Lat. sterling(us, esterling(us appear in the 13th c., but only in the sense of ‘sterling penny’ or ‘pennyweight’ (cf. libræ sterilensium, sterilensis monetæ in Ordericus Vitalis, a 1142); in Matt. Paris moneta esterlingorum seems to mean ‘the coinage of sterling pennies’, not ‘the coin of the easterlings’; nor do AF. phrases like ‘vint soutz desterlings’, ‘cinkaunte mars desterlings’ show that esterlings was understood to be the name of a people. The antiquaries of the 16th and 17th c., however, assumed that the ‘esterling’ was so called as having been coined by the Easterlings or Hanse merchants; hence they use easterling money as a transl. of moneta esterlingorum, etc. See sterling.
bron: Webster 1961 OED2 1989 (OED2; Webster)
-
▾ Frans
ostrelin
†verouderd
[handelaar uit de Hanzesteden]
datering: 1771 (1751-1800)
etymologie: Später hat das fr. nochmals eine ablt. aufgenommen, die zur sippe von germ. *austa- gehört, nämlich mndd. osterlink oder mndl. oosterlinc in der bed. 'Hansestädter, nach der Ostsee handel treibender Hanseat'. Daraus entlehnt 2.- VGünther.
bron: Wartburg 1928 (FEW austa-)
-
▾ Engels
easterling
[inwoner van het oosten, in het bijzonder van de Hanzesteden; Duits of Baltisch schip]
-
▾ oostnoordoost
[windrichting]
-
▾ Deens
østnordøst, (ouder) østnordost
[windrichting]
etymologie: Hammerich 45 p. 346: Af Verdenshjørnenavnene er Syd hollandsk, de andre ægte nordiske men den Inddeling af Kompasrosen·i 32 Streger, som Sømændene bruger: Nord, Nord til øst, Nordnordøst, Nordøst til Nord, Nordøst til øst o. s. v., synes vi at have faaet fra Holland
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Russisch
ost-nord-ost
[windrichting]
-
▾ Deens
østnordøst, (ouder) østnordost
[windrichting]
-
▾ oostwaarts
[in oostelijke richting]
-
▾ Fries
eastwerts
[in oostelijke richting]
-
▾ Fries
eastwerts
[in oostelijke richting]
-
▾ oostzuidoost
[windrichting]
-
▾ Deens
østsydøst
[windrichting]
etymologie: Hammerich 45 p. 346: Af Verdenshjørnenavnene er Syd hollandsk, de andre ægte nordiske men den Inddeling af Kompasrosen·i 32 Streger, som Sømændene bruger: Nord, Nord til øst, Nordnordøst, Nordøst til Nord, Nordøst til øst o. s. v., synes vi at have faaet fra Holland
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Russisch
ost-zjujd-ost
[windrichting]
-
▾ Deens
østsydøst
[windrichting]
-
▾ oot
[haversoort]
-
▾ Duits
Oot
(dialect)
[haversoort]
-
▾ Duits
Oot
(dialect)
[haversoort]
-
▾ ootmoedig
[op een wijze die van ootmoed getuigt]
-
▾ Fries
wel oatmoedich
[droef, erbarmelijk; erg, zeer]
bron: WFT 1984-2010 (WFT)
-
▾ Negerhollands
ootmudig
[op een wijze die van ootmoed getuigt]
-
▾ Fries
wel oatmoedich
[droef, erbarmelijk; erg, zeer]
-
▾ ootmoedigheid
[nederigheid]
-
▾ Negerhollands
ootmudigheid
[nederigheid]
-
▾ Negerhollands
ootmudigheid
[nederigheid]
-
▾ op
[voorzetsel]
-
▾ Berbice-Nederlands
hopu
[opgestaan]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:612)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
hopo
[opstaan, opstijgen]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
etymologie: Valls 1981: still heard in Anansi stories
bron: Valls 1981 (Valls 1981)
-
▾ Negerhollands
op, hoppo, hōpō
[opstaan, opstijgen]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: op, hoppo (old 1776, Hesseling 1905), hōpō (djdj 1926), op (Magens 1770). djdj 1926: hopo tan op = opstaan
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
op
[voorzetsel bij alle aardrijkskundige namen]
afleidingen en samenstellingen: op iemand zijn = verliefd zijn op iemand, op stok gaan, op stok zitten = spijbelen, opzettelijk school verzuimen
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Saramakkaans
hópo, ópo
[opstaan]
<via Sranantongo>
bron: Donicie 1963 (Donicie)
-
▾ Sranantongo
opo
[voorzetsel]
-
▾ Papiaments
òp
[opgeven van een kind bij de geboorte]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Berbice-Nederlands
hopu
[opgestaan]
-
▾ op de schouder
[commando: geweer op of over de schouder leggen]
-
▾ Javaans
upsekodhur
[excerceren, soldaatje spelen]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
upsekodhur
[excerceren, soldaatje spelen]
-
▾ op steng
[commando om de zeilen naar de wind te richten zodat ze tegen de steng aandrukken]
-
▾ Russisch
obsteng
[commando om de zeilen naar de wind te richten zodat ze tegen de steng aandrukken]
etymologie: Op steng. Kommando, dat de zeilen zoodanig gebrast moeten worden, dat de wind er van voren invalt en ze zoodoende tegen de steng aandrukt, waarbij het schip dan achteruit vaart, of, zoo dit bij enkele zeilen in tegenstelling met de andere geschiedt, althans zijn vaart zeer vermindert, of ook wel: op eenzelfde plek blijft drijven (Russ. lézat' v drejíe, z. Drijven). Zoo leest men bij W. blz. 407 : in het opkomen van een stijve koelte, spreekt hij (de stuurman) op deze wijze: zwigt het want, neemt in het voor¬marszeil, los lijbras, smijt los de boelijn, bras te loevert aen, los de lijschoot, haelt voor u gijtouwen, bras wacker op de steng . . . Russ. obsteng \ J., masqué tout! brasse a euler partout! Het liggen van de zeilen op de steng heet ook Russ. obsteng 1., coitfe, vent dessus. I). schrijft hier obsten . liet afgeleide xvw. luidt obstén/f, dat in alle woordenboeken voorkomt: coiffer, niettre sur Ie mat, masquer les voiles, inettre les voiles a culer. De Russen schrijven ob met b, waarschijnlijk door bijgedachte aan de praepositie ob c. Ace. (tegen aan); dat men hier echter met het lloll. op (Russ. na) te doen heeft, blijkt behalve uit obsteng zelf (Holl. steng is in het Russ. sten ga geworden en de uitdrukking zou dan moeten luiden: ob sten git), nog uit het synonieme na sten git.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
obsteng
[commando om de zeilen naar de wind te richten zodat ze tegen de steng aandrukken]
-
▾ op trouw
[in vertrouwen, op krediet]
-
▾ op z'n
[op de manier van]
-
▾ Engels
upsy
†verouderd
[op de manier van (meestal in relatie tot overmatig drinken)]
datering: 1590 (1551-1600)
afleidingen en samenstellingen: upsy-friese v., to drain or empty (a pot of liquor); upsy-friesy a., addicted to drinking deeply.
etymologie: ad. Du. op zijn = <ph>op seI</ph>, lit. `on his (her, or its)', used in such expressions as op zijn Vriesch, `in the Frisian fashion'. In the..fashion; after the..manner. A. In the phrases upsy Friese, Dutch, English, `after the Frisian, German (or Dutch), English fashion', used originally with reference to modes or habits of drinking.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
upsy
†verouderd
[op de manier van (meestal in relatie tot overmatig drinken)]
-
▾ op-en-neer
[verticale stand van het ankertouw]
-
▾ Russisch
apanér: jákor' apanér
[verticale stand van het ankertouw]
etymologie: (P.) Aus ndl. op-en-neer 'auf und nieder', s. Matzenauer LF. 7,3, Meulen 142. Vd Meulen 1909: Op en neer. Op en neer zijn zeght men van de schepen, als hare zijde recht opgaan, ook van het anker als het bij 't schip hangt. W. In de laatste betekenis heeft men deze uitdrukking in het art. KraanbaIk ontmoet en zoo wordt ook het aan Holl. op en neer ontleende Russ. apaner gebruikt: otvesnoe położenie jakornago kanata, I). (verticale stand van het ankertouw). V. en I). geven als híj vorm pandr, de eerste heeft bovendien nog opanér. J.'s afleiding van dit woord uit liet Griekseh is natuurlijk te verwerpen; zijn toevoeging: Ie russe vulgaire dit: otvësno, vorticaleincnt, perpen-diculairement, stemt volkomen overeen met T.'s definitie van op en neer: uitdrukking, die veel gebruikt wordt om de verticale richting aan te duiden. WITSKN'S-. het anker is op en neer luidt Russ. jákor' opanér, rancie est a pic.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Vd Meulen 1909)
-
▾ Russisch
apanér: jákor' apanér
[verticale stand van het ankertouw]
-
▾ opa
[grootvader]
-
▾ Amerikaans-Engels
opa
(dialect)
[grootvader]
datering: 1948 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: Either < German Opa (1870 or earlier), hypocoristic form (perhaps via Opapa) of Großpapa grandpa, grandfather (< groß (see GREAT adj.) + Papa PAPA n.2), or < Dutch opa (1894 or earlier), hypocoristic form of grootpapa grandpa, grandfather (< groot (see GREAT adj.) + papa PAPA n.2). Compare OMA n., and also OUPA n
bron: OED2 1989 (OED3)
-
▾ Sranantongo
owpa
[grootvader]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Skepi-Nederlands
opai
[grootvader]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Papiaments
opa
[grootvader]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Kupang-Maleis
opa
[grootvader]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
opa, opa'
[grootvader]
-
▾ Indonesisch
opa
[grootvader; oude man]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
opa
(dialect)
[grootvader, aanspreekvorm oude man]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Chinees-Maleis
opa
[grootvader]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Ambons-Maleis
fader
[aanspreekvorm voor een oudere man]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Amerikaans-Engels
opa
(dialect)
[grootvader]
-
▾ opaal
[mineraal]
-
▾ Indonesisch
opal
[mineraal]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
opāru
[mineraal]
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Indonesisch
opal
[mineraal]
-
▾ opblazen
[door blazen doen opzwellen, doen ontploffen; overdrijven]
-
▾ Negerhollands
blaas op
[overdrijven]
-
▾ Negerhollands
blaas op
[overdrijven]
-
▾ opbrassen
[met de brassen de ra’s meer vierkant aanhalen om ze, bij verandering van wind, voordeliger te plaatsen]
-
▾ Russisch
brasóp'
[met de brassen de ra’s meer vierkant aanhalen om ze, bij verandering van wind, voordeliger te plaatsen]
etymologie: Bras op! de vorm van de imperatief, als kommando gebezigd, van het ww. opbrassen, de raas van het schip door aan een der brassen te trekken meer vierkant halen, zodat de hoek, die zij maken met de richting van de kiel, minder scherp wordt (Ndl. Wdb. 11, 378). Russ. brasóp', waarvan een infinitief brasópit' is gevormd, die evenwel niet: opbrassen, maar in algemene zin: brassen betekent d.i. een ra, oneig. ook een zeil, door het trekken aan een der brassen een beweging in het horizontale vlak geven, ten einde ze (of het) de verlangde stand ten opzichte van de wind te doen aannemen (Ndl. Wdb. 3, 1153); als zodanig op de Kaspische zee dan ook brasováť genoemd, evenals ndl. brassen een afleiding van bras (russ. bras). Vachtin 33 geeft van brasópit' de volgende definitie: voročať rei posredstvom brasov v gorizontaľnom napravlenii (de raas door middel der brassen in horizontale richting omdraaien); brasser les vergues ou orienter les voiles; to brace the yards, to trim the sails, welke vertalingen teruggaan op Šiškov (a°. 1795). Men leest daar als voorbeeld: Brasop' na vetre! brace the sails in, or haul in the weather braces. Brasse au vent. Dal' 1, 303 geeft de volgende zin: Rei brasópjatsja po vetru i puti gljadja (de raas worden gebrast met het oog op wind en koers). De perfectieve vorm van brasópiťis obrasópiť. Zie b.v. Dal' 1, 303: obrásop' grotarej pokruče (bras de grote ra aan de wind) en Gončarov 7, 265: obrasopili rei (zij brasten de raas). Vgl. het perfectief otópit' bij topiť rei (de raas toppen, optoppen), zie Zee- en Scheepst. 213. In Zee- en Scheepst. 48 is brasópit' niet geheel juist, althans minder nauwkeurig, beschouwd als een directe afleiding van russ. bras uit ndl. bras, wat wel het geval is met het op de Kaspische zee gebruikelijke ww. braeováť: brassen.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Russisch
brasóp'
[met de brassen de ra’s meer vierkant aanhalen om ze, bij verandering van wind, voordeliger te plaatsen]
-
▾ opbrengen
[bijbrengen, opvoeden]
-
▾ Deens
opbragt
[opgebracht door een kaper]
status: betekenisontlening
etymologie: Hammerich p. 345
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Noors
oppbrakt
[opgebracht door een kaper]
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Negerhollands
breng op
[bijbrengen, opvoeden]
-
▾ Deens
opbragt
[opgebracht door een kaper]
-
▾ opcenten
[percentsgewijze verhoging van een oorspronkelijk bedrag (belasting)]
-
▾ Indonesisch
opsén
[percentsgewijze verhoging van een oorspronkelijk bedrag (belasting)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
opsén
[percentsgewijze verhoging van een oorspronkelijk bedrag (belasting)]
-
▾ opdagen
[te voorschijn komen]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
äpdeege
[te voorschijn komen]
etymologie: äpdeege Wi.Go. ‘zum Vorschein kommen‘ apdeege Mo.Ka. < nl. opdagen ‘id.; vor Gericht laden‘; nl. dagen ‘vorladen‘ zu nl. dag ‘Tag; Gerichtstermin‘
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Deens
opdage
[ontdekken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Hammerich: Nederlands, maar PNOE: besl.m. svensk uppdaga 'afsløre', nederlandsk opdagen 'dages, vise sig' . "Auftagen" bestaat ook in het Duits volgens Grimm, maar het is verouderd en niet duidelijk waar het vandaan komt.
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 Grimm 1854-1971 Hammerich 1945 Arnesen (FuT, Hammerich 45, Arnesen, PNOE, Hammerich 48, Grimm)
-
▾ Noors
oppdage
[ontdekken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Hammerich: Nederlands, maar PNOE: besl.m. svensk uppdaga 'afsløre', nederlandsk opdagen 'dages, vise sig'
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (FuT, Hammerich 45, Arnesen, PNOE)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
äpdeege
[te voorschijn komen]
-
▾ opdat
[onderschikkend voegwoord: daarmee, zodat]
-
▾ Negerhollands
opdat
[onderschikkend voegwoord: daarmee, zodat]
-
▾ Negerhollands
opdat
[onderschikkend voegwoord: daarmee, zodat]
-
▾ opdenken
[iemand in gedachte iets toeschrijven, aan iemand denken]
-
▾ Negerhollands
denkop
[herinneren, aan iemand denken]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Hesseling 1905: 187: opdenking = opdenking
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
denkop
[herinneren, aan iemand denken]
-
▾ opdoeken
[opheffen, buiten gebruik stellen]
-
▾ opdoen
[zich verschaffen; krijgen]
-
▾ Fries
opdwaan
[zich verschaffen; krijgen]
-
▾ Fries
opdwaan
[zich verschaffen; krijgen]
-
▾ opdonderen
[ophoepelen; uitbulderen]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
donner (up, op)
[op zijn donder geven]
<via Afrikaans>
datering: 1916 (1901-1950)
afleidingen en samenstellingen: Afk., to thrash, strike with force.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Papiaments
dònder òp
[ophoepelen, een flinke schrobbering geven, zich wegpakken, uitbulderen]
bron: Joubert 1999 (Joubert)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
donner (up, op)
[op zijn donder geven]
<via Afrikaans>
-
▾ opdracht
[(weg- en waterbouw) hoogte, opgehoogde grond, dijk]
-
▾ Duits
Obdracht, Auftracht
(dialect)
[afvoer naast sloot, verhoging]
etymologie: Teuchert: Aus einer Handschrift des Raaer Land- und Deichrechts von 1685 führt Detlefsen, Geschichte der holsteinischen Elbmarschen 1, 373 den Ausdruck "die Obracht" and und fügt 1, 178 F. 2 aus dem Kirchspiel Neuenbrok, gleichfalls in der Kremper Marsch gelegen, einen zweiten Fall an. An der letzten Stelle erklärt er, A u f t r a c h t heiße jede Wetterung, die den Gräben parallel laufe. Das Mnd. Wb. und Mensing bieten nichts Vergleichbares. Dagegen teilen Stallaert, Glossarium van verouderde rechtstermen 2, 306 und Mndl. Wdb. 5, 1695 südndl. Belege für "opdracht, opdrag" f. mit der Bedeutung Anhöhe, im besondern aufgehöhter Grund, eine Art Deich mit. Ein Zusammenhang scheint zu bestehh, umsomehr als die Wortbedeutung des Ausdrucks, der sich in der Kremper Marsch findet, offenbar vom Wortsinn abgewichen ist und eine ältere, die der des mndl. Wortes gleichkommt, ursprünglich gegolten haben muß.
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Duits
Obdracht, Auftracht
(dialect)
[afvoer naast sloot, verhoging]
-
▾ opdracht
[bevel tot het volvoeren van iets]
-
▾ Surinaams-Javaans
opdrakh
[bevel tot het volvoeren van iets]
afleidingen en samenstellingen: ngopdrakhké = opdragen, opdracht geven
etymologie: volgens Hein via Sranan
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
opdrakh
[bevel tot het volvoeren van iets]
-
▾ opdragen
[aan iemand aanbieden en in zijn bescherming aanbevelen; gelasten]
-
▾ Zweeds
uppdra
[aan iemand aanbieden en in zijn bescherming aanbevelen; gelasten]
datering: 1660 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1660; jfr fornsv. updragha 'dra upp (konkret); överlåta till'; av lågty. updragen, ty. auftragen med samma bet.; jfr dra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
uppdra
[aan iemand aanbieden en in zijn bescherming aanbevelen; gelasten]
-
▾ opdringen
[dwingen om aan te nemen wat men niet wil]
-
▾ Fries
opdringe
[dwingen om aan te nemen wat men niet wil]
-
▾ Fries
opdringe
[dwingen om aan te nemen wat men niet wil]
-
▾ opduwen
[in de hoogte duwen, door duwen omhoog doen gaan]
-
▾ Fries
opdowe
[in de hoogte duwen, door duwen omhoog doen gaan]
-
▾ Fries
opdowe
[in de hoogte duwen, door duwen omhoog doen gaan]
-
▾ opeen
[op elkaar]
-
▾ Fries
opien
[op elkaar]
-
▾ Fries
opien
[op elkaar]
-
▾ opeenhoping
[het (zich) opeenhopen]
-
▾ Fries
opienheapping
[het (zich) opeenhopen]
-
▾ Fries
opienheapping
[het (zich) opeenhopen]
-
▾ opeenstapeling
[het (zich) opeenstapelen]
-
▾ Fries
opiensteapeling
[het (zich) opeenstapelen]
-
▾ Fries
opiensteapeling
[het (zich) opeenstapelen]
-
▾ opeenvolgend
[op elkaar volgend]
-
▾ Fries
opienfolgjend
[op elkaar volgend]
-
▾ Fries
opienfolgjend
[op elkaar volgend]
-
▾ opeenvolging
[het opeenvolgen]
-
▾ Fries
opienfolging
[het opeenvolgen]
-
▾ Fries
opienfolging
[het opeenvolgen]
-
▾ Opelette
[merknaam voor een kleine bus of taxi]
-
▾ Madoerees
opplet
[bustaxi]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Javaans
oplèt
[huurauto]
-
▾ Indonesisch
oplét, opelét
[bustaxi; (Bahasa Prokem) lelijk meisje]
afleidingen en samenstellingen: opelét kosong = een vrouw die achter mannen aanzit
etymologie: kosong = leeg
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Jakartaans-Maleis
oplèt, opelèt, otopelèt
[vervoermiddel]
-
▾ Minangkabaus
oplet
[vervoermiddel]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Madoerees
opplet
[bustaxi]
-
▾ open
[niet gesloten]
-
▾ Deens
åben sø, åbent hav
[open zee]
bron: (Hammerich 45, Arnesen)
-
▾ Noors
åpen sjø, åpent hav
[open zee]
bron: (Hammerich 45, Arnesen)
-
▾ Aucaans
obo
[niet gesloten]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 101)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
hopo
[niet gesloten]
-
▾ Negerhollands
open, hōp, hōpō, hopo
[niet gesloten]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: open (old 1776), hōp, hōpō, hopo (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
opo
[niet gesloten]
datering: 1855 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Engels
afleidingen en samenstellingen: opo-oso (housewarming)
bron: Blanker 2005 Focke 1855 Smith 1987 Stichting 1995 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo, Smith, SR)
-
▾ Jakartaans-Maleis
opèn
[overal aandacht aan schenken, iedereen aanspreken]
afleidingen en samenstellingen: diopènin = aandacht aan geschonken, aangesproken, keopènan = (iets is) te regelen
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Deens
åben sø, åbent hav
[open zee]
-
▾ open kap
[kapconstructie die niet gesloten is]
-
▾ Indonesisch
openkap
[kapconstructie die niet gesloten is]
afleidingen en samenstellingen: bioskop openkap = drive-in bioscoop; mobil openkap = convertible(auto); pakaian openkap = décolleté, laag uitgesneden hals aan een japon
etymologie: pakaian = kleding
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
openkap
[kapconstructie die niet gesloten is]
-
▾ openbaar
[algemeen bekend, het algemeen betreffend]
-
▾ Deens
åbenbar
[algemeen bekend, het algemeen betreffend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk openbar dannet af open (jf. åben) + -bar
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
åpenbar
[duidelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: norr opinberr, fra lty; FuT; findet sich schon im anord. opinberr, ist hier aber eingedrungen vom mnd. openbâre, openbâr (holl. openbaar) (…) eigentlich 'was sich offen trägt, offen auftritt'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
uppenbar
[duidelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. opinbar, uppinbar; av lågty. openbar med samma bet.; besl. med öppen
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
iepenbier
[algemeen bekend, het algemeen betreffend]
-
▾ Negerhollands
(maak) openbaar, openbar
[algemeen bekend (maken)]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: (maak) openbaar (old 1776), openbar (Hesseling 1905: 199)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 199)
-
▾ Sranantongo
openbari
[algemeen bekend, het algemeen betreffend]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Deens
åbenbar
[algemeen bekend, het algemeen betreffend]
-
▾ openbaren
[onthullen]
-
▾ Deens
åbenbare
[onthullen, verkondigen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: : fra nedertysk openbaren afl. af openbar (jf. åbenbar)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
åpenbare
[zichtbaar maken; op bovennatuurlijke wijze bekendmaken]
-
▾ Sranantongo
openbari
[onthullen, verkondigen]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Negerhollands
openbaer
[onthullen, verkondigen]
-
▾ Deens
åbenbare
[onthullen, verkondigen]
-
▾ Openbaring
[hoofdstuk uit de Bijbel]
-
▾ Sranantongo
Openbaring
[hoofdstuk uit de Bijbel]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
Openbaring
[hoofdstuk uit de Bijbel]
-
▾ openen
[ontsluiten]
-
▾ Sranantongo
opo
[ontsluiten]
-
▾ Negerhollands
open, hōp, hōpō, hopo
[ontsluiten, opengaan]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: open (old 1776), hōp, hōpō, hopo (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
opo
[ontsluiten]
-
▾ opener
[instrument om verpakt materiaal te ontsluiten]
-
▾ Sranantongo
owpener
[instrument om verpakt materiaal te ontsluiten]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
owpener
[instrument om verpakt materiaal te ontsluiten]
-
▾ openlijk
[voor iedereen zichtbaar of hoorbaar]
-
▾ Negerhollands
opentlik, opentlig
[voor iedereen zichtbaar of hoorbaar]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: opentlik (old 1776), opentlig (Hesseling 1905: 186).
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Negerhollands
opentlik, opentlig
[voor iedereen zichtbaar of hoorbaar]
-
▾ opera
[gezongen toneelspel]
-
▾ Makassaars
opêra
(dialect)
[opera, operette]
etymologie: dialect van Makassar
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
opéra
[gezongen toneelspel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Makassaars
opêra
(dialect)
[opera, operette]
-
▾ operatie
[geneeskundige handeling]
-
▾ Saramakkaans
opolasi
[geneeskundige handeling]
bron: Bakker (Bakker pc)
-
▾ Indonesisch
operasi
[geneeskundige handeling]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
opērasi
[geneeskundige handeling]
afleidingen en samenstellingen: aopērasi = zichzelf opereren, ngopērasi = iemand opereren
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
operasi
[geneeskundige handeling]
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Minangkabaus
operasi
[geneeskundige handeling]
-
▾ Surinaams-Javaans
operasi
[geneeskundige handeling]
-
▾ Saramakkaans
opolasi
[geneeskundige handeling]
-
▾ operatie
[krijgsverrichtingen, militaire manoeuvre]
-
▾ Indonesisch
operasi
[krijgsverrichtingen, militaire maneuvre]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
operasi
[krijgsverrichtingen, militaire maneuvre]
-
▾ operatief
[betrekking hebbend op een operatie]
-
▾ Indonesisch
operatif
[effectief]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
operatif
[effectief]
-
▾ operationeel
[hanteerbaar]
-
▾ Indonesisch
operasionil
[hanteerbaar]
-
▾ Indonesisch
operasionil
[hanteerbaar]
-
▾ operette
[opera met dialoog]
-
▾ Indonesisch
operét
[opera met dialoog]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
operét
[opera met dialoog]
-
▾ opfokken
[fokken]
-
▾ Fries
opfokke
[fokken]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
opfokke
[fokken]
-
▾ opgaan
[naar boven gaan]
-
▾ Deens
opgå
[een touw laten vieren (meestal door het eerst wat omhoog te doen)]
afleidingen en samenstellingen: opgå i/ved spillet=in het spil opgaan
etymologie: OOD: efter holl. opgaan
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
opgå
[een touw laten vieren (meestal door het eerst wat omhoog te doen)]
-
▾ opgave
[vermelding van gegevens]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opgaaf
†verouderd
[jaarlijkse opgave van vee en land]
datering: 1800 (1751-1800)
etymologie: < Dutch opgaaf statement, account (18th cent. in this sense), nominal formation corresponding to opgeven to give up, hand over < op UP prep.1 + geven GIVE v.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED3, DSAE)
-
▾ Fries
opgaaf
[vermelding van gegevens]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opgaaf
†verouderd
[jaarlijkse opgave van vee en land]
-
▾ opgeblazen
[trots, hoogmoedig, verwaand]
-
▾ Fries
opgebliezen
[trots, hoogmoedig, verwaand]
-
▾ Fries
opgebliezen
[trots, hoogmoedig, verwaand]
-
▾ opgelegd
[opgepropt, geheel vol van (zichzelf)]
-
▾ Frans
'houpgaleite
(dialect)
[persoon van wie de natuurlijke domheid gelijk staat aan grenzeloze ijdelheid]
etymologie: Ndl. opleggen wird auch im sinn von 'angeben' gebraucht, sodass die hier vorliegende bed. ungefähr derjenigen von schweizd. angeben 'aufschneiden, prahlen' entspricht.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
'houpgaleite
(dialect)
[persoon van wie de natuurlijke domheid gelijk staat aan grenzeloze ijdelheid]
-
▾ opgeruimd
[goed geluimd]
-
▾ Fries
opgeromd
[goed geluimd]
-
▾ Fries
opgeromd
[goed geluimd]
-
▾ opgeruimdheid
[goede luim]
-
▾ Fries
opgeromdens
[goede luim]
-
▾ Fries
opgeromdens
[goede luim]
-
▾ opgetoogd
[(verouderd) opgevoed, grootgebracht]
-
▾ Fries
optoogd
[opgevoed, grootgebracht]
-
▾ Fries
optoogd
[opgevoed, grootgebracht]
-
▾ opgewonden
[geestdriftig, zenuwachtig, overspannen, driftig]
-
▾ Duits
upgewunden
†verouderd
(dialect)
[geestdriftig, toornig]
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
upgewunden
†verouderd
(dialect)
[geestdriftig, toornig]
-
▾ opgooien
[omhooggooien]
-
▾ Fries
opgoaie
[omhooggooien]
-
▾ Fries
opgoaie
[omhooggooien]
-
▾ opgroeien
[volwassen worden, groot worden]
-
▾ Negerhollands
groei op, gruej op
[volwassen worden, groot worden]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: groei op (old 1776, Hesseling 1905: 263), gruej op (Hesseling 1905: 216)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 263, 216)
-
▾ Negerhollands
groei op, gruej op
[volwassen worden, groot worden]
-
▾ ophalen
[omhoog halen]
-
▾ Fries
ophelje
[omhoog halen]
-
▾ Fries
ophelje
[omhoog halen]
-
▾ ophaler
[touw om een voorwerp aan boord te halen]
-
▾ Deens
ophaler
[touw om een voorwerp aan boord te halen]
-
▾ Russisch
abgáldyr', obgáldyr'
[touw om een voorwerp aan boord te halen]
etymologie: Ophaler of ophaalder. Ophaler is in het algemeen een lijn of wipper 1), waarmede iets wordt opgehaald. PAN. Eene lijn, waar¬mede men een ander touw, b.v. van een gijn, naar boven trekt noemt men een ophaalder. Ned. Wdb. P. M. vermelden ophalers onder het tuig der lijzeilspieren op blz. 231: verder heeft men op de spieren de zoogenoemde ophalers, die op de spieren der onder-raas als een talietje zijn ingeiïgt, om die spieren, welke voor groote schepen tamelijk zware rondhouten zijn, te ligten of nit en in te; voeren, hetwelk dan van het dek geschiedt. Russ. abgdldyr , obija•/di/r', V., la drisse inférieure de la bonnette basse, d.i. JIoll. onderlijzeilbinnenval, waarover P. M. blz. 380: de onderlijzeils-binnenvallen zijn eenvoudige wippers, waarvan het staartblok om de fokkera wordt gestoken, nagenoeg op lj,Á van de nok. Boven¬dien beteekent Russ. abgdldyr'', obgdldyr , bij V. nog: svobodnyj konec verevki s gakoni; si užit dij a tjagi cěpnago kanata i drugich tjažestej vdol' paluby (los end touw met een haak; dient tot het trekken van den kabelketting en andere zwaarten langs dek). Be¬halve V. heeft ook J. het hier behandelde Russ. woord, alleen in eenigszins anderen vorm: oby alter u tale), gui de palan, d.i. lloll. ophaalder van een talie (of gijn). Beide schrijvers geven een ver¬keerde etymologie: V. leidt Russ. abgdldyr', obgdldyr'', van een niet bestaand lloll. abholder af. J. ziet in Russ. obgaller: une evidente transcription de 1'all. abhalter, dat volgens hem ook: gui de palan beteekent. Ik geloof Russ. abgdldyr', obgdldyr'', obgaller, rechtstreeks uit Holl. ophaalder, zoowel om de beteekenis als om den vorm, te moeten verklaren. Wat het laatste betreft: de b in obgdldyr is vóór de g, die uit lloll. // moest ontstaan, uit lloll. p verzacht; de o vóór het accent, dat in het Russ. woord op de tweede letter¬greep valt, wordt als a uitgesproken, vandaar ook de spelling abgal-dyr \ ten slotte is in obgaller de t uit d verscherpt, van welk verschijnsel men een aantal voorbeelden vindt op hot art. Onder-. Evenals de inhaler of inhaalder, de uithaler of uithaalder, en de neei'haler, is ook de ophaler of ophaalder in het Russ. overgegaan.
bron: Meulen 1909 (Vd Meulen 1909)
-
▾ Deens
ophaler
[touw om een voorwerp aan boord te halen]
-
▾ opheffen
[optillen; (verouderd) doen weerklinken]
-
▾ Zweeds
upphäva
[optillen; de stem doen weerklinken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. uphäfia; av lågty. upheven med samma bet.; jfr förhäva sig, häva
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Chinees
shenghua
[sublimeren]
<via Japans>
-
▾ Japans
shōka
[sublimeren, oorspr. gepromoveerd worden, een hoger ambt krijgen]
-
▾ Zweeds
upphäva
[optillen; de stem doen weerklinken]
-
▾ ophelderen
[helder worden; verklaren]
-
▾ Fries
ophelderje
[helder worden; verklaren]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
ophelderje
[helder worden; verklaren]
-
▾ ophemelen
[uitbundig prijzen]
-
▾ Fries
ophimmelje
[uitbundig prijzen]
-
▾ Fries
ophimmelje
[uitbundig prijzen]
-
▾ ophijsen
[(zeilen, vlag) omhooghijsen]
-
▾ Negerhollands
his op
[naar boven hijsen]
-
▾ Negerhollands
his op
[naar boven hijsen]
-
▾ ophopen
[(zich) verzamelen in een hoop; tot onoverzichtelijke grootte groeien]
-
▾ Deens
hobe op, hobe sammen
[(zich) verzamelen in een hoop; tot onoverzichtelijke grootte groeien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk hopen afl. af hope 'hob'
bron: Becker-Christensen 2005 (pnoe)
-
▾ Noors
hope (sig) opp
[(zich) verzamelen in een hoop]
-
▾ Papiaments
hopia
[ophopen bijvoorbeeld van gewied onkruid, bladeren, aarde, enzovoorts]
afleidingen en samenstellingen: hopiá (opgehoopt)
etymologie: Arubaans
bron: (Joubert PN)
-
▾ Deens
hobe op, hobe sammen
[(zich) verzamelen in een hoop; tot onoverzichtelijke grootte groeien]
-
▾ ophoren
[(verouderd) ophouden, eindigen]
-
▾ ophouden
[niet voortgaan, eindigen]
-
▾ Negerhollands
ophoor, hou op
[niet voortgaan, eindigen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ophoor (old 1776), hou op (djdj 1926). ontkennende vorm = sonder ophoor
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
ophoor, hou op
[niet voortgaan, eindigen]
-
▾ opinie
[mening]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1291-1300;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
opiny
[mening]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Indonesisch
opini
[mening]
-
▾ Fries
opiny
[mening]
-
▾ opium
[verdovend middel]
-
▾ Javaans
apyun
[verdovend middel]
-
▾ Boeginees
apîyung
[verdovend middel]
bron: Matthes 1885 (BF)
-
▾ Makassaars
apîyung
[verdovend middel]
bron: Matthes 1885 (BF)
-
▾ Indonesisch
opium
[verdovend middel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
apyun
[verdovend middel]
-
▾ opiumkit
[keet, gelegenheid waar opium geschoven wordt]
-
▾ Fries
opiumkit
[keet, gelegenheid waar opium geschoven wordt]
-
▾ Fries
opiumkit
[keet, gelegenheid waar opium geschoven wordt]
-
▾ opklaren
[klaar (doen) worden]
-
▾ Duits
aufklaren
[wolkenloos worden; zeemanstaal: opruimen (van de kombuis e.d.)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Ponten: rein niederländisch, Kluge See en Duden Universal: Nederduits. Duden Universal: aus der niederd. Seemannsspr.
bron: Kluge 1911 Kluge 2002 Ponten 1968 (Ponten, Kluge See, Duden Universal)
-
▾ Deens
opklare, klare op
[wolkenloos worden; zeemanstaal: klaarmaken, opruimen]
bron: Ponten 1968 Stefan Arnesen (Stefan p.c., Ponten, Arnesen)
-
▾ Noors
klare op
[een schip klaarmaken]
bron: Ponten 1968 Arnesen (Arnesen, Ponten)
-
▾ Duits
aufklaren
[wolkenloos worden; zeemanstaal: opruimen (van de kombuis e.d.)]
-
▾ opkluiven
[kluivende opeten]
-
▾ Fries
opkluve
[kluivende opeten]
-
▾ Fries
opkluve
[kluivende opeten]
-
▾ opkomen
[naar boven komen]
-
▾ Negerhollands
kom op
[naar boven komen]
-
▾ Sranantongo
kmopo
[uitkomen, afkomen, opborrelen, vandaan komen, opdagen, verschijnen]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
kom op
[naar boven komen]
-
▾ opkrassen
[zich wegpakken]
-
▾ Fries
krasse
[zich wegpakken]
-
▾ Fries
krasse
[zich wegpakken]
-
▾ opkroppen
[inhouden maar niet verwerken]
-
▾ Papiaments
kròp
[inhouden maar niet verwerken]
etymologie: Arubaans
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
kròp
[inhouden maar niet verwerken]
-
▾ opkuiven
[opkammen, vleien]
-
▾ Fries
opkuive
[opkammen, vleien]
-
▾ Fries
opkuive
[opkammen, vleien]
-
▾ opladen
[optillen]
-
▾ Berbice-Nederlands
latop
[optillen]
-
▾ Berbice-Nederlands
latop
[optillen]
-
▾ oplage
[aantal afdrukken van een werk (boek, krant e.d.) dat bij dezelfde gelegenheid wordt vervaardigd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1799-1811;
thema: letterkunde
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
oplah, oplag
[aantal afdrukken van een werk (boek, krant e.d.) dat bij dezelfde gelegenheid wordt vervaardigd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oplah, oplag
[aantal afdrukken van een werk (boek, krant e.d.) dat bij dezelfde gelegenheid wordt vervaardigd]
-
▾ oplappen
[verstellen, herstellen]
-
▾ Deens
oplappe
[lappen erop zetten]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD zegt alleen: jf. holl. oplappen, Hammerich: … samt at oplappe "sætte Lap paa" (der dog ogsaa er nedertysk).
bron: (Hammerich 45 p. 348., OOD)
-
▾ Sranantongo
laplapu
[verstellen, herstellen]
-
▾ Deens
oplappe
[lappen erop zetten]
-
▾ opleiden
[vormen]
-
▾ Fries
opliede
[vormen]
-
▾ Fries
opliede
[vormen]
-
▾ opleiding
[vorming tot een beroep]
-
▾ Fries
oplieding
[vorming tot een beroep]
-
▾ Fries
oplieding
[vorming tot een beroep]
-
▾ opletten
[goed toezien]
-
▾ Duits
upletten
(dialect)
[goed toezien]
etymologie: Hamburg: HID: Letten (Hamb.): auf etwas merken, nach dem Holl. he lettet up Nix: er giebt auf nichts acht.
bron: Schuetze 1802 (HID)
-
▾ Fries
oplette
[goed toezien]
-
▾ Javaans
(di)oplèti
[men let op, zorgt voor]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Duits
upletten
(dialect)
[goed toezien]
-
▾ oplichten
[opheffen, optillen]
-
▾ Negerhollands
ligt op
[opheffen, optillen]
-
▾ Negerhollands
ligt op
[opheffen, optillen]
-
▾ oploop
[opstand, oproer]
-
▾ Zweeds
upplopp
[opstootje]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: upploppsstämning, gatuupplopp, pöbelupplopp
etymologie: före 1520; fornsv. uplop; av lågty. uplop med samma bet.; till upp och 1löpa
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
oploop
[opstand, oproer]
-
▾ Zweeds
upplopp
[opstootje]
-
▾ oploper
[bepaald duivenras dat huppend loopt]
-
▾ Engels
uploper
†verouderd
[bepaald duivenras dat huppend loopt]
datering: 1735 (1701-1750)
etymologie: ad. Du. oplooper, f. oploopen to leap up: see upleap v.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Deens
opløber
[halfvolwassen scheepsknecht]
status: betekenisontlening
etymologie: OOD: i bet. 1.1 efter holl. oplooper
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Engels
uploper
†verouderd
[bepaald duivenras dat huppend loopt]
-
▾ oplossen
[een vaste, vloeibare of gasvormige stof tot een vloeibaar homogeen mengsel verenigen]
-
▾ Indonesisch
(meng)oplos
[een vaste, vloeibare of gasvormige stof tot een vloeibaar homogeen mengsel verenigen]
-
▾ Indonesisch
(meng)oplos
[een vaste, vloeibare of gasvormige stof tot een vloeibaar homogeen mengsel verenigen]
-
▾ oplossing
[het oplossen; vloeistof met opgeloste stof]
-
▾ Fries
oplossing
[het oplossen; vloeistof met opgeloste stof]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
oplossing
[het oplossen; vloeistof met opgeloste stof]
-
▾ opluisteren
[glans geven, luister bijzetten]
-
▾ Fries
oplusterje
[glans geven, luister bijzetten]
-
▾ Fries
oplusterje
[glans geven, luister bijzetten]
-
▾ opluistering
[het bijzetten van luister of glans]
-
▾ Fries
oplustering
[het bijzetten van luister of glans]
-
▾ Fries
oplustering
[het bijzetten van luister of glans]
-
▾ opmaak
[lay-out]
-
▾ Indonesisch
opmak
[lay-out]
afleidingen en samenstellingen: opmaker = persoon in een drukkerij die de layout verzorgt
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
opmak
[lay-out]
-
▾ opmaken
[opeten; schoonheidsmiddelen gebruiken]
-
▾ Fries
opmeitsje
[opeten; schoonheidsmiddelen gebruiken]
-
▾ Fries
opmeitsje
[opeten; schoonheidsmiddelen gebruiken]
-
▾ opnaaisel
[omslag in een kledingstuk waardoor het korter wordt]
-
▾ Indonesisch
opnaisel
[omslag in een kledingstuk waardoor het korter wordt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
opnaisel
[omslag in een kledingstuk waardoor het korter wordt]
-
▾ opname
[het opnemen]
-
▾ Fries
opname
[registratie van geluid of beeld op band of film]
-
▾ Balinees
opname
[ziekenhuisopname]
bron: Veldwerk (Veldwerk Hinzler 2006)
-
▾ Indonesisch
opname
[ziekenhuisopname; voorraad; foto]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Fries
opname
[registratie van geluid of beeld op band of film]
-
▾ opnemen
[vastleggen, opschrijven]
-
▾ Negerhollands
neem op
[vastleggen]
-
▾ Negerhollands
neem op
[vastleggen]
-
▾ opneming
[het opnemen]
-
▾ Negerhollands
opneeming
[het opnemen]
-
▾ Negerhollands
opneeming
[het opnemen]
-
▾ opopanax
[gomhars van een bepaalde rotsplant]
-
▾ Japans
opopanakkusu
[gomhars van een bepaalde rotsplant]
-
▾ Japans
opopanakkusu
[gomhars van een bepaalde rotsplant]
-
▾ oppakken
[vastpakken en optillen]
-
▾ Fries
oppakke
[vastpakken en optillen]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
oppakke
[vastpakken en optillen]
-
▾ oppas(ser)
[iemand die op iets of iemand let; (Surinaams-Nederlands) verpleger, broeder]
-
▾ Negerhollands
oppasser
[iemand die op iets of iemand let]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: old 1776: veehoeder = beestoppasser, beestwachman
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Petjoh
oppas
[ordonnans]
<via Indonesisch>
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Atjehnees
upaih
[oppasser, bode, politieagent]
<via Indonesisch>
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Boeginees
ôpasá
[iemand die op iets of iemand let]
bron: Matthes 1874 (mat)
-
▾ Indonesisch
opas, upas
[bode, bewaker; politieagent]
afleidingen en samenstellingen: opas pos = postbode; pas! = (aanspreekvorm) oppas!
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
opas, upas
[bewaker, politieagent]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
upas
[toezichthouder, bode, oppasser]
afleidingen en samenstellingen: ngupasi=als oppasser dienst doen; upas pos=postbode
etymologie: Oost-Javaans opas, politieagent bron: veldwerk T. Hoogervorst 2007
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
upas
[officiële loopjongen van een ambtenaar, politieoppasser]
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Kupang-Maleis
opas
[politieoppasser]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Madoerees
opas
[leidinggevende op een kantoor, vaste bode]
afleidingen en samenstellingen: pas-opasan = zich gedragen als opas, opas ēppos = brievenbesteller van het postkantoor, opas polisi = diender
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
ôpasá
[iemand die op iets of iemand let]
afleidingen en samenstellingen: ôpasá-bông = oppasser bij douane
etymologie: bông = douane
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
upeh
[oppasser, bewaker, agent]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Muna
pasi
[paleiswacht]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Nias
ufasi
[iemand die op iets of iemand let]
bron: Lafeber 1922 (Lafeber)
-
▾ Sasaks
opas
[oppasser, politieagent]
bron: Goris 1938 (Goris)
-
▾ Soendanees
upas
[oppasser]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Surinaams-Javaans
paser
[verpleger, broeder]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Negerhollands
oppasser
[iemand die op iets of iemand let]
-
▾ oppassen
[opletten]
-
▾ Duits
aufpassen
[opletten]
datering: 1601-1650
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; hybride
afleidingen en samenstellingen: Aufpasser
etymologie: Als passen auf etwas entlehnt aus mndl. passen op oder mndd. passen up, dann ohne Objekt, parallel zu ndl. oppassen nhd. aufpassen. Das niederländisch/niederdeutsche Wort ist zwar aus dem Französischen entlehnt (passen), hat aber die Bedeutung "achten auf" ohne das Vorbild entwickelt (offenbar "vorübergehen lassen" > "warten" > "lauern auf"). Die Bedeutung "auf etwas lauern" ist beim Simplex im Deutschen nur regional.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oppas, pas op
[opletten]
<via Afrikaans>
-
▾ Negerhollands
pas op, pasō
[opletten, hoeden (vee), afwachten]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: pas op (old 1776, Hesseling 1905), pasō (djdj 1926). old 1776: let op het vee = pas op die Beesten, unachtzaam = em no pas op
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Duits
aufpassen
[opletten]
-
▾ oppassing
[het oppassen, verzorgen van mensen en dieren, verplegen van zieken]
-
▾ Negerhollands
oppassing
[verplegen van zieken, verzorgen]
-
▾ Negerhollands
oppassing
[verplegen van zieken, verzorgen]
-
▾ opper
[kust aan de kant waar de wind vandaan komt, beschutting]
-
▾ Deens
opper
[kust aan de kant waar de wind vandaan komt, beschutting]
etymologie: fra holl. opper ell. forkortet af ænyd. oppervold, holl. opperwal; jf. Læger, Lægerval; holl. opper er egl. adj., en komparativisk afl. af holl. op, jf. mnt. eng. upper samt ty. ober; sml. Opper- || , nu næppe br
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
opper
[kust aan de kant waar de wind vandaan komt, beschutting]
-
▾ opper
[(Gronings) stapel opgetast hooi, gereed om op de wagen geladen te worden]
-
▾ Duits
Opper
(dialect)
[stapel opgetast hooi, gereed om op de wagen geladen te worden; hoop]
afleidingen en samenstellingen: oppern=hooi op de hoop leggen
etymologie: Norderney. Dies Wort ist im westlichen und mittleren Ostfrsl. neben Bült bekannt. Schlüter: im ganzen West., dann in erweitere Bedtg. für "Haufen" allg., z.B. in Bocholt und Stadtlohn. Bischoff: … zu einer nordwestdeutsch-niederländischen Wortlandschaft zusammen.
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter, Bischoff)
-
▾ Duits
Opper
(dialect)
[stapel opgetast hooi, gereed om op de wagen geladen te worden; hoop]
-
▾ opperen
[het gemaaide gras bijeenharken en op hopen zetten op het land]
-
▾ Duits
oppern
(dialect)
[het gemaaide gras bijeenharken en op hopen zetten op het land]
etymologie: Dies Wort ist im westlichen und mittleren Ostfrsl. neben Bült bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste, Bischoff)
-
▾ Duits
oppern
(dialect)
[het gemaaide gras bijeenharken en op hopen zetten op het land]
-
▾ opperhoofd
[aanvoerder, hoofdman]
-
▾ Deens
opperhoved
†verouderd
[leider of bestuurder in de Oost-Indische of Groenlandse compagnieën]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nt. upperhöfd, holl. opperhoofd
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Javaans
oprup
[aanvoerder, hoofdman]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Deens
opperhoved
†verouderd
[leider of bestuurder in de Oost-Indische of Groenlandse compagnieën]
-
▾ opperst
[bovenst, voornaamst]
-
▾ Noors
ypperst
[allerbest]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: superl av e sv og e da. ypper, 'fremragende', trol fra lty upper 'øvre'; FuT: mnd. upper (holl. opper) (…) dazu der superl ypperst = mnd. upperst (holl. opperst) 'oberster'.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
opperste
[bovenste, voornaamste]
-
▾ Noors
ypperst
[allerbest]
-
▾ opponent
[die zich verzet, die tegen iets stelling neemt]
-
▾ Indonesisch
oponén
[die zich verzet, die tegen iets stelling neemt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oponén
[die zich verzet, die tegen iets stelling neemt]
-
▾ opportunist
[die zonder beginsel handelt]
-
▾ Indonesisch
oportunis
[die zonder beginsel handelt]
afleidingen en samenstellingen: oportunisme = opportunisme; oportunistis = opportunistisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oportunis
[die zonder beginsel handelt]
-
▾ opposant
[die oppositie voert]
-
▾ Indonesisch
oposan
[die oppositie voert]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oposan
[die oppositie voert]
-
▾ oppositie
[tegenstand]
-
▾ Fries
opposysje
[tegenstand]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Indonesisch
oposisi
[tegenstand]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Fries
opposysje
[tegenstand]
-
▾ oppronken
[optooien]
-
▾ Ambons-Maleis
pronk
[optooien]
etymologie: pronk roemah 'het huis stofferen of in orde brengen voor de ontvangst van personen'; pronk koi 'een bed netjes opmaken en versieren, bijv. een bruidsbed'.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Ambons-Maleis
pronk
[optooien]
-
▾ oprapen
[van de grond opnemen]
-
▾ Fries
opraapje
[van de grond opnemen]
-
▾ Negerhollands
rap op, rapō
[opnemen, verzamelen, opruimen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: rap op (old 1776), rapō (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Fries
opraapje
[van de grond opnemen]
-
▾ oprecht
[echt, ongeveinsd]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oprecht
[eerlijk, fatsoenlijk]
<via Afrikaans>
datering: 1899 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: o. burgher (erkende inwoner van de Republiek Transvaal)
etymologie: S. Afr. Du. oprecht (predicative), oprechte (attrib.) upright, sincere, genuine.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Sranantongo
oprèkti
[eerlijk, ongeveinsd]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
oprecht
[openlijk, ronduit]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oprecht
[eerlijk, fatsoenlijk]
<via Afrikaans>
-
▾ oprechtig
[echt, ongeveinsd]
-
▾ Deens
oprigtig
[echt, ongeveinsd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk uprichtich afl. af uprecht 'opret'; egl. 'lige ud, uden krogveje'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
uppriktig
[echt, ongeveinsd]
datering: 1558 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1558; av lågty. uprichtich 'pålitlig; ärlig', urspr. 'upprätt'; jfr riktig, upprätt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
oppriktig
[echt, ongeveinsd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, 'opprett, rett ut'; FuT: [ableitung von] opret = ags. upriht, mnd. uprecht, upricht (holl. oprecht)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
oprigtig
[echt, ongeveinsd]
-
▾ oprekken
[iets langer maken, iets veranderen]
-
▾ Indonesisch
oprék
[iets langer maken, iets veranderen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oprék
[iets langer maken, iets veranderen]
-
▾ oprichten
[overeind zetten, stichten]
-
▾ Negerhollands
richt op
[bouwen, construeren]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Hesseling 1905: 186: opgericht = opgerigt
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
richt op
[bouwen, construeren]
-
▾ oprispen
[maaginhoud opgeven]
-
▾ Papiaments
respu (ouder: risp, rips)
[boeren; boer; (verouderd) oprispen]
datering: 1859 (1851-1900)
etymologie: Uit: Putman1859 p.70 (risp); Uit Ewijk p. 86: rips
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Papiaments
respu (ouder: risp, rips)
[boeren; boer; (verouderd) oprispen]
-
▾ oprit
[oprijlaan; hellend oplopende weg tegen een hoogte; toegangsweg die leidt naar de hoofdverkeersweg]
-
▾ Indonesisch
oprit
[oprijlaan; hellend oplopende weg tegen een hoogte; toegangsweg die leidt naar de hoofdverkeersweg]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oprit
[oprijlaan; hellend oplopende weg tegen een hoogte; toegangsweg die leidt naar de hoofdverkeersweg]
-
▾ oproepen
[tevoorschijn brengen; ontbieden]
-
▾ Fries
oproppe
[tevoorschijn brengen; ontbieden]
-
▾ Fries
oproppe
[tevoorschijn brengen; ontbieden]
-
▾ oproer
[opstand]
-
▾ Engels
uproar
[opstand; tumult]
datering: 1526 (1501-1550)
etymologie: ad. Du. oproer or MLG. uprôr (MHG. ûfruor, G. aufruhr), f. op-, up- up- 2 + roer, rôr roar n.2 Cf. also WFris. oproer, oproar, Da. opr+r, Norw. uppr+r, Sw. up(p)rör. In sense 2 associated with roar n.1First used by Tindale and Coverdale in passages in which Luther's Bible has aufruhr. In the same passages the Dutch version of 1563 has oproer, which in that of 1531 appears only as a marginal variant to 2 Kings xi. 14.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, Room)
-
▾ Noors
opprør
[opstand, onrust]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. uprôr (holl. oproer), Arnesen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
uppror
[opstand]
datering: 1524 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: upprorsanda, upprorsförsök, upprorssignal, upprorsstämning, indianuppror
etymologie: sedan 1524; av lågty. upror med samma bet., till ror 'rörelse'; besl. med 2röra
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
oprør
[opstand, onrust]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
etymologie: Hammerich: Nederlands, OOD: efter holl. oproer, mnt. upror, ty. aufruhr
bron: (Arnesen, Hammerich 45, OOD)
-
▾ Negerhollands
oproer
[opstand]
-
▾ Sranantongo
opruru
[opstand; onrustig]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Engels
uproar
[opstand; tumult]
-
▾ opruiend
[tot ontevredenheid aanzettend]
-
▾ Fries
opruierich
[tot ontevredenheid aanzettend]
-
▾ Fries
opruierich
[tot ontevredenheid aanzettend]
-
▾ opruimen
[wegruimen en opbergen]
-
▾ Surinaams-Javaans
oprèm, ngoprèm
[wegruimen en opbergen]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
oprèm, ngoprèm
[wegruimen en opbergen]
-
▾ opscheppen
[snoeven]
-
▾ Sranantongo
skepi
[snoeven, grootspreken; grootspraak]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Sranantongo
skepi
[snoeven, grootspreken; grootspraak]
-
▾ opschieten
[vorderen, vooruitkomen]
-
▾ opschorten
[uitstellen; (verouderd) opbinden, hoger vastmaken]
-
▾ Zweeds
skörta upp
[opbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. (up)skörta; av lågty. opschörten med samma bet.; till skört
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
oppskjørtet
[opgebonden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Arnesen: av nl. opschorten eller nt. upschorten, begge er basert på mnl. scorten. (…) betydningstilknyttingen til "skjørt" er opstått på nordisk grunn.
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Deens
opskørte
[binden; voorbinden; opbinden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Arnesen: av nl. opschorten eller nt. upschorten, begge er basert på mnl. scorten. (…) betydningstilknyttingen til "skjørt" er opstått på nordisk grunn.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD (zonder etymologie), Arnesen)
-
▾ Zweeds
skörta upp
[opbinden]
-
▾ opschrift
[wat op iets geschreven is, wat boven iets geschreven staat]
-
▾ Negerhollands
opskrift
[wat op iets geschreven is, wat boven iets geschreven staat]
-
▾ Negerhollands
opskrift
[wat op iets geschreven is, wat boven iets geschreven staat]
-
▾ opschrijven
[een notitie maken van]
-
▾ Negerhollands
skriev op
[een notitie maken van]
-
▾ Negerhollands
skriev op
[een notitie maken van]
-
▾ opschudding
[het opschudden]
-
▾ Fries
opskodding
[het opschudden]
-
▾ Fries
opskodding
[het opschudden]
-
▾ opschuren
[door schuren enigszins ruw maken]
-
▾ Negerhollands
skur op
[door schuren enigszins ruw maken]
-
▾ Negerhollands
skur op
[door schuren enigszins ruw maken]
-
▾ opslag
[spontaan groeiend gewas]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opslag
[plantengroei in droog gebied na regen]
<via Afrikaans>
datering: 1871 (1851-1900)
etymologie: Afk., a rise or increase;a self-sown plant.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opslag
[plantengroei in droog gebied na regen]
<via Afrikaans>
-
▾ opslag
[omgeslagen deel van een kledingstuk]
-
▾ Negerhollands
opslag
[opgeslagen of omgeslagen gedeelte van een kledingstuk, inzonderheid aan het eind van een mouw]
-
▾ Oekraïens
obšlág
[opgeslagen of omgeslagen gedeelte van een kledingstuk, inzonderheid aan het eind van een mouw]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Wit-Russisch
abšlág
[omslag aan de mouw, manchet]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Russisch
obšlág; obošlág
[omslag aan de mouw, manchet]
datering: 1702 (1701-1750)
etymologie: Aus nhd. Aufschlag dass., bzw. ndl. opslag (nach Smirnov u. Preobr. 1,632). Lautlich unwahrscheinlich ist Vermittlung durch poln. obszlegi pl. (gegen Christiani 48). VdMeulen:Opslag, opgeslagen of omgeslagen gedeelte van een kledingstuk, inzonderheid aan het eind van een mouw. Russ. obšlág, bij Dal' 2, 1624 omschreven als: otvorot na odežde, obycno narukavnyj otvorot, zavorot, obšivka (opslag op een kledingstuk, gewoonlijk opslag, omslag, afzetsel op een mouw) met als voorbeeld de volzin: Japonskie soldáty v sinich mundirach s krasnymi nášivkami na obšlagách (Japanse soldaten in blauwe uniformen met rode chevrons op de opslagen), vgl. Ušakov 2, 726: pugovicy na obšlagach (knopen op de opslagen). In de P. . .. Petra Vel. 2, 248 (a°. 1703) staat het woord nog in de meer oorspronkelijke vorm opšlag: Izvolte kak vozmožno skoro na 4000 c., na kamzoly, stany i opšlagi, krasnych sukon prislat' v Novgorod (Gelieve zo spoedig mogelijk voor 4000 man, voor kamizolen, broeken en opslagen, rode lakens te zenden naar Novgorod); evenzo 5, 18 in een brief van Peter van 8 januari 1707: I tem saldatom mundir ubiraj . . ., a imjanno kaftany . .. okrasja korišnevoju kraskoju ... z želtymi opSlagami (En smuk dien soldaten de uniform op .. ., en met name de jassen .. . vervend met kaneelbruine kleur ... met gele opslagen). In een schrijven van 16 februari 1707 (5, 81) leest men reeds de tegenwoordige vorm obèlag: veli ... iz belych (sukon) zdelat' plat'e na byvšej Agilviev polk s obslagami krasnago sukna (beveel ... uit de witte lakens kledij te maken voor het gewezen regiment van Ogilvy met opslagen van rood laken). Eveneens in een resolutie van 12 november 1707 (6, 152): Mundir na dragún ... razlicit' obSlagami sinimi, krasnymi, zelenými (De uniform voor dragonders ... te onderscheiden door blauwe, rode, groene opslagen). De schrijfwijze met ob- zal wel ontstaan zijn door bijgedachte aan de russ. prepositie ob- (naast o- en obo-), die: om betekent; in het gebied van de Terek zegt men zelfs obošlag met de betekenis: manchet (Vasmer 2, 246). Men vergelijke ook de overgang van ndl. op- in russ. ob- in de ,fscheepstermen russ. obgäldyr' uit ndl. ophaalder en russ. obsteng, obsten' uit ndl. ol> steng, zib Zee- en Scheepst. 143 vlg. Het woord is niet ontleend aan hd. aufschlug en ook niet aan de. opslag of zw. uppslag.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych,VdMeulen 1959)
-
▾ Negerhollands
opslag
[opgeslagen of omgeslagen gedeelte van een kledingstuk, inzonderheid aan het eind van een mouw]
-
▾ opsluiten
[in een afgesloten ruimte plaatsen]
-
▾ Negerhollands
slot op
[in een afgesloten ruimte plaatsen]
-
▾ Negerhollands
slot op
[in een afgesloten ruimte plaatsen]
-
▾ opspelen
[op zijn poot spelen, razen]
-
▾ Deens
spilopper
[kattekwaad]
-
▾ Deens
spilopper
[kattekwaad]
-
▾ opsporing
[het door zoeken ontdekken, door speuren vinden]
-
▾ Indonesisch
sporing, opsporing
[het door zoeken ontdekken, door speuren vinden; (Bahasa Prokem) gezocht door de politie]
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Indonesisch
sporing, opsporing
[het door zoeken ontdekken, door speuren vinden; (Bahasa Prokem) gezocht door de politie]
-
▾ opstaan
[gaan staan]
-
▾ Negerhollands
staan op, staen op
[gaan staan]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: staan op (old 1776), staen op (Hesseling 1905: 211). Hesseling 1905: 259: herrijzen uit de dood = staen op weeran van die dooje
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 211)
-
▾ Negerhollands
staan op, staen op
[gaan staan]
-
▾ opstal
[wat boven de grond gebouwd is]
-
▾ Deens
opstalt
[façadetekening]
etymologie: omdannet af holl. opstal (diminutiv opstalletje) egl. noget opretstående, bygning. PNOE: fra nederlandsk opstalletje diminutiv af opstal 'noget opstillet'
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Hårbøl 2004 (Fremmedordbog, Fremmed2, PNOE)
-
▾ Duits
Upstall, Ubstal, Uppestal, Hoppstall
(dialect)
[hoger gelegen land aan het water]
etymologie: Teuchert p. 197: Über den ndl. Ursprung des märkischen Flurnamens Upstall m. herrst Einmütigkeit. Bischoff p. 155.
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert, Bischoff)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opstal, upstall
[wat boven de grond gebouwd is]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: Du. (later Afk.), lit. 'structure', 'construction', 'something built up'.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Indonesisch
opstal
[wat boven de grond gebouwd is]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
opstalt
[façadetekening]
-
▾ opstand
[oproer]
-
▾ Deens
opstand
[oproer]
<via Duits>
etymologie: Arnesen: fra nl. opstand. Tysk Aufstand "skapt" av Campe som oversettelse av fremmedordet inscurrectie, men høyst sannsynlig med det alt eksisterende nl. opstand for hånden.
bron: Becker-Christensen 2005 Arnesen (Arnesen, PNOE)
-
▾ Noors
oppstand
[oproer]
<via Duits>
etymologie: Arnesen: fra nl. opstand. Tysk Aufstand "skapt" av Campe som oversettelse av fremmedordet inscurrectie, men høyst sannsynlig med det alt eksisterende nl. opstand for hånden.
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Frans
obstade, obsatte, obsat
†verouderd
(dialect)
[plan tot opstand, complot]
datering: 1464 (1451-1500)
etymologie: HaustRég und AlbumVerdeyen möchte dieses wort auf ndl. opzet 'plan, projekt' zurückführen. Da aber die form mit -st- die ältere ist und auch der vokal -a- nicht gut zu opzet passt, und da die bed. des wallon. wortes gut zu der von ndl. opstand stimmt, wird mann dieser von Gesch vorgeschlagenen verknüpfung den vorzug geben.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Deens
opstand
[oproer]
<via Duits>
-
▾ opstanding
[herleving uit de dood]
-
▾ Negerhollands
opstanding, opstandinge
[herleving uit de dood]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: opstanding (old 1776), opstandinge (Hesseling 1905: 239)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905; 239)
-
▾ Negerhollands
opstanding, opstandinge
[herleving uit de dood]
-
▾ opsteken
[doen ontbranden]
-
▾ Negerhollands
stek op
[doen ontbranden]
-
▾ Negerhollands
stek op
[doen ontbranden]
-
▾ opstel
[behandeling van een onderwerp als steloefening]
-
▾ Papiaments
òpstèl
[behandeling van een onderwerp als steloefening]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
òpstèl
[behandeling van een onderwerp als steloefening]
-
▾ opstoken
[ophitsen]
-
▾ Ambons-Maleis
ofstōk
[ophitsen]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Ambons-Maleis
ofstōk
[ophitsen]
-
▾ opstopper
[stoot, duw]
-
▾ Deens
opstopper, opstoppernæse
[wipneus; klap op de neus]
etymologie: fra nederlandsk opstopper 'stød, næveslag, slag under næsen' + næse, OOD: fra holl. opstopper
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
oppstopper, oppstoppernese
[wipneus]
etymologie: BO: trol. av oppstopper, 'slag under nesen', av nederl. opstopper, 'støt, neveslag'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Deens
opstopper, opstoppernæse
[wipneus; klap op de neus]
-
▾ optater
[oplawaai]
-
▾ Fries
optater
[oplawaai]
-
▾ Fries
optater
[oplawaai]
-
▾ optatief
[wensende wijs]
-
▾ Indonesisch
optatif
[wensende wijs]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optatif
[wensende wijs]
-
▾ opticien
[brillenmaker]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1897;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
optisién
[brillenmaker]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optisién
[brillenmaker]
-
▾ optie
[recht van voorkeur bij transactie]
-
▾ Indonesisch
opsi
[recht van voorkeur bij transactie]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
opsi
[recht van voorkeur bij transactie]
-
▾ optiek
[optica; gezichtspunt]
-
▾ Indonesisch
optik
[optica; gezichtspunt; opticien]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optik
[optica; gezichtspunt; opticien]
-
▾ optimaal
[hoogst]
-
▾ Indonesisch
optimal
[hoogst]
afleidingen en samenstellingen: pengoptimalan = optimalisering; optimalisasi = optimalisering; mengoptimalisasikan = optimaliseren
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optimal
[hoogst]
-
▾ optimisme
[neiging het beste te zien]
-
▾ Fries
optimisme
[neiging het beste te zien]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Indonesisch
optimisme
[neiging het beste te zien]
-
▾ Fries
optimisme
[neiging het beste te zien]
-
▾ optimist
[iemand die alles van de goede zijde beschouwt]
-
▾ Indonesisch
optimis
[iemand die alles van de goede zijde beschouwt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optimis
[iemand die alles van de goede zijde beschouwt]
-
▾ optimum
[toppunt]
-
▾ Indonesisch
optimum
[toppunt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
optimum
[toppunt]
-
▾ optocht
[stoet]
-
▾ Deens
optog
[stoet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk uptoch, uptoge ¯ verbalsubstantiv til uptên 'trække op'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
opptog
[stoet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, eg vbs. av opten, 'trekke opp'), følge, prosesjon
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Papiaments
òptògt, optokt
†verouderd
[stoet]
bron: Haaren (Joubert PN, Haaren p.c.)
-
▾ Deens
optog
[stoet]
-
▾ optooien
[fraaier tooien, opsieren]
-
▾ Duits
sük optooien
†verouderd
(dialect)
[fraaier tooien, opsieren, zich opvallend kleden]
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
sük optooien
†verouderd
(dialect)
[fraaier tooien, opsieren, zich opvallend kleden]
-
▾ optreden
[zich voordoen, verschijnen]
-
▾ Noors
opptre
[zich voordoen, verschijnen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, eg. 'tre opp på noe høyere'
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
uppträda
[zich voordoen, verschijnen]
datering: 1828 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1828; av lågty. uptreden med samma bet.; jfr 2träda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
optrede
[zich voordoen, verschijnen]
-
▾ Noors
opptre
[zich voordoen, verschijnen]
-
▾ optreden
[wijze van zich voordoen, presentatie]
-
▾ Fries
optreden
[wijze van zich voordoen, presentatie]
-
▾ Fries
optreden
[wijze van zich voordoen, presentatie]
-
▾ opvatten
[op de genoemde wijze beschouwen]
-
▾ Negerhollands
vat op
[opvangen]
-
▾ Negerhollands
vat op
[opvangen]
-
▾ opwachten
[op iemand wachten, iemand bedienen]
-
▾ Deens
opvagte
(dialect)
[bedienen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vel fra holl. opwachten, østfris. upwachten, jf. ænyd. opvacter, opvarter; egl.: vogte paa, passe paa; nu dial.
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
opvagte
(dialect)
[bedienen]
-
▾ opwakkeren
[wakkerder maken, worden]
-
▾ Fries
opwakkerje
†verouderd
[aanzetten, aanmoedigen]
-
▾ Fries
opwakkerje
†verouderd
[aanzetten, aanmoedigen]
-
▾ opwakkering
[aanmoediging]
-
▾ Fries
opwakkering
†verouderd
[aanmoediging]
-
▾ Fries
opwakkering
†verouderd
[aanmoediging]
-
▾ opwekken
[wakker maken, opmerkzaam maken op gevaar]
-
▾ Negerhollands
wek op
[wakker maken, opmerkzaam maken op gevaar]
-
▾ Negerhollands
wek op
[wakker maken, opmerkzaam maken op gevaar]
-
▾ opzadelen
[een rijdier een zadel opleggen]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
saddle up, upsaddle
[een rijdier een zadel opleggen]
datering: 1838 (1801-1850)
etymologie: ad. Du. opzadelen, f. op- up- 4 + zadelen saddle v.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
saddle up, upsaddle
[een rijdier een zadel opleggen]
-
▾ opzet
[beraming, bedoeling, voorgenomen plan]
-
▾ opzettelijk
[met opzet]
-
▾ Fries
opsetlik
[met opzet]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
opsetlik
[met opzet]
-
▾ opzetten
[de huid van dode dieren opvullen om ze te bewaren in de vorm die het dier bij het leven had]
-
▾ Indonesisch
opsét
[de huid van dode dieren opvullen om ze te bewaren in de vorm die het dier bij het leven had]
-
▾ Indonesisch
opsét
[de huid van dode dieren opvullen om ze te bewaren in de vorm die het dier bij het leven had]
-
▾ opzicht
[toezicht]
-
▾ Deens
opsigt
[toezicht, aandacht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk upsicht dannet af up 'på, op, oppe' + sicht 'syn' (jf. sigt)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
oppsikt
[toezicht, opzien, aandacht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty, ty; FuT: von nhd. Aufsicht, mnd. upsicht (holl. opzicht)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Zweeds
uppsikt
[toezicht, controle]
datering: 1617 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: polisuppsikt
etymologie: sedan 1617; av lågty. upsicht, ty. Aufsicht med samma bet., till lågty. upsen, ty. aufsehen 'övervaka', urspr. 'se upp'; jfr 1sikt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
opsicht
[toezicht]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Deens
opsigt
[toezicht, aandacht]
-
▾ opzichter
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden, voorman]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
obasee
†verouderd
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden, voorman]
<via Negerhollands>
-
▾ Negerhollands
opsiender, obǝsi
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: opsiender (old 1776), obǝsi (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Papiaments
opzichter
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
opséter, opsihter
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
opzichter
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden]
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
obasee
†verouderd
[iemand die toezicht houdt bij werkzaamheden, voorman]
<via Negerhollands>
-
▾ opzien(d)er
[opzichter, inspecteur]
-
▾ Negerhollands
opsiender
[opzichter]
-
▾ Indonesisch
opsin(d)er, sinder
[opzichter, inspecteur]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
opsiner
[opzichter, schoolopziener]
etymologie: Oost-Javaans sindher, opzichter bron: veldwerk T. Hoogervorst 2007
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Letinees
òpsa
[opzichter]
bron: Engelenhoven (veldwerk Van Engelenhoven)
-
▾ Madoerees
opsindēr, sendēr, opsendēr
[opzichter]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Makassaars
pasênderé
[opzichter]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Soendanees
opsendĕr
[opzichter bij de waterstaat]
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Surinaams-Javaans
sinder
[opzichter]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Negerhollands
opsiender
[opzichter]
-
▾ opzitten
[overeind zitten; in gezelschap van een vrijer opblijven]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opsit
[in gezelschap van een vrijer opblijven]
<via Afrikaans>
datering: 1887 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: opsitkaars (kaars gebrand als maat voor de duur van het herenbezoek)
etymologie: f. Du. opzitten to sit up
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
sitting-up
[ontvangen]
datering: 1777 (1751-1800)
etymologie: Hobson;Jobson: A curious custom, in vogue at the Presidency towns more than a century ago, and the nature of which is indicated by the quotations. Was it of Dutch origin? 1777. -- "Lady Impey sits up with Mrs. Hastings; vulgo toad-eating." -- Ph. Francis's Diary, quoted in Busteed, Echoes of Old Calcutta, 124; [3rd ed. 125]. 1780. -- "When a young lady arrives at Madras, she must, in a few days afterwards sit up to receive company, attended by some beau or master of the ceremonies, which perhaps continues for a week, or until she has seen all the fair sex, and gentlemen of the settlement." -- Munro's Narr., 56.
bron: Yule 1994 (Hobson-Jobson)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
opsit
[in gezelschap van een vrijer opblijven]
<via Afrikaans>
-
▾ opzwaaien
[van een schip dat het anker heeft uitgeworpen; op wind of stroom komen te liggen, door het voorschip in de wind of in de stroom te keren]
-
▾ Deens
opsvaje
[van een schip dat het anker heeft uitgeworpen; op wind of stroom komen te liggen, door het voorschip in de wind of in de stroom te keren]
-
▾ Deens
opsvaje
[van een schip dat het anker heeft uitgeworpen; op wind of stroom komen te liggen, door het voorschip in de wind of in de stroom te keren]
-
▾ oraal
[m.b.t. de mond]
-
▾ Indonesisch
oral
[m.b.t. de mond]
-
▾ Indonesisch
oral
[m.b.t. de mond]
-
▾ orakel
[godsspraak]
-
▾ Indonesisch
orakel
[godsspraak]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
orakel
[godsspraak]
-
▾ orang-oetan(g)
[mensaap]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1652-1662;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
orangutang
[mensaap]
etymologie: måske via holl. orang-utang, af malajisk orang utan junglebeboer, egl. skovmenneske, orang menneske + utan skov. PNOE: fra nederlandsk orang-oetang, orang-oetan 'orangutang' ¯ malajisk @rang [tan 'vildmand, skovmenneske' dannet af @rang 'menneske' + [tan 'vild, vildnis'
bron: Hårbøl 2004 (Fremmed2, PNOE)
-
▾ Duits
Orang-Utan
[mensaap]
datering: 1651-1700
etymologie: SmSubstantiv Maskulinum erw.erweiterter Standardwortschatz exot.Exotismus (17. Jh.)Entlehnung. Entlehnt aus mal. orang utan "Dschungel-Mensch"; von den Europäern auf die Bezeichnung der Affenart übertragen.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Engels
orang-outang
[mensaap]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
etymologie: alt.of Malay o<lengte>rang u<lengte>tan 'jungle dweller', prob.through Du. orang-utang, +oerangoetan (the native name is recorded in 1631 by Bontius, a Du.East Indian physician); prop. the Malay name for wild races of men misapplied by Europeans. The word has become CEur.
bron: Onions 1983 (ODEE, Hobson-Jobson)
-
▾ Noors
orangutang
[mensaap]
-
▾ Zweeds
orangutan
[mensaap]
datering: 1667 (1651-1700)
etymologie: sedan 1667; av malajiska orang 'människa' och hutan 'djungel'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Frans
orang-outan
[mensaap]
-
▾ Spaans
orangután
[mensaap]
-
▾ Litouws
orangutanas
[mensaap]
<via Engels>
etymologie: angl. orang-utan < malaj. ōran-ghūtan - girinis žmogus
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Pools
orangutan
[mensaap]
bron: Kowalska-Szubert 2013 (Kowalska-Szubert)
-
▾ Koerdisch
orangûtan
[mensaap]
<via Frans>
bron: Qilorî 2002 (Qilorî)
-
▾ Hongaars
orangután
[mensaap]
<via Duits>
-
▾ Turks
orangutan
[mensaap]
<via Frans>
bron: Kiris 2008 (Kiris)
-
▾ Maltees
orangutan, orang-utang
[mensaap]
<via Engels>
bron: Aquilina 2006 (Aquilina)
-
▾ Japans
oran ūtan
†verouderd
[mensaap]
-
▾ Deens
orangutang
[mensaap]
-
▾ orangist
[aanhanger van het Oranjehuis]
-
▾ Deens
orangist
[aanhanger van het oranjehuis]
-
▾ Tsjechisch
oranžista
[aanhanger van het Oranjehuis]
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Deens
orangist
[aanhanger van het oranjehuis]
-
▾ oranje
[kleurnaam]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1282;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Schots
orenze
†verouderd
[kleurnaam]
-
▾ Sranantongo
alanya, oranye
[kleurnaam]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
oraño
[kleurnaam]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Ambons-Maleis
oranya
[kleurnaam]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Indonesisch
oranye
[kleurnaam]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Kupang-Maleis
oranya
[kleurnaam]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
oranya
[kleurnaam]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ternataans-Maleis
oranya
[kleurnaam]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Schots
orenze
†verouderd
[kleurnaam]
-
▾ oranje(appel)
[sinaasappel]
-
▾ Duits
Orange
[sinaasappel]
datering: 1651-1700
etymologie: pers.-arab.-fr.-niederl.; die; -, -n. DU: (älter: Orangeapfel < niederl. oranjeappel <) frz. (pomme d')orange, viell. unter volksetym. Anlehnung an: or= Gold (wegen des goldgelben Aussehens der Früchte) < span. naranja < arab. narang= bittere Orange, aus dem Pers.
bron: Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge)
-
▾ Sranantongo
alanya
[Citrus aurantium en Citrus sinensis]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Shona
ranyisi
[saprijke zuidvrucht]
<via Afrikaans>
bron: Leefmans 2002 (Leefmans)
-
▾ Surinaams-Javaans
jeruk swalanyah
[soort citrusvrucht]
<via Sranantongo>
-
▾ Arowaks
aransu
[sinaasappel]
bron: Penard 1926-1927 (Penard)
-
▾ Duits
Orange
[sinaasappel]
-
▾ oratie
[toespraak]
-
▾ Indonesisch
orasi
[toespraak]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
orasi
[toespraak]
-
▾ oratorium
[(meestal bijbels) muzikaal drama zonder enscenering]
-
▾ Indonesisch
oratorium
[(meestal bijbels) muzikaal drama zonder enscenering]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oratorium
[(meestal bijbels) muzikaal drama zonder enscenering]
-
▾ orchidee
[plant]
-
▾ Indonesisch
orsidé
[plant]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
orsidé
[plant]
-
▾ orde
[regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben]
-
▾ Deens
orden
[regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk orden, orde ¯ latin ordo (genitiv ordinis) 'række, rækkefølge, systematisk opstilling, organiseret tilstand, følge af tjenestefolk, kompagni soldater, rangklasse'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
orden
[regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: gj lty fra lat ordo; FuT: von mnd. orden (auch orde, wie im holl.) Das wort stammt aus dem lat. ordo.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
ordu
[geregelde toestand]
datering: 1926 (1901-1950)
etymologie: old 1776: orde = ordening. djdj 1926: in orde houden = hou a ordu
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
orde
[geregelde toestand]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
òrdu (ouder: orde)
[geregelde toestand]
datering: 1859 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Spaans
afleidingen en samenstellingen: na òrdu (in orde); pone òrdu (orde op zaken stellen)
etymologie: Uit: Putman1859 p.139
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Indonesisch
orde
[regelmatige plaatsing; geregelde toestand]
afleidingen en samenstellingen: Orde Baru = Nieuwe Orde (onder president Suharto, >1965) ; Orde Lama = Oude Orde (onder president Soekarno, <1965) (terminologie door Suharto gelanceerd)
etymologie: baru = nieuw; lama = oud
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
orden
[regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben]
-
▾ orde
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
-
▾ Deens
orden
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
orden
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: ordensbroder, ordensloge, ordenssällskap, frimurarorden, munkorden, nykterhetsorden
etymologie: före 1520; fornsv. ord(h)en; av lågty. orden 'munk-, riddarorden'; till lat. ordo 'rad; ordning'; jfr order, ordinarie, ordinera, ordna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
orden
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: gj lty fra lat ordo; FuT: von mnd. orden (auch orde, wie im holl.) Das wort stammt aus dem lat. ordo.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Indonesisch
orde
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Deens
orden
[koninklijke onderscheiding, ridderorde]
-
▾ ordenen
[rangschikken, zorgen voor]
-
▾ Deens
ordne
[rangschikken, zorgen voor]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk ordenen ¯ latin ordin¤re (jf. ordinere)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ordne
[rangschikken, zorgen voor]
-
▾ Zweeds
ordna
[rangschikken, zorgen voor]
datering: 1635 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1635; av lågty. ordenen 'anordna; förordna'; av lat. ordinare, se ordinera; jfr orden
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ordne
[rangschikken, zorgen voor]
-
▾ ordening
[regelmatige schikking of plaatsing]
-
▾ Fries
oardening
[regelmatige schikking of plaatsing]
-
▾ Negerhollands
ordening
[regelmatige schikking of plaatsing; regeling, inrichting]
-
▾ Indonesisch
ordening
[regelmatige schikking of plaatsing; regeling, inrichting]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Fries
oardening
[regelmatige schikking of plaatsing]
-
▾ ordentelijk
[fatsoenlijk]
-
▾ Duits
ordennelk, odäntlik
(dialect)
[fatsoenlijk]
etymologie: Foerste: Das Wort ist jetzt nur im Reiderland und auf Borkum bekannt. Gron. Wdb.: ordínlik (klem op de 2e lid), ordentelik, netjes, fatsoenlik. Die Betonung macht Entlehnung aus dem Nl. sicher. Schlüter: Von älteren Mundartsprechern im ganzen Gebiet noch vereinzelt gebraucht.
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter)
-
▾ Papiaments
òrdènt
[fatsoenlijk]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
ordennelk, odäntlik
(dialect)
[fatsoenlijk]
-
▾ order
[bevel]
-
▾ Negerhollands
order, ordǝ
[bestellen, bevel]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: order (old 1776, Hesseling 1905: 259), ordǝ (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 259)
-
▾ Sranantongo
ordru
[bevel]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
òrdu (ouder: order)
[bevel]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: door uitdrukkingen als 'na bo òrdu' (tot je dienst), in het spaans 'a sus órdenes' met dezelfde betekenis, krijg ik het idee dat de spaanse 'órden' , en de nederlandse 'orde' en 'order' samen zijn gesmolten in papiamentu 'òrdu'. Oudste vindplaats Conradi, Mat. 11:1 "order".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Oekraïens
órder
[voorschrift, bevel]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Russisch
órder
[voorschrift, bevel; (sovjettaal) toewijzing van een woning]
datering: 1782 (1751-1800)
etymologie: Ueber nhd. ndl. order (seit 17. Jhdt. s. Schulz-Basler 2,261) oder direkt aus frz. ordre von lat. ordō, -inis.
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 (Vasmer, Cernych, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Wit-Russisch
órder
[voorschrift, bevel]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Azeri
order
[schriftelijk bevel]
<via Russisch>
bron: Chalilov 2007 (Chalilov)
-
▾ Atjehnees
rudi
[last van overheidswege (werk of geld), herendienst, belasting]
<via Indonesisch>
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Boeginees
rôdi
[bevel, teken]
bron: Matthes 1874 (mat)
-
▾ Indonesisch
order
[bestelling van koopwaar; commando; dwangarbeid]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
order
[bevel, verzoek, bestelling]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
urdi
†verouderd
[order (geven)]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
udēr, buku udēr
[order, circulaire, rondgaande brief aan militairen]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Makassaars
rôdi
[bevel]
-
▾ Nias
rodi
[herendienst]
bron: Lafeber 1922 (Lafeber)
-
▾ Negerhollands
order, ordǝ
[bestellen, bevel]
-
▾ ordinaal
[fles met water om een lampje of kaars te versterken]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1865-1870;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ordinal
[fles met water om een lampje of kaars te versterken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ordinal
[fles met water om een lampje of kaars te versterken]
-
▾ ordinaat
[meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte]
-
▾ Indonesisch
ordinat
[meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ordinat
[meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte]
-
▾ ordinair
[plat, alledaags]
-
▾ Indonesisch
ordinér
[plat, alledaags]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ordinér
[plat, alledaags]
-
▾ ordinantie
[verordening]
-
▾ Negerhollands
ordinantie, ordinansje
[verordening]
-
▾ Negerhollands
ordinantie, ordinansje
[verordening]
-
▾ ordineren
[instellen, wijden]
-
▾ Negerhollands
ordineer
[bevelen, ordenen]
-
▾ Negerhollands
ordineer
[bevelen, ordenen]
-
▾ ordner
[map voor het opbergen van correspondentie e.d.]
-
▾ Indonesisch
ordner
[map voor het opbergen van correspondentie e.d.]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ordner
[map voor het opbergen van correspondentie e.d.]
-
▾ ordonnans
[militair die bevelen moet overbrengen]
-
▾ Javaans
urdenas
[militair die bevelen moet overbrengen]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
ordonan(s)
[militair die bevelen moet overbrengen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
urdenas
[militair die bevelen moet overbrengen]
-
▾ ordonnantie
[regelmatige rangschikking]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ordonnantie
[pachtakte, pachthoeve]
-
▾ Indonesisch
ordonansi
[regelmatige rangschikking]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ordonnantie
[pachtakte, pachthoeve]
-
▾ orgaan
[deel van levend organisme; tijdschrift of krant gebruikt om de mening van een organisatie of partij uit te drukken]
-
▾ Indonesisch
organ
[deel van levend organisme; tijdschrift of krant gebruikt om de mening van een organisatie of partij uit te drukken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
organ
[deel van levend organisme; tijdschrift of krant gebruikt om de mening van een organisatie of partij uit te drukken]
-
▾ organiek
[organisch voortvloeiend uit]
-
▾ Indonesisch
organik
[organisch voortvloeiend uit; (militair) in één administratieve eenheid]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
organik
[organisch voortvloeiend uit; (militair) in één administratieve eenheid]
-
▾ organisatie
[het organiseren; wijze waarop iets georganiseerd is; georganiseerd lichaam, genootschap]
-
▾ Sranantongo
orga, organisasi
[het organiseren, vriendenkring]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Indonesisch
organisasi
[het organiseren; wijze waarop iets georganiseerd is; georganiseerd lichaam, genootschap]
afleidingen en samenstellingen: mengorganisasi = iets organiseren; berorganisasi = georganiseerd zijn
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
organisasi
[het organiseren]
-
▾ Makassaars
horonosâsi, orohanisâsi
[georganiseerd lichaam]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Surinaams-Javaans
organisasi
[het organiseren]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
orga, organisasi
[het organiseren, vriendenkring]
-
▾ organisatiedrang
[drang tot organisatie]
-
▾ Fries
organisaasjedrang
[drang tot organisatie]
-
▾ Fries
organisaasjedrang
[drang tot organisatie]
-
▾ organisator
[die organiseert]
-
▾ Indonesisch
organisator
[die organiseert]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
organisator
[die organiseert]
-
▾ organisch
[m.b.t. een orgaan, van organen voorzien]
-
▾ Indonesisch
organis
[m.b.t. een orgaan, van organen voorzien]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
organis
[m.b.t. een orgaan, van organen voorzien]
-
▾ organiseren
[regelen]
-
▾ Sranantongo
orga
[regelen]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Indonesisch
organisir
[regelen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Surinaams-Javaans
orga
[regelen]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
orga
[regelen]
-
▾ organisme
[samenhang der delen]
-
▾ Indonesisch
organisme
[samenhang der delen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
organisme
[samenhang der delen]
-
▾ organzin, organza
[weefsel van doorzichtige zuivere zijde]
-
▾ Indonesisch
organsa
[weefsel van doorzichtige zuivere zijde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
organza
[glanzende stof voor dameskleding]
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
organsa
[weefsel van doorzichtige zuivere zijde]
-
▾ orgasme
[het (seksueel) klaarkomen]
-
▾ Indonesisch
orgasme
[het (seksueel) klaarkomen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
orgasme
[het (seksueel) klaarkomen]
-
▾ orgel
[toetsinstrument]
-
▾ Sranantongo
orgu
[toetsinstrument]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
òrgel, òru
[toetsinstrument]
afleidingen en samenstellingen: kaha di òrgel (kleine orgel met 'rollen' en handaandrijving)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Soendanees
argol
[toetsinstrument]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Madoerees
orgēl, ūrgēl
[toetsinstrument]
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Ternataans-Maleis
orgol
[toetsinstrument]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
orgol
[toetsinstrument]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
orgol
[toetsinstrument]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
orgol
[toetsinstrument]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Javaans
rogel
[(kerk)orgel]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Makassaars
harâgol, harâgoló
†verouderd
[grammofoon met grote hoorn]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
orgel
[toetsinstrument]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
orugōru
[speeldoos]
etymologie: Verouderd: orugoru, orukoru, orukôru. Orgel = orugan (< P.orga<~>o). Vos 1963 meent dat orugan van E. herkomst is.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Koreaans
ogool
[muziekdoos (speeldoos)]
<via Japans>
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Sranantongo
orgu
[toetsinstrument]
-
▾ oriëntaal
[oostelijk, oosters]
-
▾ Indonesisch
oriéntal
[oostelijk, oosters]
afleidingen en samenstellingen: oriéntalis = oriëntalist; oriéntalisme = oriëntalisme; oriéntalistik = oriëntalistiek
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oriéntal
[oostelijk, oosters]
-
▾ oriëntatie
[het oriënteren of georiënteerd zijn]
-
▾ Indonesisch
oriéntasi
[het oriënteren of georiënteerd zijn]
afleidingen en samenstellingen: mengoriéntasikan diri = zich oriënteren
etymologie: diri = zich, zelf
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oriéntasi
[het oriënteren of georiënteerd zijn]
-
▾ orig zeil
[oorvormig zeil]
-
▾ Frans
voile aurique
[zeil met een onregelmatig vierhoekige vorm]
datering: 1788 (1751-1800)
etymologie: PR: néerl. oorig.FEW: Oorig (ndl.) 'ohrförmig'. Der vergleich mit einem ohr wird durch die form des segels nahegelegt. Vgl. ähnlich nfr. oreilles de lièvre 'voiles en triangle'. Allerdings fehlen belege für ndl. oorig in analoger verwendung.
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, Larousse, FEW)
-
▾ Esperanto
aŭriko
[trapeziumvormig of driehoekig zeil]
<via Frans>
etymologie: Geleend via Fr aurique. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
voile aurique
[zeil met een onregelmatig vierhoekige vorm]
-
▾ origineel
[oorspronkelijk]
-
▾ Jakartaans-Maleis
orisinil
[oorspronkelijk]
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Indonesisch
orisinil
[oorspronkelijk]
afleidingen en samenstellingen: keorisinalan = originaliteit; orisinalitas = originaliteit
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
orisinil
[oorspronkelijk]
-
▾ orkaan
[hevige stormwind]
-
▾ Deens
orkan
[hevige stormwind]
etymologie: fra nederlandsk orkaan ¯ spansk huracán ¯ huraca'n egl. 'stormens øje, stormens midtpunkt' på taíno-arawakisk (nu uddødt indiansk sprog på Cuba og Haiti) dannet af hura 'vind, storm' + ca'n 'midtpunkt' . Fremmed2: af ty. Orkan el. holl. orkaan, af sp. huracan (jf. eng. hurricane), af caribisk huracan, furacan. OOD: ra ty. orkan ell. holl. orkaan, der ligesom eng. hurricane er laant fra sp. huracan; egl. et vestindisk ord)
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 Kluge 2002 Arnesen (Fremmedordbog, Fremmed2, PNOE, OOD, FuT, Arnesen, Kluge)
-
▾ Duits
Orkan
[hevige stormwind]
datering: 1551-1600
etymologie: Duden: karib.-span.-niederl.; der; -[e]s, -e. Kluge: Entlehnt aus nndl. orkaan, dieses aus span. huracán. Vgl. ne. hurricane, das teilweise als Hurrikan entlehnt wird.
bron: Bartz 2007 Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge,Duden Universal, Bartz)
- ▾ Noors orkan [hevige stormwind]
-
▾ Zweeds
orkan
[hevige stormwind]
datering: 1658 (1651-1700)
afleidingen en samenstellingen: ~artad (storm lijkend op een orkaan); ~centrum (centrum van orkaan); ~il (windstoot v.e. orkaan); ~lik (als een oorkaan); ~liknande (lijkend op een orkaan); ~månad (maand waarin veel orkanen voorkomen); ~område (plek waar een orkaan voorkomt); ~sjö (zee bewogen door orkaan); ~storm (storm met trekken van een orkaan); ~stöt (windstoot van een orkaan) ~tid (periode waarin veel orkanen voorkomen); ~vind (orkaanwind); ~virvel (heftige wervelwind); ~våg (golf veroorzaakt door een orkaan); orkanisk (zoals een orkaan, verouderd); orkanlig (zie orkanisk, verouderd)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1658; av nederl. orkaan med samma bet.; ombildn. av spa. huracán; av karibiska hurakan 'virvelstorm'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
orkan
[hevige stormwind]
-
▾ Sranantongo
orkân
[hevige stormwind]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Papiaments
orkaan
†verouderd
[hevige stormwind]
-
▾ Lets
orkāns
[hevige stormwind]
-
▾ Litouws
orkanas
[hevige stormwind]
-
▾ Oekraïens
orkán
[hevige stormwind]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Pools
orkan
[hevige stormwind]
datering: 1851-1900 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: nm.orkan, hiszp.huracan, hol.orkaan "huragan"
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php? A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
orkán
†verouderd
[schielijk en onverwacht onweer na een grote kalmte]
etymologie: Orkaan, zeer hevige storm (Ndl. Wdb. 11, 1498), vgl. Winsch. 181: Orkaan, een uitheems woord, en beteekend een schielijk en onverwagt onweer naa een groote kalmte ... sie verders de oostindise vojagien. Russ. orkán, slechts bij Michel'son en thans verouderd. Het door hem genoemde synonieme uragán uit fr. ouragan is in het russ. het gewone woord geworden. Aan hd., de. of zw. orkan, die zelf uit het ndl. zijn overgenomen, behoeft niet te worden gedacht.
bron: Meulen 1959 (VdMeulen 1959)
-
▾ Fins
orkaani
†verouderd
[hevige stormwind]
<via Zweeds>
-
▾ Hongaars
orkán
[hevige stormwind]
<via Duits>
-
▾ Deens
orkan
[hevige stormwind]
-
▾ orkest
[groep musici]
-
▾ Boeginees
orekêsé
[groep musici]
bron: Said 1977 (Ide)
-
▾ Indonesisch
orkés
[groep musici]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
orkès
[groep musici]
afleidingen en samenstellingen: tukang orkès = speler in een orkest, orkès malayu = okest gespecialiseerd in Maleise liedjes
etymologie: tukang = arbeider, malayu = Maleis
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Madoerees
korkes, orkes
[groep musici]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
orokês, orokêsé, orkêsé, orkês
[orkestje met blaas- en snaarinstrumenten]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
orkes
[groep musici]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Boeginees
orekêsé
[groep musici]
-
▾ orkestratie
[het voor orkest schrijven of bewerken]
-
▾ Indonesisch
orkéstrasi
[het voor orkest schrijven of bewerken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
orkéstrasi
[het voor orkest schrijven of bewerken]
-
▾ ornamenteel
[tot ornament dienend]
-
▾ Indonesisch
ornaméntal
[tot ornament dienend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ornaméntal
[tot ornament dienend]
-
▾ ornitholoog
[vogelkenner]
-
▾ Indonesisch
ornitolog
[vogelkenner]
afleidingen en samenstellingen: ornitologi = ornithologie; ornitologis = ornithologisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ornitolog
[vogelkenner]
-
▾ orografie
[het weergeven van gebergten en hoogten op een kaart]
-
▾ Indonesisch
orografi
[het weergeven van gebergten en hoogten op een kaart]
-
▾ Indonesisch
orografi
[het weergeven van gebergten en hoogten op een kaart]
-
▾ orthodontie
[tandheelkunde gericht op verbetering van het gebit]
-
▾ Indonesisch
ortodonsi
[tandheelkunde gericht op verbetering van het gebit]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ortodonsi
[tandheelkunde gericht op verbetering van het gebit]
-
▾ orthodox
[rechtzinnig]
-
▾ Indonesisch
ortodok(s)
[rechtzinnig]
-
▾ Indonesisch
ortodok(s)
[rechtzinnig]
-
▾ orthografie
[de kunst de woorden op de juiste wijze te schrijven]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1376-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ortografi
[de kunst de woorden op de juiste wijze te schrijven]
-
▾ Indonesisch
ortografi
[de kunst de woorden op de juiste wijze te schrijven]
-
▾ orthopedagogie
[leer van de opvoeding van kinderen met een stoornis of handicap]
-
▾ Indonesisch
ortopédagogi
[leer van de opvoeding van kinderen met een stoornis of handicap]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ortopédagogi
[leer van de opvoeding van kinderen met een stoornis of handicap]
-
▾ orthopedie
[leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat]
-
▾ Indonesisch
ortopédi
[leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat]
afleidingen en samenstellingen: ortopédis = orthopedist, orthopedisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ortopédi
[leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat]
-
▾ os
[gecastreerde stier]
-
▾ Negerhollands
os
[gecastreerde stier]
-
▾ Negerhollands
os
[gecastreerde stier]
-
▾ oscillatie
[slingering]
-
▾ Indonesisch
osilasi
[slingering]
afleidingen en samenstellingen: berosilasi = slingeren; osiloskop = oscilloscoop
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
osilasi
[slingering]
-
▾ osmium
[chemisch element]
-
▾ osmose
[het zich wederzijds vermengen]
-
▾ Indonesisch
osmosa, osmose
[het zich wederzijds vermengen]
-
▾ Indonesisch
osmosa, osmose
[het zich wederzijds vermengen]
-
▾ ossificatie
[verbening, botvorming]
-
▾ Indonesisch
osifikasi
[verbening, botvorming]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
osifikasi
[verbening, botvorming]
-
▾ ostentatie
[praalzucht, opzichtig uiterlijk vertoon]
-
▾ Indonesisch
osténtasi
[praalzucht, opzichtig uiterlijk vertoon]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
osténtasi
[praalzucht, opzichtig uiterlijk vertoon]
-
▾ OSVIA
[Opleidingsschool Voor Indische Ambtenaren]
-
▾ Indonesisch
OSVIA
[Indische bestuursacademie]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
OSVIA
[Indische bestuursacademie]
-
▾ otter
[marterachtige]
-
▾ Berbice-Nederlands
otro
[marterachtige]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:649)
-
▾ Berbice-Nederlands
otro
[marterachtige]
-
▾ oublie
[opgerolde wafel]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oblietjie
[opgerolde wafel]
<via Afrikaans>
datering: 1890 (1851-1900)
etymologie: Afk., earlier S. Afr. Du., fr. Du. oblie
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oblietjie
[opgerolde wafel]
<via Afrikaans>
-
▾ oud
[reeds lang bestaand; lang geleefd hebbend]
-
▾ Berbice-Nederlands
hau
[reeds lang bestaand; lang geleefd hebbend]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:610)
-
▾ Negerhollands
oud, ouw, houw, hou
[reeds lang bestaand; lang geleefd hebbend]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: oudste = (houstu)
etymologie: oud, ouw, houw (old 1776), hou (Hesseling 1905, djdj 1926). Hesseling 1905: 197: ouden (personen) = ouden.
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Skepi-Nederlands
ou
[reeds lang bestaand; lang geleefd hebbend]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Sranantongo
owru
[reeds lang bestaand, bejaard; ouder worden; oudje]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Berbice-Nederlands
hau
[reeds lang bestaand; lang geleefd hebbend]
-
▾ oud-strijder
[veteraan]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oud-stryder
[veteraan uit de Boerenoorlogen; oud-soldaat]
<via Afrikaans>
datering: 1942 (1901-1950)
etymologie: Afrikaans, = ex-soldier. (alleen historisch)
bron: OED2 1989 (OED2, )
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oud-stryder
[veteraan uit de Boerenoorlogen; oud-soldaat]
<via Afrikaans>
-
▾ oudbaas
[eigenaar van een boerenhoeve]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1950;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
oubaas
[familiehoofd; oudere man; aanspreektitel]
<via Afrikaans>
datering: 1824 (1801-1850)
etymologie: Afrikaans, f. ou(d) old + baas.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED3, DSAE)
-
▾ Engels
oubaas
[familiehoofd; oudere man; aanspreektitel]
<via Afrikaans>
-
▾ oudbakken
[niet nieuw meer]
-
▾ Fries
âldbakken
[niet nieuw meer]
-
▾ Fries
âldbakken
[niet nieuw meer]
-
▾ Oude Testament
[deel van de Bijbel]
-
▾ Negerhollands
Oud Testament
[deel van de Bijbel]
-
▾ Negerhollands
Oud Testament
[deel van de Bijbel]
-
▾ oude vrouw
[bejaarde vrouw]
-
▾ Petjoh
ouwevrouw, ouvrouw
[moeder]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
ouwevrouw, ouvrouw
[moeder]
-
▾ ouderdom
[hoge leeftijd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
alderdom
[hoge leeftijd, de oudste generatie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ældre olderdom ¯ nedertysk alderdôm, olderdôm dannet af older 'alder' + suffiks -dôm svarende til dansk -dom
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 (PNOE, FuT)
-
▾ Noors
alderdom
[hoge leeftijd, tijd dat men oud is, de oudste generatie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NROi; mnty. alderdôm, olderdôm; BO: fra lty; FuT: ist dem mnd. alderdôm, olderdôm (holl. ouderdom) entlehnt.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 NROi (NROi; BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
ouderdom
[hoge leeftijd]
-
▾ Surinaams-Javaans
odherdhom
[ouderdomspensioen]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Deens
alderdom
[hoge leeftijd, de oudste generatie]
-
▾ ouderling
[protestants kerkelijk ambtsdrager]
-
▾ Duits
Ollerlink, Ouderling
†verouderd
(dialect)
[archidiacon]
etymologie: Alte Reiderländer kennen das Wort noch neben der hochnl. Form ouderling, die früher auch auf Borkum und im Krh. geläufig war.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouderling
[protestants kerkelijk ambtsdrager]
<via Afrikaans>
datering: 1877 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: ouderlingpille (pepermunt [gekauwd tegen drankkegel])
etymologie: Afk. (pl. -e, -s), earlier S. Afr. Du. (pl.-en) fr. Du. (niet in algemeen gebruik)
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
ouderling
[oudste, senior, bejaard persoon]
-
▾ Papiaments
ouderling
†verouderd
[religieus ambtsdrager]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: Mat. 21:23, 26:3, 26:47, 26:57, 26:59, 27:1, 27:3, 27:12
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Duits
Ollerlink, Ouderling
†verouderd
(dialect)
[archidiacon]
-
▾ ouders
[vader en moeder]
-
▾ Negerhollands
ouders, ouder
[vader en moeder]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ouders (old 1776), ouder (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
ouders, ouder
[vader en moeder]
-
▾ ouderwets
[zoals vroeger gebruikelijk]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouderwetse
[zoals vroeger gebruikelijk]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouderwetse
[zoals vroeger gebruikelijk]
<via Afrikaans>
-
▾ oudewijvenkoek
[Groningse koek met anijssmaak]
-
▾ Duits
Ollwiven
(dialect)
[zacht gebak van siroop en meel]
etymologie: Noch heute ein in den meisten Teilen Ostfrsl.s bekannte Gebäck, bes. zu Weihnachten, Sünner Marten, aber auch auf Jahrmärkten gegessen. Gron. Wdb.: olwieven. Es ist kaum zu eintscheiden, wo diese Bezeichnung enstanden ist. Aber die Tatsache, daß mehrere Gebäcksnamen aus dem Nl. enlehnt sind (s. S. 183), macht auch hier eine nl. Ursprung wahrscheinlich.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Ollwiven
(dialect)
[zacht gebak van siroop en meel]
-
▾ oudjaar
[laatste dag van het jaar]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Old Year
[laatste dag van het jaar]
<via Afrikaans>
-
▾ Sranantongo
owruyari
[dag voor de verjaardag, ouderdom, oude dag, laatste dag van het jaar]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Old Year
[laatste dag van het jaar]
<via Afrikaans>
-
▾ oudklip
[laterietconglomeraat in Zuid-Afrika]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouklip
[laterietconglomeraat in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1892 (1851-1900)
etymologie: Afrikaans, f. Afrikaans, Du. oud old a. + klip (see klip n.).
bron: Urdang 1983 (OED2, Urdang (glossary of geology))
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouklip
[laterietconglomeraat in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ oudma
[(verouderd) oma of oudere vrouw]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouma
[oma of oudere vrouw]
<via Afrikaans>
datering: 1910 (1901-1950)
etymologie: Afrikaans = grandmother, f. ou old + ma mother.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE, OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
ouma
[oma of oudere vrouw]
<via Afrikaans>
-
▾ oudmoeder
[(verouderd) grootmoeder, voormoeder]
-
▾ Deens
oldemor, oldemoder
[overgrootmoeder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vist fra nedertysk oldermoder 'bedstemoder' (jf. oldefar)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
oldemor
[overgrootmoeder]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vist fra nedertysk oldermoder 'bedstemoder' (jf. oldefar)
bron: Dahlerup 1919-1956 (ordnet)
-
▾ Deens
oldemor, oldemoder
[overgrootmoeder]
-
▾ oudpa
[(verouderd) opa of oudere man]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oupa
[opa of oudere man]
<via Afrikaans>
datering: 1920 (1901-1950)
etymologie: Afrikaans = grandfather, f. ou old + pa father.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
oupa
[opa of oudere man]
<via Afrikaans>
-
▾ oudvader
[(verouderd) grootvader, voorvader]
-
▾ Deens
oldefar, oldefader
[overgrootvader]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vist fra nedertysk oldervader 'bedstefar' dannet af olderen 'forældre' egl. 'ældre' (jf. ældre) + vader (jf. far); egl. betydning 'forældres far', betyder endnu 'bedstefar' i dialekter
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
oldefar
[overgrootvader]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: vist fra nedertysk oldervader 'bedstefar' dannet af olderen 'forældre' egl. 'ældre' (jf. ældre) + vader (jf. far); egl. betydning 'forældres far', betyder endnu 'bedstefar' i dialekter
bron: Dahlerup 1919-1956 (ordnet)
-
▾ Deens
oldefar, oldefader
[overgrootvader]
-
▾ oudwijf
[bepaald soort koek]
-
▾ out
[uit (van de bal in een spel)]
-
▾ Indonesisch
aut, out
[uit (van de bal in een spel); eruit!]
-
▾ Indonesisch
aut, out
[uit (van de bal in een spel); eruit!]
-
▾ ouweheer
[vader, oude man]
-
▾ Petjoh
ouweheer, ouheer
[vader]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Jakartaans-Maleis
ohir
[oude man, zonder kracht of nut (vanwege ouderdom)]
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (HANS, CHAER)
-
▾ Indonesisch
ohir
[oude man; verzwakt of onbruikbaar geworden door ouderdom]
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Petjoh
ouweheer, ouheer
[vader]
-
▾ ouwehoeren
[praten]
-
▾ Fries
ouwehoere
[praten]
-
▾ Fries
ouwehoere
[praten]
-
▾ ouwel
[middel om brieven dicht te maken]
-
▾ Papiaments
ouwtsji
†verouderd
[middel om brieven dicht te maken]
-
▾ Papiaments
ouwtsji
†verouderd
[middel om brieven dicht te maken]
-
▾ ouwel
[niet-geconsacreerde hostie]
-
▾ Javaans
aul, aulcis
[niet-geconsacreerde hostie]
-
▾ Javaans
aul, aulcis
[niet-geconsacreerde hostie]
-
▾ ouwelui
[ouders]
-
▾ Petjoh
ouwelui
[ouders]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Petjoh
ouwelui
[ouders]
-
▾ ovaal
[langwerpig rond]
-
▾ Menadonees
oval
[langwerpig rond]
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Indonesisch
oval
[langwerpig rond]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
oval
[langwerpig rond]
-
▾ ovarium
[eierstok]
-
▾ Indonesisch
ovari(um)
[eierstok]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ovari(um)
[eierstok]
-
▾ ovatie
[toejuiching]
-
▾ Sranantongo
ofâsi
[toejuiching]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Indonesisch
ovasi
[toejuiching]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
ofâsi
[toejuiching]
-
▾ oven
[plaats om te bakken]
-
▾ Fries
oven
[plaats om te bakken]
-
▾ Sranantongo
onfu
[plaats om te bakken]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
ōbǝn, ōbn, ōvn, oven
[plaats om te bakken]
datering: 1905 (1901-1950)
etymologie: ōbǝn, ōbn, ōvn (djdj 1926), oven (Hesseling 1905:201)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (djdj 1926, Hesseling 1905:201)
-
▾ Saramakkaans
ónfu
[plaats om te bakken]
<via Sranantongo>
bron: WOLD (WOLD)
-
▾ Kupang-Maleis
ofen
[plaats om te bakken]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Makassaars
ôpeng
[moderne oven (geïmporteerd), moderne steenbakkersoven]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
oven, open
[plaats om te bakken]
-
▾ Javaans
open
(dialect)
[plaats om te bakken]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Surinaams-Javaans
ofen
[plaats om te bakken]
-
▾ Fries
oven
[plaats om te bakken]
-
▾ over
[voorzetsel]
-
▾ Zweeds
till övers för
[overhebben voor]
datering: 1819 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; afleiding
etymologie: sedan 1819; efter da. tilovers 'till övers'; till lågty. over 'över'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
ofru
[voorzetsel]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:647)
-
▾ Javindo
ofer
[voorzetsel]
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Negerhollands
over, aobu, obu, ovoor
[aan de andere zijde, overkant]
datering: 1760 (1751-1800)
etymologie: over (old 1776), aobu (djdj 1926), ovoor (Rossem 1996: 89). djdj 1926: over de rand heen vallen = fal obu. ten zeerste = obu so (waarschijnlijk een verbastering van het Engelse 'over-sorry' (=obu-sari) en 'ever so'. djdj: over komt ook voor in de betekenis van 'uit, afgelopen'
bron: Josselin 1926 Rossem 1996 (old 1776, djdj 1926, Rossem 1996: 89)
-
▾ Sranantongo
owfer
[voorzetsel, bevorderen (naar een hogere klas, functie)]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
ofru
[overgeven, braken]
datering: 1855 (1851-1900)
status: afleiding
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Papiaments
ofer, over
[voorzetsel in vaststaande uitdrukkingen]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Ambons-Maleis
kasi over
[overgeven, overdoen]
status: afleiding
etymologie: Voorbeelden:overgeven: dija kasi over kaparintahan 'hij geeft het bestuur over';overdoen: kasi over itoe par beta 'geef mij dat over (nl. voor de prijs waarvoor jij het gekocht hebt)'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Balinees
oper
[overgooien]
bron: Veldwerk (Veldwerk Hinzler 2006)
-
▾ Indonesisch
oper, over
[(voorzetsel) boven, te veel, excessief, zeer; overnemen, overdragen; in een andere versnelling overschakelen]
afleidingen en samenstellingen: oper-operan = overspelen (voetbal); mengoper = overnemen, overgeven; in een andere versnelling overgaan (auto)
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
oper, ngoper
[overdragen, verkopen]
afleidingen en samenstellingen: ngoperin = iemand iets overdragen, verkopen
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Javaans
oper
[over(ge)gaan in andere handen, bestuur; overstappen (trein)]
afleidingen en samenstellingen: dioper=overgeplaatst worden; overgedragen
etymologie: Oost-Javaans oper, ngoper: overzetten, overplaatsen bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Kupang-Maleis
kasih ofòr
[het overgeven van een betrekking]
-
▾ Makassaars
ôporó
[over (in samenstellingen)]
afleidingen en samenstellingen: angngôporó = ambtelijk werk overdragen of overnemen, een handelszaak overgeven of overnemen, de bal overgeven of de aftrap doen bij het voetballen, overnemen (bijv tweedehandsauto), pangngôporang = middencirkel op voetbalveld, siôporó = aan elkaar overdoen
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
kasih ofòr
[het overgeven van een betrekking]
-
▾ Surinaams-Javaans
oper, ngoper
[overplaatsen]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
kasih ofòr
[het overgeven van een betrekking]
-
▾ Zweeds
till övers för
[overhebben voor]
-
▾ overal
[bijwoord van plaats]
-
▾ Noors
overalt
[bijwoord van plaats]
-
▾ Zweeds
överallt
[bijwoord van plaats: allerwegen]
datering: 1722 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1722; efter lågty. overal med samma bet.; jfr overall
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
overal
[bijwoord van plaats]
-
▾ Berbice-Nederlands
oflaru
[bijwoord van plaats]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:647)
-
▾ Negerhollands
overal, obra
[bijwoord van plaats]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: overal (Magens 1770, old 1776), obra (djdj 1926)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Oekraïens
avrál
[commando: alle hens aan dek]
<via Russisch>
bron: Beloded 1970 (Beloded)
-
▾ Wit-Russisch
awrál
[commando: alle hens aan dek]
<via Russisch>
bron: Černych 1993 (Cernych)
-
▾ Russisch
avrál, ovrál
[commando: alle hens aan dek; (sovjettaal) voorlichtingscampagne, politieke campagne]
datering: 1801-1825 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: avrál'nyj
etymologie: aus ndl. overal `überall' Uit VdMeulen 1909: Overal. Dus roept men, als alle het scheepsvolk moet boven komen. W. Dit is een scheepswoord en betekend, dat ieder (geen uitgezonderd) te voorschijn moet kooinen, roepende, overal! overal! WINSCH. Overal is ieder morgen de reveille; 's nachts is het: al het volk doen opkomen, overal maken (komm.), overal houden (in de nacht de gehele equipaadje op het dek doen blijven), v. L. Russ. avrdl, dat D. en J. ook omal schrijven. De eerste verklaart: pove-litel'noje : pošel vsë na verch, na palubu (kommando : allen naar boven, aan dek); de laatste: en haut tout Ie monde! appel. Hierbij een adject. avral'nyj, b.v. in: avral’naya noc‘ , nacht, waarin de geheele equipage op het dek moet blijven, of in: a vral''nąja rabata, avral‘-nyje rabóty, travail qui appelle tout Téquipage sur Ie pont, zooals het uitbrengen of lichten van het anker, enz. V. en A. kennen deze betekenis ook toe aan avral, Ie travail qui s'execute par tout 1'equipage, en hebben bovendien nog het afgeleide ww. avra/it'', proizvodit' rabotu vsej komandoj (werk verrichten met de gehele bemanning).
bron: Černych 1993 Dovhopolyj 2005 Šanskij 1963 (Vasmer, Cernych, ESR, VdMeulen 1909, Dovhopolyj p.c.)
-
▾ Azeri
avral
[commando: alle hens aan dek]
<via Russisch>
bron: Chalilov 2007 (Chalilov)
-
▾ Madoerees
abral
[verzamelen]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Noors
overalt
[bijwoord van plaats]
-
▾ overall
[werkpak aan één stuk dat men over de gewone kleding aantrekt]
-
▾ Papiaments
overòl
[werkpak aan één stuk dat men over de gewone kleding aantrekt]
status: Ambigu: Nederlands of Engels
bron: (Joubert PN)
-
▾ Javaans
obral
(dialect)
[kledingstuk]
bron: Hoogervorst (veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Papiaments
overòl
[werkpak aan één stuk dat men over de gewone kleding aantrekt]
-
▾ overbelast
[te zwaar belast]
-
▾ Indonesisch
operbelas
[te zwaar belast]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
operbelas
[te zwaar belast]
-
▾ overbergs
[over of achter de berg(en)]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
overberg
[over of achter de berg(en)]
<via Afrikaans>
datering: 1822 (1801-1850)
etymologie: f. over prep. + Du. berg mountain, hill.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED3, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
overberg
[over of achter de berg(en)]
<via Afrikaans>
-
▾ overblijven
[blijven bestaan, in leven blijven, ongebruikt blijven]
-
▾ Negerhollands
bliev over
[blijven bestaan, in leven blijven, ongebruikt blijven]
-
▾ Negerhollands
bliev over
[blijven bestaan, in leven blijven, ongebruikt blijven]
-
▾ overbuurvrouw
[buurvrouw aan de overkant]
-
▾ Sranantongo
overbuurvrouw
[buurvrouw aan de overkant]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
overbuurvrouw
[buurvrouw aan de overkant]
-
▾ overdaad
[exces]
-
▾ Zweeds
överdåd
[exces]
datering: 1612 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1612; efter lågty. overdat 'våldsdåd; övermod'; jfr dåd
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
bladdåd
[exces]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. overdat, holl. overdaad
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fries
oerdaad
[exces]
-
▾ Frans
havredas, hauvredois
†verouderd
(dialect)
[daad van geweld]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
etymologie: Overdaet (mndl.) 'gewalttat'. Auf den äusser- sten norden beschränktes lehnwort aus dem mndl. Für ov- > hav- S. OVERDRACH (trefwoord overdrag). Der wandel ist wohl dialektal niederländisch, auch ostfriesisch. Havredas ist zurückentlehnt worden als fläm. averdas 'ohrfeige'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Zweeds
överdåd
[exces]
-
▾ overdadig
[exuberant, (te) weelderig]
-
▾ Deens
overdådig
[exuberant, (te) weelderig]
datering: 1440 (1401-1450)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overdâdich afl. af overdât 'overmod'; jf. ældre nydansk offuer daad 'overmod'. Hammerich: Nederlands
bron: Becker-Christensen 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (PNOE, Arnesen, FuT, Hammerich 45, Hammerich 48)
-
▾ Noors
overdådig
[exuberant, (te) weelderig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty overdadich, av overdat, 'overmodig handling'; FuT: gebildet von mnd. overdât), 'gewalttat, "ubermütiges auftreten, luxus' (holl. overdaad)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Fries
oerdadich
[exuberant, (te) weelderig]
-
▾ Deens
overdådig
[exuberant, (te) weelderig]
-
▾ overdekken
[geheel en al bedekken]
-
▾ Negerhollands
overdek
[overschatten]
-
▾ Negerhollands
overdek
[overschatten]
-
▾ overdenken
[nadenken over]
-
▾ Negerhollands
overdenk
[nadenken over]
-
▾ Negerhollands
overdenk
[nadenken over]
-
▾ overdoen
[nog een keer doen]
-
▾ Fries
oerdwaan
[nog een keer doen]
-
▾ Fries
oerdwaan
[nog een keer doen]
-
▾ overdosis
[te grote dosis]
-
▾ Indonesisch
overdosis
[te grote dosis]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
overdosis
[te grote dosis]
-
▾ overdracht
[het overdragen, overbrengen, transport]
-
▾ Frans
hawerdraq
†verouderd
(dialect)
[rolbrug waarop schepen van het ene waterbassin naar het andere overgaan]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
etymologie: Overdrach (fläm.) 'rollbrücke'. Es handelt sich um die einrichtung, die vor der erfindung der schleusen zum übergang der schiffe dienten. Die erste silbe ist bei der entlehnung gleich behandelt worden wie bei OVERDAET.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
hawerdraq
†verouderd
(dialect)
[rolbrug waarop schepen van het ene waterbassin naar het andere overgaan]
-
▾ overdragen
[(formeel) delegeren]
-
▾ Deens
overdrage
[(formeel) delegeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overdragen
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Deens
overdrage
[(formeel) delegeren]
-
▾ overeen
[zo dat iets hetzelfde of gelijk is]
-
▾ Negerhollands
overeen
[zo dat iets hetzelfde of gelijk is]
-
▾ Negerhollands
overeen
[zo dat iets hetzelfde of gelijk is]
-
▾ overeenkomen
[het eens worden]
-
▾ Zweeds
komma överens
[het eens worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. offuerenter; efter lågty. over en med samma bet.; jfr endräkt, ense
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
komme overens
[het eens worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, jf ens; FuT: von mnd. overêns, 'einig'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
komme overens
[het eens worden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, jf ens; FuT: von mnd. overêns, 'einig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
kom overeen
[het eens worden]
-
▾ Zweeds
komma överens
[het eens worden]
-
▾ overeenstemmen
[overeenkomen]
-
▾ Negerhollands
stem overeen
[overeenkomen]
-
▾ Negerhollands
stem overeen
[overeenkomen]
-
▾ overgaan
[op school naar een hogere klas gaan]
-
▾ Sranantongo
go owfer
[op school naar een hogere klas gaan]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Papiaments
bai over
[op school naar een hogere klas gaan]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
go owfer
[op school naar een hogere klas gaan]
-
▾ overgang
[plaats van waaruit of middel waarlangs men de overzijde bereikt]
-
▾ Frans
overgan; avèrgan, avurgon
(dialect)
[vijfde compartiment van een boot; dwarsbalk die de wanden van een schip verbindt]
etymologie: Aus ndl. overgang entlehnt, zum teil in der gelderschen form aeverganck.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
overgan; avèrgan, avurgon
(dialect)
[vijfde compartiment van een boot; dwarsbalk die de wanden van een schip verbindt]
-
▾ overgeven
[braken]
-
▾ Negerhollands
gie over, gief over
[braken]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: gie over (old 1776), gief over (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
gie over, gief over
[braken]
-
▾ overgroot
[(verouderd) zeer groot]
-
▾ Negerhollands
overgroot
[zeer groot]
-
▾ Negerhollands
overgroot
[zeer groot]
-
▾ overhalen
[een touw laten vieren]
-
▾ Deens
overhale
[een touw laten vieren; een touw inspecteren]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; betekenisontlening
etymologie: OOD: i bet. 4); efter holl. overhalen og eng. overhaul
bron: Dahlerup 1919-1956 (Arnesen, OOD)
-
▾ Deens
overhaling
[slingering van een schip; het inspecteren van een touw]
-
▾ Noors
overhaling
[het inspecteren van een touw; krengen van een schip]
-
▾ Deens
overhale
[een touw laten vieren; een touw inspecteren]
-
▾ overhand
[grootste macht]
-
▾ Deens
overhånd
[grootste macht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk oberhant sammensat af ober 'over' + hant 'hånd'; egl. 'magt over noget'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
överhand
[grootste macht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ivirhand; av lågty. overhant 'överhand; övermakt'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overhand, overhånd
[grootste macht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: få overhand = de overhand krijgen
etymologie: BO: etter lty overhant; FuT: ist mnd. overhant (holl. overhand), 'übermacht , überlegenheit im kampfe' (auch de overen hant hebben, winnen , krigen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
overhand
[grootste macht]
datering: 1905 (1901-1950)
etymologie: hesseling 1905: de overhand nemen = neem die overhand
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 245)
-
▾ Deens
overhånd
[grootste macht]
-
▾ overheer
[(bijbeltaal) meester, iemands meerdere]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1597;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
over-heer
[man die meester is over iemand of iets]
-
▾ Negerhollands
over-heer
[man die meester is over iemand of iets]
-
▾ overheersen
[domineren]
-
▾ Fries
oerhearskje
[domineren]
-
▾ Fries
oerhearskje
[domineren]
-
▾ overheid
[lichaam waarbij het openbaar gezag berust]
-
▾ Zweeds
överhet
[gevestigde macht]
datering: 1541 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: överhetsperson, överhetssamhälle
etymologie: sedan 1541; av lågty. overheit med samma bet., till obere 'övre'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
oerheid
[lichaam waarbij het openbaar gezag berust]
-
▾ Negerhollands
overheit
[macht, gezag, autoriteit]
-
▾ Zweeds
överhet
[gevestigde macht]
-
▾ overhoofd
[(verouderd) iemand die ten opzichte van een andere de meerdere is]
-
▾ Negerhollands
overhoofd
[iemand die ten opzichte van een andere de meerdere is]
-
▾ Negerhollands
overhoofd
[iemand die ten opzichte van een andere de meerdere is]
-
▾ overhoren
[toetsen van geleerde stof]
-
▾ Sranantongo
owferhor
[toetsen van geleerde stof]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Sranantongo
owferhor
[toetsen van geleerde stof]
-
▾ overhoring
[toetsing van geleerde stof]
-
▾ Fries
oerhoaring
[schrobbering]
-
▾ Fries
oerhoaring
[schrobbering]
-
▾ overhouden
[als restant houden]
-
▾ Fries
oerhâlde
[als restant houden]
-
▾ Fries
oerhâlde
[als restant houden]
-
▾ overig
[resterend]
-
▾ Deens
øvrig
[resterend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overich 'tiloversbleven'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
övrig
[resterend]
datering: 1600 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1600; efter lågty. överich eller ty. über med samma bet.; till över
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
øvrig
[resterend]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty overig; FuT: von mnd. overich, 'übrig, übermässig' (holl. overig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
overig
[resterend]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776: er is niets meer over = die no ben niet een goed meer overig
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Deens
øvrig
[resterend]
-
▾ overigheid
[(verouderd) macht, gezag, autoriteit]
-
▾ Negerhollands
overigheit
[macht, gezag, autoriteit]
-
▾ Negerhollands
overigheit
[macht, gezag, autoriteit]
-
▾ overkant
[andere zijde]
-
▾ Fries
oerkant
[andere zijde]
-
▾ Berbice-Nederlands
ofrisikandi
[andere zijde]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:647)
-
▾ Fries
oerkant
[andere zijde]
-
▾ overkomen
[over iets heen komen, aanslaan, m.b.t iemand: gebeuren]
-
▾ Fries
oerkomme
[over iets heen komen, aanslaan, m.b.t iemand: gebeuren]
-
▾ Negerhollands
kom over, overkom
[over iets heen komen, aanslaan, m.b.t iemand: gebeuren]
-
▾ Fries
oerkomme
[over iets heen komen, aanslaan, m.b.t iemand: gebeuren]
-
▾ overlander
[iemand die woont in het bovenland (ook denigrerend), Duitser; rijnschip]
-
▾ Engels
overlander
†verouderd
[bewoner van het hoogland, in het bijzonder de hoger gelegen delen van Duitsland]
datering: 1548 (1501-1550)
etymologie: app. a. Du. Overlander = Ger. Oberländer, i.e. a dweller in the Oberland or upper country.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
overlandre, overlande, overlander, overland
†verouderd
[klein schip, varend op Maas en Rijn, vooral aarde voor de pottenbakkerij vervoerend]
datering: 1702 (1701-1750)
etymologie: Ndl. overlander 'art schiff' ist in der oben gegebenen bed. belegt bei Aubin. Daraus entlehnt das fr. wort.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
averlan; averland
†verouderd
[nietsnut, banaal individu, kameraad; paardenkoopman, handige tussenpersoon]
datering: 1611 (1601-1650)
afleidingen en samenstellingen: verlendrie 'vermaak, tijdverdrijf'
etymologie: Dieses im 16.jh. und heute noch in einigen mundarten, besonders in der Normandie belegte wort führt Behrens 15 auf mndl. overlander 'bewohner des obern, d.h. des höher gelegenen landes', averlander zurück. Mit dem wort verbindet sich die geringschätzung, die man dem ausländer gegenüber hat; so sagt das ostfries. 'n aferlandsken kerl für einen fremden, den man nicht schätzt. Der wortausgang -re, den man im fr. eigentlich erwarten müsste, ist wohl unter dem einfluss von 'allemand' fallen gelassen worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Engels
overlander
†verouderd
[bewoner van het hoogland, in het bijzonder de hoger gelegen delen van Duitsland]
-
▾ overlast
[zware last; hinder; overtollige of overcomplete goederen die zich in een schip bevinden]
-
▾ Deens
(gøre, lide) overlast
[overtollige of overcomplete goederen die zich in een schip bevinden; bovenste deel van de lastruimte van een schip]
etymologie: Hammerich 45 . 345
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Noors
overlast
[overtollige of overcomplete goederen die zich in een schip bevinden; hinder]
bron: Arnesen (Arnesen)
-
▾ Deens
(gøre, lide) overlast
[overtollige of overcomplete goederen die zich in een schip bevinden; bovenste deel van de lastruimte van een schip]
-
▾ overlaten
[aan een ander afstaan of overdoen]
-
▾ Zweeds
överlåta
[overdragen]
datering: 1546 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1546; av lågty. overlaten med samma bet.; till låta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overlate
[aan een ander afstaan of overdoen]
-
▾ Negerhollands
overlaat
[aan een ander afstaan of overdoen]
-
▾ Zweeds
överlåta
[overdragen]
-
▾ overleden
[gestorven]
-
▾ Duits
overleden, aferläden
(dialect)
[gestorven]
etymologie: Foerste: In der Ma. des Westens noch ziemlich bekannt. Im Reiderland kommt es beim Ansagen noch vor. (Holthusen bijvoorbeeld). In mnd. Wb. 3, 268 ist zwar overliden belegt, aber ohne Zweifel ist das ostfr. Wort aus dem Nl. enlehnt. Schlüter: Schlüter in zijn: "Anhang: Mundartwörter weniger gesicherter"
bron: Foerste 1938 (Foerste, Schlüter)
-
▾ Chinees-Maleis
oferlèyen
[gestorven]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Duits
overleden, aferläden
(dialect)
[gestorven]
-
▾ overleg
[het raadplegen met anderen]
-
▾ Fries
oerlech
[het raadplegen met anderen]
-
▾ Fries
oerlech
[het raadplegen met anderen]
-
▾ overleggen
[overwegen; beraadslagen, overleg plegen]
-
▾ Deens
overlægge
†verouderd
[overwegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overleggen; jf. lægge råd op
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
överlägga
[beraadslagen, overleg plegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ovirläggia; efter lågty. overleggen 'överväga'; till lägga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overlegge
[beraadslagen, overleg plegen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: FuT: mnd. overleggen "rechenschaft ablegen, "uberlegen, erwägen, betrachten (holl. overleggen)
bron: Falk 1910-1911 (FuT)
-
▾ Negerhollands
overlee
[overwegen]
-
▾ Deens
overlægge
†verouderd
[overwegen]
-
▾ overlegging
[het overleg]
-
▾ Negerhollands
overleging
[het overleg]
-
▾ Negerhollands
overleging
[het overleg]
-
▾ overleven
[langer leven dan; blijven leven na; in leven blijven]
-
▾ Noors
overleve
[langer leven dan; blijven leven na; in leven blijven]
-
▾ Noors
overleve
[langer leven dan; blijven leven na; in leven blijven]
-
▾ overleveren
[overgeven, overhandigen]
-
▾ Negerhollands
leveer over
[overgeven, overhandigen]
-
▾ Negerhollands
leveer over
[overgeven, overhandigen]
-
▾ overlezen
[nogmaals lezen]
-
▾ Fries
oerlêze
[nogmaals lezen]
-
▾ Fries
oerlêze
[nogmaals lezen]
-
▾ overlik
[(Vlaams) iets wat overblijft van het likken of eten]
-
▾ Frans
averlèque
(dialect)
[het aan tafel overgebleven eten; klein stukje van iets eetbaars]
etymologie: *Overlek (ndl.) 'kleiner speiserest'. Das fläm. subst. lek bedeutet 'was mann durch einmaliges lecken zu sich nehmen kann'. Aehnlich wie bei ndl. overblijfsel oder overschot wird das präfix over- auch in der verbindung *overlek 'kleine menge, die vom essen übrig bleibt' die bed. übrig besitzen. Over- ist hier, wie die bei Behrens und BarbierProc aufgeführten zuss., mit a- ins fr. aufgenommen worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
averlèque
(dialect)
[het aan tafel overgebleven eten; klein stukje van iets eetbaars]
-
▾ overloop
[verbindingsgang, verbindingsdek]
-
▾ Engels
orlop
[koebrug(dek), benedentussendek]
datering: 1467 (1451-1500)
etymologie: a. Du. overloop a covering, `ouer-loop van t'schip, for', tabulata nauium constrata, per quae nautae ferunturi (Kilian, 1599), f. overloopen to run over: see over and leap v.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Fries
overloop
[verbindingsgang, verbindingsdek]
-
▾ Schots
ourlop, overlope
†verouderd
[dek; tussendek; loopbrug tussen dekken]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
etymologie: eMDu overloop, f MLowGer, MDu overlopen 'run over'; cf Eng orlop
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Deens
overløb
[dek op een schip]
status: betekenisontlening
etymologie: OOD zonder etymologie, alleen de betekenis: dæk paa et skib. Iligemaade skal Skibsfolkene straffis, om
bron: Moberg-Bakker 1973 Stefan (Stefan p.c., Moberg p. 19.)
-
▾ Zweeds
överlopp
[overloop, dek]
bron: Moberg-Bakker 1973 (Moberg p. 19.)
-
▾ Frans
overloop
†verouderd
[stang aan de schoot; tussendek]
datering: 1932 (1901-1950)
etymologie: Ndl. overloop, verbalsubst. zu overloopen 'überlaufen' ist bei van Dale in verschiedenen, auch maritimen bed. belegt, doch nicht genau in der oben gegebenen. Sie wird aber sicher ebenfalls bestehen, und das fr. wort ist daraus entlehnt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Russisch
orlóp, orlopdék
[koebrug, licht dek onder de bovenste batterij op vroegere linieschepen]
<via Engels>
etymologie: Aus engl. orlop dass. von ndl. overloop und deck, s. Matzenauer 266.
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Makassaars
baralố
[plankenvloer van een huis; gespijkerd houten dek van een schip]
status: verbastering
afleidingen en samenstellingen: baralôki = voorzien van een overloop, nabaralôki = een plankenvloer maken
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Esperanto
orlopo
[onderste dek van een schip met vier dekken]
<via Engels>
etymologie: Geleend via Eng orlop met steun van Ru orlop. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Engels
orlop
[koebrug(dek), benedentussendek]
-
▾ overlopen
[naar de andere kant lopen; overstromen]
-
▾ Negerhollands
loop over
[naar de andere kant lopen, overvaren]
-
▾ Papiaments
overlop
[overstromen]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Negerhollands
loop over
[naar de andere kant lopen, overvaren]
-
▾ overluid
[luidkeels, zeer luid]
-
▾ overmate
[(verouderd) over de maat, bovenmate]
-
▾ overmoed
[te grote moed]
-
▾ Deens
overmod
[te grote moed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af over + sb. mod efter nedertysk overmôt
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
övermod
[te grote moed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. overmodh; av lågty. overmot med samma bet.; jfr 1mod
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overmot
[te grote moed]
-
▾ Deens
overmod
[te grote moed]
-
▾ overmorgen
[dag na morgen]
-
▾ Engels
overmorrow
†verouderd
[dag na morgen]
datering: 1535 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: Cf. over- 18: prob. after Ger. (and MHG.) übermorgen, Du. overmorgen.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Berbice-Nederlands
ofrumorko
[dag na morgen]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:648)
-
▾ Negerhollands
overmorg
[dag na morgen]
-
▾ Engels
overmorrow
†verouderd
[dag na morgen]
-
▾ overnatuurlijk
[(verouderd) op een geestelijke of bovenzinnelijke wijze, onnatuurlijk]
-
▾ Negerhollands
overnatuurlik
[op een geestelijke of bovenzinnelijke wijze, onnatuurlijk]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: old 1776: ook: over die natuur
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
overnatuurlik
[op een geestelijke of bovenzinnelijke wijze, onnatuurlijk]
-
▾ overnemen
[in plaats van iemand anders op zich nemen]
-
▾ Papiaments
tuma ofer, tuma over
[aanpakken teneinde iemand anders te ontlasten; als iemands opvolger op zich nemen; ontlenen, navolgen]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
tuma ofer, tuma over
[aanpakken teneinde iemand anders te ontlasten; als iemands opvolger op zich nemen; ontlenen, navolgen]
-
▾ overrekenen
[narekenen, uitrekenen]
-
▾ Negerhollands
reken over
[narekenen, uitrekenen]
-
▾ Negerhollands
reken over
[narekenen, uitrekenen]
-
▾ overschatten
[te hoge waarde toekennen aan]
-
▾ Negerhollands
overskat
[te hoge waarde toekennen aan]
-
▾ Negerhollands
overskat
[te hoge waarde toekennen aan]
-
▾ overschepen
[overladen]
-
▾ overschot
[datgene wat nog over is; het stoffelijk deel dat van een afgestorvene overblijft]
-
▾ Duits
Overschott
(dialect)
[het stoffelijk deel dat van een afgestorvene overblijft]
etymologie: In der besonderen Bedeutung ist das Wort nur im Reiderland gebräuchlich (Weener).
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Overschott
(dialect)
[het stoffelijk deel dat van een afgestorvene overblijft]
-
▾ overslaan
[passeren]
-
▾ Amerikaans-Engels
overslaugh
†verouderd
[passeren bij promotie; belemmeren, hinderen]
datering: 1846 (1801-1850)
etymologie: Du. overslaan; in eng. 1768-; Bartlett: a word used by New York politicians; CITAAT: 1846 It was found that public opinion would not be reconciled to overslaughing Taylor, and he was nominated; [...] 1903 The spirit of commercialism will overslaugh every less practical consideration.
bron: Bartlett 1849 Craigie 1938-1944 (Craigie, Bartlett, Neumann; Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
overslaugh
[weglaten; vrijstellen (militair); passeren; belemmeren, hinderen]
datering: 1768 (1751-1800)
etymologie: ad. Du. overslaan to pass over, omit, pass by, f. over- over- 5 + slaan to strike; Ger. überschlagen.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Amerikaans-Engels
overslaugh
†verouderd
[passeren bij promotie; belemmeren, hinderen]
-
▾ overslag
[zandbank]
-
▾ Amerikaans-Engels
overslaugh
[zandbank in de Hudson]
datering: 1776 (1751-1800)
status: betekenisontlening
etymologie: In this sense evidently from a local use of Du. overslag; in eng. 1772- (Bartlett: a bar, in the marine language of the Dutch); CITAAT: 1776 Having passed the overslaugh, had a distinct view of Albany; [...] 1901 The 'overslough' [sic] or bar formed in the Hudson ... prevented the steamers of greater draught from getting up to the wharf at Albany.
bron: Clapin 1902 Craigie 1938-1944 Mencken 1937-1948 (Craigie, Bartlett, Clapin, Neumann, Mencken Sup. I; Schele de Vere, Van der Sijs 2009)
-
▾ Amerikaans-Engels
overslaugh
[zandbank in de Hudson]
-
▾ overspannen
[overprikkeld (als psychische aandoening)]
-
▾ Fries
oerspand
[overprikkeld (als psychische aandoening)]
-
▾ Fries
oerspand
[overprikkeld (als psychische aandoening)]
-
▾ overspanning
[het overspannen-zijn]
-
▾ Fries
oerspanning
[het overspannen-zijn]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
oerspanning
[het overspannen-zijn]
-
▾ overspel
[echtbreuk]
-
▾ Negerhollands
overspeel, overspel
[echtbreuk]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: overspeel (old 1776), overspel (Hesseling 1905: 223)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 223)
-
▾ Negerhollands
overspeel, overspel
[echtbreuk]
-
▾ overspeler
[echtbreker]
-
▾ Negerhollands
overspeeler
[echtbreker]
-
▾ Negerhollands
overspeeler
[echtbreker]
-
▾ overstag
[over een andere boeg]
-
▾ Deens
over stag
[over een andere boeg gaan]
etymologie: Hammerich 45: Nederlands, DDO en OOD zonder etymologie
bron: (DDO, Arnesen, Hammerich 45, OOD)
-
▾ Noors
over stag
[over een andere boeg gaan]
bron: (Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Litouws
overštagas
[schip dat over een andere boeg gaat]
-
▾ Pools
owersztag
[schip dat over een andere boeg gaat]
-
▾ Russisch
overštág
[over een andere boeg gaan]
etymologie: Over stag. Overstag smijten of lopen, wenden tegen windt om, en dan moet liet roer aen lij leggen. W. Een schip gaat overstag, als liet, bij den wind zeilende over eene zijde, zich langs den kortsten weg wendt om over de andere zijde hij den wind te gaan zeilen, en dus eenige oogenblikken juist met den kop op den wind ligt. Russ. overstag, virer vent devant.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Deens
over stag
[over een andere boeg gaan]
-
▾ overstallig
[overblijvend]
-
▾ Deens
overstadig
[overdreven; uitbundig]
etymologie: OOD: muligvis efter holl. overstallig, PNOE denkt aan een erfwoord: ov/er+stad/ig ¯ dannet i modsætning til adstadig af ældre nydansk overstå 'stå fuld' (om en beholder); opr. et adv. med betydningen 'overdreven'; den nuværende betydning er måske udviklet af udtryk som overstadig munter
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (OOD, PNOE)
-
▾ Deens
overstadig
[overdreven; uitbundig]
-
▾ overstappen
[van het een op of in het andere stappen]
-
▾ Fries
oerstappe
[van het een op of in het andere stappen]
-
▾ Negerhollands
stap over
[van het een op of in het andere stappen]
-
▾ Fries
oerstappe
[van het een op of in het andere stappen]
-
▾ overste
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
-
▾ Fries
overste
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
-
▾ Negerhollands
overst(e), oversten
[die aan het hoofd staat]
datering: 1905 (1901-1950)
etymologie: overst(e) (Hesseling 1905: 207), oversten (Hesseling 1905: 269).
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 207, 269)
-
▾ Atjehnees
ubòih
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Indonesisch
overste
†verouderd
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
obrus, ubus; overste
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Pigeaud; Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Madoerees
ubbrās
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Makassaars
ôbosó
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Soendanees
obos
[luitenant-kolonel, majoor]
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Fries
overste
[die aan het hoofd staat, luitenant-kolonel]
-
▾ overstromen
[onder water zetten, zo vol zijn dat de inhoud over de rand stroomt]
-
▾ Negerhollands
overstroom
[onder water zetten, zo vol zijn dat de inhoud over de rand stroomt]
-
▾ Negerhollands
overstroom
[onder water zetten, zo vol zijn dat de inhoud over de rand stroomt]
-
▾ overtallig
[(verouderd) overbodig; overdadig]
-
▾ overtikken
[met de schrijfmachine overschrijven of opnieuw schrijven]
-
▾ Fries
oertikje
[met de schrijfmachine overschrijven of opnieuw schrijven]
-
▾ Fries
oertikje
[met de schrijfmachine overschrijven of opnieuw schrijven]
-
▾ overtollig
[boven het juiste aantal aanwezig]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1276-1300;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
overtallig
[boven het juiste aantal aanwezig]
etymologie: OOD zonder etymologie, Hammerich 45 p. 350: Nederlands
bron: (Hammerich 45 p. 350, OOD)
-
▾ Deens
overtallig
[boven het juiste aantal aanwezig]
-
▾ overtrekken
[bedekken, bekleden; over iets heen trekken]
-
▾ Deens
overtrække
[bekleden, bedekken, een negatief banksaldo hebben]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overtrekken
bron: NROi (PNOE, NROi)
-
▾ Noors
overtrekke
[met een dunne laag bedekken; een groter bedrag opnemen dan op de rekening staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO; etter lty; NROi: efter mnty holl. overtrekken
bron: NROi (BO; NROi)
-
▾ Deens
overtrække
[bekleden, bedekken, een negatief banksaldo hebben]
-
▾ overtuigen
[iets doen geloven door klem van woorden]
-
▾ Deens
overtyde
[iets doen geloven door klem van woorden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; verbastering
etymologie: fra nedertysk overtugen dannet af over 'over' + tugen 'vidne'; i dansk omdannet med tilknytning til tyde
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
övertyga
[iets doen geloven door klem van woorden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. övirtygha; av lågty. overtügen 'överbevisa; övertyga'; jfr betyga, intyga, 2tyg
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overtyde
[iets doen geloven door klem van woorden]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty overtugen med innv fra tyde; FuT: von mnd. overtûgen … verdankt seine form der vermengung mit tyde.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Fries
oertúgje
[iets doen geloven door klem van woorden]
-
▾ Negerhollands
overtug
[iets doen geloven door klem van woorden]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: overtuigt = overtugt
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Deens
overtyde
[iets doen geloven door klem van woorden]
-
▾ overvallen
[onverhoeds aanvallen, pogen over te nemen van iets of iemand]
-
▾ Negerhollands
overval
[overkomen]
-
▾ Negerhollands
overval
[overkomen]
-
▾ overvaren
[naar de overkant varen]
-
▾ Negerhollands
vaar over
[naar de overkant varen, overlopen]
-
▾ Negerhollands
vaar over
[naar de overkant varen, overlopen]
-
▾ overvloed
[rijkelijke hoeveelheid]
-
▾ Deens
overflod
[rijkelijke hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: fra nedertysk overvlôt, fra mnt. overvlot, holl. overvloed,
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (PNOE, OOD, FuT)
-
▾ Zweeds
överflöd
[rijkelijke hoeveelheid]
datering: 1640 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: överflödssamhälle
etymologie: sedan ca 1640 i sin nuv. bet.; jfr fornsv. overflödh 'översvämning'; av lågty. overflot med samma bet.; jfr flod
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overflod
[rijkelijke hoeveelheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: adj. overflødig
etymologie: BO: fra lty, eg 'det å flyte over'; FuT: von mnd. overvlôt (holl. overvloed).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
overvloet, overvlu(e)d
[rijkelijke hoeveelheid]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: overvloet (old 1776), overvlu(e)d (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 262)
-
▾ Deens
overflod
[rijkelijke hoeveelheid]
-
▾ overvloed
[muurpeper]
-
▾ Fries
overfloed
[muurpeper]
-
▾ Fries
overfloed
[muurpeper]
-
▾ overvloedig
[in ruime hoeveelheid aanwezig]
-
▾ Deens
overflødig
[in ruime hoeveelheid aanwezig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overvlôdich afl. af overvlôt (jf. overflod), fra mnt. overvlodich, holl. overvloedig
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
overvloetig
[in ruime hoeveelheid aanwezig]
-
▾ Deens
overflødig
[in ruime hoeveelheid aanwezig]
-
▾ overwegen
[nadenken, de balans opmaken]
-
▾ Deens
overveje
[nadenken, de balans opmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk overwegen egl. 'prøve vægten af flere muligheder' ¯ påvirket af latin d•liber¤re 'overveje' afl. af libra 'vægt, vægtskål'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
överväga
[nadenken, de balans opmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ovirvägha; av lågty. overwegen med samma bet., eg. 'pröva vikten av ngt'; jfr 2väga
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overveie
[nadenken, de balans opmaken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter, lty, påvirket av lat. deliberare, av libra 'vekt'; FuT: von mnd. overwegen in ders. bedeutung (holl. overwegen). Das wort gehört zu veie und ist wohl eine übersetzung von lat. deliberare (frz. délibérer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Fries
oerwege
[nadenken, de balans opmaken]
-
▾ Deens
overveje
[nadenken, de balans opmaken]
-
▾ overweging
[het overwegen, het wikken en wegen van iets]
-
▾ Fries
oerweging
[het overwegen, het wikken en wegen van iets]
-
▾ Fries
oerweging
[het overwegen, het wikken en wegen van iets]
-
▾ overweldigen
[met geweld overmeesteren]
-
▾ Zweeds
överväldiga
[met geweld overmeesteren]
datering: 1547 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1547; efter lågty. overweldigen, ty. überweltigen med samma bet.; jfr välde
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overvelde
[met geweld overmeesteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: von mnd. overwelden, overweldigen (holl. overweldigen)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Duits
overvælde
[met geweld overmeesteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: ov/er+væld-e ¯ nedertysk overwelden
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Zweeds
överväldiga
[met geweld overmeesteren]
-
▾ overwerk
[werk dat verricht wordt buiten of boven de gewone werkuren]
-
▾ Javaans
overwèrk
[werk dat verricht wordt buiten of boven de gewone werkuren]
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Javaans
overwèrk
[werk dat verricht wordt buiten of boven de gewone werkuren]
-
▾ overwinnaar
[iemand die overwonnen heeft]
-
▾ Negerhollands
overwinner
[iemand die overwonnen heeft]
-
▾ Negerhollands
overwinner
[iemand die overwonnen heeft]
-
▾ overwinnen
[de zege behalen over]
-
▾ Fries
oerwinning
[de zege behalen over]
-
▾ Negerhollands
overwin
[de zege behalen over]
-
▾ Fries
oerwinning
[de zege behalen over]
-
▾ overwinning
[zege]
-
▾ Fries
oerwinning
[zege]
-
▾ Negerhollands
overwinning
[zege]
-
▾ Fries
oerwinning
[zege]
-
▾ overzakken
[in andere zakken doen]
-
▾ Indonesisch
overzak
[goedkope kwaliteit (bijv. cement) uit een zak overgieten in een zak met goede kwaliteit om de verkoopsprijs op te voeren]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
overzak
[goedkope kwaliteit (bijv. cement) uit een zak overgieten in een zak met goede kwaliteit om de verkoopsprijs op te voeren]
-
▾ overzeilen
[aanvaren en in de grond boren; zeilen; overhellen ]
-
▾ Deens
oversejle
[aanvaren en in de grond boren, ook: zeilen; sneller zeilen dan een ander schip]
bron: (Hammerich 45 p. 346)
-
▾ Deens
oversejle
[aanvaren en in de grond boren, ook: zeilen; sneller zeilen dan een ander schip]
-
▾ overzetten
[vertalen]
-
▾ Zweeds
översätta
[vertalen]
datering: 1616 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1616; efter lågty. oversetten, ty. übersetzen med samma bet.; efter lat. transferre i bet. 'översätta'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
overset
[vertalen]
-
▾ Zweeds
översätta
[vertalen]
-
▾ overzetting
[overzetten of overdragen van recht, bezit e.d.]
-
▾ Negerhollands
oversetting
[overzetten of overdragen van recht, bezit e.d.]
-
▾ Negerhollands
oversetting
[overzetten of overdragen van recht, bezit e.d.]
-
▾ overzien
[over het hoofd zien]
-
▾ Zweeds
överse
[over het hoofd zien]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ivirsea; efter lågty. oversen med samma bet., eg. 'se förbi, inte vilja se'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
overse
[over het hoofd zien; negeren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter lty; FuT: = mnd. oversên, nhd. übersehen
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
överse
[over het hoofd zien]
-
▾ ovulatie
[uittreding van een eicel]
-
▾ Indonesisch
ovulasi
[uittreding van een eicel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ovulasi
[uittreding van een eicel]
-
▾ ovum
[eicel]
-
▾ Indonesisch
ovum
[eicel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ovum
[eicel]
-
▾ oxaalzuur
[zuringzuur]
-
▾ Indonesisch
oksalat
[zuringzuur]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oksalat
[zuringzuur]
-
▾ oxidatie
[het oxideren]
-
▾ Indonesisch
oksidasi
[het oxideren]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oksidasi
[het oxideren]
-
▾ oxide
[zuurstofverbinding]
-
▾ Indonesisch
oksid(a)
[zuurstofverbinding]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oksid(a)
[zuurstofverbinding]
-
▾ oxygenium
[zuurstof]
-
▾ Indonesisch
oksigén
[zuurstof]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
oksigén
[zuurstof]
-
▾ ozon
[bepaald gas]
-
▾ Papiaments
ozòn
[bepaald gas]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
ozon
[bepaald gas]
-
▾ Papiaments
ozòn
[bepaald gas]