Uitleenwoordenbank van het Nederlands

Zoekresultaten: 599 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met W)

Gebruikte filters:

Sorteer: Alfabetisch op vreemd woord - Alfabetisch op taal - Per continent - Per taalfamilie - Chronologisch -

A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Alles| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
Toon op een tijdslijn

  • ▾ waadbaar [doorwaadbaar, waar overgetrokken kan worden]
  • ▾ waag [weegtoestel; (verouderd) hefboom]
  • ▾ waag [(verouderd) golf]
  • ▾ waaggeld [betaling voor het wegen]
  • ▾ waagschaal [weegschaal]
  • ▾ waaien [blazen (van wind)]
  • ▾ waaier [voorwerp waarmee men lucht verplaatst]
  • ▾ waaieren [lucht verplaatsen, koelte toewuiven]
  • ▾ waakzaam [oplettend]
  • ▾ waakzaamheid [het waakzaam zijn]
  • ▾ waal [poel, kolk]
  • ▾ waalpot [(verouderd) inhoudsmaat]
  • ▾ waar [koopwaar, goed van bepaalde waarde]
  • ▾ waar [echt]
  • ▾ waar [bijwoord van plaats]
  • ▾ waarachtig [als sterke verzekering, bevestiging, bekrachtiging: waarlijk]
  • ▾ waard [laag liggend land]
  • ▾ waard [kastelein]
  • ▾ waard [de genoemde prijs hebbend, waardig]
  • ▾ waarde [betekenis als bezit, prijs]
  • ▾ waarder [(verouderd) bewaker, wachter]
  • ▾ waarderen [schatten, op hoge waarde stellen]
  • ▾ waardig [achting, eerbied verdiendend of wekkend]
  • ▾ waardigen [zich verwaardigen, waardig achten]
  • ▾ waardigheid [hoedanigheid van waardig te zijn]
  • ▾ waardijn [(verouderd) muntenkeurder, essayeur]
  • ▾ waardin [herbergierster, gastvrouw]
  • ▾ waarheid [het ware: overeenstemming tussen denkbeeld, verhaal of bericht en de zaak zoals zij is]
  • ▾ waarlijk [echt, echt waar]
  • ▾ waarloos [(scheepsterm) als reservemateriaal meegenomen]
  • ▾ waarlozen [(verouderd) verzuimen, verwaarlozen]
  • ▾ waarmaken [bewijzen, staven]
  • ▾ waarmee [met wat, met welke]
  • ▾ waarnaartoe [waarheen, naar welke bestemming]
  • ▾ waarnemend [vervangend]
  • ▾ waarom [om welke reden, met welk doel]
  • ▾ waarschap [(verouderd) heemraad; gebied waarbinnen de stadsvrede geldt]
  • ▾ waarschijnlijk [denkelijk]
  • ▾ waarschuwen [op gevaar opmerkzaam maken]
  • ▾ waarschuwer [iemand die waarschuwt]
  • ▾ waarschuwing [vermaning, aanmaning]
  • ▾ waarteken [(verouderd) waarmerk, herkenningsteken]
  • ▾ waarvan [van, door wat]
  • ▾ waarvoor [vragend voornaamwoord]
  • ▾ waarzegger [iemand die de toekomst kan voorspellen]
  • ▾ waarzo [waar, waar dan, op welke plaats]
  • ▾ waas [nevelsluier; (verouderd) slijk, bij eb droogvallend land]
  • ▾ wablief [vragende uitroep]
  • ▾ wacharm, wacharmen [(verouderd) uitroep van droefheid]
  • ▾ wacht [het waken; groep personen die iets bewaakt]
  • ▾ wacht-een-beetje [plantennaam]
  • ▾ wachtel [kwartel]
  • ▾ wachten [blijven; (verouderd) de wacht houden]
  • ▾ wachter, wachtman [bewaker]
  • ▾ wachtgeld [uitkering]
  • ▾ wachthuis [huis waar de wachters zich bevinden; tijdelijk verblijf voor arrestanten]
  • ▾ wachtkamer [kamer waar men kan wachten]
  • ▾ wachtmeester [onderofficier]
  • ▾ wachtwoord [herkenningswoord]
  • ▾ wad [doorwaadbare plaats]
  • ▾ wade [(verouderd) knieholte; kuit]
  • ▾ wade [kleed om iets te bedekken]
  • ▾ wade [(verouderd) sleepnet]
  • ▾ wadraak [bepaalde hark]
  • ▾ wafel [gebak]
  • ▾ wafelijzer [bakvorm om wafels te bakken]
  • ▾ waffel [mond; draai om de oren]
  • ▾ wagen [voertuig; beweegbare rol van schrijfmachine]
  • ▾ wagen [riskeren]
  • ▾ wagen [bewegen, in beweging zijn]
  • ▾ wagenaar [(verouderd) voerman, wagenmenner; bepaald sterrenbeeld]
  • ▾ wagenboom [boom tussen voor- en achterstel van een wagen; Zuid-Afrikaanse boom]
  • ▾ wagenburg [(verouderd) verschansing gevormd door wagens]
  • ▾ wagenkist [kist op een ossenwagen]
  • ▾ wagenman [(verouderd) voerman]
  • ▾ wagenmeester [opzichter over voertuigen]
  • ▾ wagenschot [wandbeschot]
  • ▾ wagenschot [(verouderd) wegenbelasting]
  • ▾ waggelen [wankelen]
  • ▾ Waghenaer [naam van Lucas Janssen Waghenaer, die in 1584 een zeeatlas vervaardigde]
  • ▾ wagon [spoorwagen]
  • ▾ wak [(gewestelijk) vochtig]
  • ▾ waken [niet (gaan) slapen]
  • ▾ waker [iemand die of iets dat als wachter functioneert]
  • ▾ wakker [niet slapend; levendig, kloek, flink]
  • ▾ wakkeren [wakker houden; wakker maken; toenemen in graad;]
  • ▾ wal [verhoging]
  • ▾ Walcherse koorts [milde vorm van malaria die op Walcheren voorkwam en die in 1809 vele duizenden Engelse soldaten trof die streden tegen Napoleon]
  • ▾ walen [keren, kenteren]
  • ▾ walgen [afkeer voelen]
  • ▾ walgvogel [dodo]
  • ▾ walken [vollen]
  • ▾ walm [damp; (Vlaams) opborrelende stroom vloeistof]
  • ▾ walm [(gewestelijk) (bundel) dekstro]
  • ▾ walnoot [okkernoot]
  • ▾ walrus [zeeroofdier]
  • ▾ wals [dans en muziek in driedelige maatsoort]
  • ▾ wals [machine om te pletten]
  • ▾ walvis [walvisachtige]
  • ▾ wambuis [kledingstuk]
  • ▾ wamen [modder doen opwellen]
  • ▾ wan [mand voor korenzuivering; (Vlaams) gat, lek]
  • ▾ wand [afscheiding]
  • ▾ wandel [levenswijze, gedrag, manier van doen]
  • ▾ wandelaar [iemand die wandelt]
  • ▾ wandelen [lopen]
  • ▾ wanderen [(verouderd) zich (te voet) voortbewegen, gaan, lopen, te voet reizen]
  • ▾ wandersman [(verouderd) reiziger]
  • ▾ wandluis [bedwants]
  • ▾ wang [zijkant van het gezicht; voowerp in de vorm van een wang]
  • ▾ wangeloof [bijgeloof, ongeloof, wantrouwen]
  • ▾ wanhoop [wanhopige toestand]
  • ▾ wank [(verouderd) weifeling, afwijking, twijfel, onzekerheid, verandering]
  • ▾ wankant [ruwe, niet gerechte kant]
  • ▾ wankelbaar [wankel, onvast staand of gaand]
  • ▾ wankelmoed [onvastheid, onbestendigheid, gebrek aan moed of durf]
  • ▾ wanken [(verouderd) heen en weer gaan, wankelen, buigen, voorvallen, te wachten staan]
  • ▾ wanneer [op welk moment; als, toen]
  • ▾ wanprestatie [het niet behoorlijk nakomen van een aanvaarde verplichting]
  • ▾ wanschapen [kwalijk, gebrekkig geschapen]
  • ▾ want [nevenschikkend voegwoord]
  • ▾ want [handschoen zonder vingers]
  • ▾ want [touwwerk]
  • ▾ wanthoek [vishaak]
  • ▾ wantkloot [blokjes aan het want voor geleiding van touwwerk]
  • ▾ wantknoop [knoop ter verbinding van twee einden touw]
  • ▾ wantputtingbout [bepaalde bout]
  • ▾ wantputtings [bepaalde ijzeren schakels]
  • ▾ wantrouwen [het mistrouwen, de achterdocht]
  • ▾ wantrouwen [geen vertrouwen hebben in]
  • ▾ wanttrap [trapje van touw aan het want]
  • ▾ wanttros [scheepswanttouw]
  • ▾ wapen [onderscheidingsteken, blazoen]
  • ▾ wapen [strijdwerktuig]
  • ▾ wapenaar [(verouderd) gewapende]
  • ▾ wapenschouw [inspectie van wapens, inspectie van de troepen]
  • ▾ wappen [(over kinderen) zuigen]
  • ▾ wapper [(verouderd) riem met loden bal als wapen]
  • ▾ warandemeester [(verouderd) hoofdopzichter van de bossen]
  • ▾ wardijn [iemand die op het juiste gewicht van de munten uit het munthuis toeziet]
  • ▾ waren [(verouderd) beschermen, bewaren, zorgen voor iets]
  • ▾ warenhuis [grootwinkelbedrijf]
  • ▾ warenkennis [kennis van handelswaren m.b.t. soort, gebruik, e.d.]
  • ▾ warenlot [(verouderd) belasting op waren]
  • ▾ warm [met hoge temperatuur]
  • ▾ warme bol [warm rond brood]
  • ▾ warmen [opwarmen, warm maken]
  • ▾ warmoes [groente; rommeltje]
  • ▾ warmtegraad [temperatuur]
  • ▾ warrel [warboel; draaikolk]
  • ▾ was [bijenwas]
  • ▾ was [dingen die gewassen moeten worden]
  • ▾ wasbak [waskom]
  • ▾ wasbord [wasplankje]
  • ▾ wasdoek [handdoek]
  • ▾ wasem [damp]
  • ▾ waskom [wasbekken]
  • ▾ waslap [washandje]
  • ▾ wasmachine [toestel dat kleding of andere zaken mechanisch schoonmaakt]
  • ▾ wasschegge [(verouderd) wasvrouw]
  • ▾ wassen [met water reinigen]
  • ▾ wasserette [plaats waar men tegen betaling kan wassen]
  • ▾ wasserij [wasinrichting voor kleren]
  • ▾ wassing [het wassen, gewassen worden]
  • ▾ wastafel [meubel waaraan men zich wast]
  • ▾ wasvrouw [vrouw die voor anderen de was doet]
  • ▾ wat [vragend voornaamwoord]
  • ▾ wat goedjaar! [(verouderd) uitroep: wat drommel, wat duivel]
  • ▾ wat is dat [wat zegt u?]
  • ▾ water [vloeistof]
  • ▾ waterbak [bak, vat met water]
  • ▾ waterbakstag [touwen die de boegspriet zijdelings steunen]
  • ▾ waterbloem [waterplantennaam]
  • ▾ waterbok [antilopesoort]
  • ▾ waterboom [horizontale dekbalk aan het einde van de waterloop, slagbalk]
  • ▾ waterboom [boom die in het water groeit]
  • ▾ waterbord [planken aan de buitenkant van het scheepsdek]
  • ▾ waterdrager [wielrenner die knechtenwerk doet]
  • ▾ waterdrieblad [moerasplant uit de gentiaanfamilie met half witte, half rozerode bloemen]
  • ▾ wateren [water geven; urineren; (verouderd) van golfvormige figuren voorzien]
  • ▾ watergang [afwateringssloot]
  • ▾ watergoot [geul, smal kanaal waardoor water of een stroom zich een weg baant]
  • ▾ watergraaf [(verouderd) Vlaamse grafelijke ambtenaar, belast met het bestuur van de wateren]
  • ▾ waterhaas [knaagdier]
  • ▾ waterhoofd [vergroot hoofd; scheldwoord]
  • ▾ waterhoos [wervelwind als een slurf]
  • ▾ watering [afwatering]
  • ▾ waterkan [waterkruik]
  • ▾ waterkant [oever, kade]
  • ▾ waterlaat [afwateringssloot]
  • ▾ waterland [waterachtig land]
  • ▾ waterleiding [buisleiding voor water]
  • ▾ waterlijn [niveaulijn van het water]
  • ▾ waterlijst [lijst die water tegenhoudt]
  • ▾ waterlimoen [pompoenachtige vrucht]
  • ▾ Waterloo [Belgische plaats waar Napoleon werd verslagen]
  • ▾ waterlozing [afwatering, waterafvoer]
  • ▾ watermantel [omhullende, met water gevulde cilinder]
  • ▾ watermarter [in het water levende marter]
  • ▾ watermeloen [bepaalde vrucht]
  • ▾ watermerk [merkteken aangebracht in papier]
  • ▾ waterpas [instrument om te onderzoeken of iets horizontaal is]
  • ▾ waterpokken [besmettelijke vlekjesziekte]
  • ▾ waterpomp [werktuig om water op te voeren]
  • ▾ waterproof [ondoordringbaar voor water]
  • ▾ waterschout [(verouderd) persoon die toezicht houdt op de monstering van zeelieden]
  • ▾ waterslang [buis waardoor water geleid wordt]
  • ▾ waterspel [spel dat in het water en op het strand gespeeld wordt]
  • ▾ waterstag [touw lopend van de voorsteven naar de top van de boegspriet]
  • ▾ waterstof [chemisch element]
  • ▾ waterstroom [tussen oevers, banken en andere begrenzingen stromend water]
  • ▾ watertalie [takel voor het ophijsen van watervaten]
  • ▾ watertank [waterreservoir]
  • ▾ watertapper [iemand die water tapt]
  • ▾ waterval [van een hoogte naar beneden vallende waterstroom]
  • ▾ waterverf [in water oplosbare verf]
  • ▾ watervoor [irrigatiegreppel]
  • ▾ waterwijzer [iemand die of iets wat de aanwezigheid of het peil van water aangeeft]
  • ▾ waterwoeling [waterbeweging]
  • ▾ waterzeil [extra zeil dat bij weinig wind gevoerd wordt]
  • ▾ waterzooi [Vlaamse culinaire specialiteit]
  • ▾ waterzucht [waterophoping]
  • ▾ waterzuchtig [aan waterzucht lijdend]
  • ▾ watt [elektrische eenheid]
  • ▾ watten [verbandmiddel]
  • ▾ watteren [met watten voeren]
  • ▾ wauw [gunstig (van de wind)]
  • ▾ wauwelen [kletsen]
  • ▾ wc [watercloset]
  • ▾ wd. [waarnemend]
  • ▾ web [netwerk, bijvoorbeeld van een spin]
  • ▾ wedde [bezoldiging]
  • ▾ wederdoper [aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat]
  • ▾ wedergeboorte [het opnieuw geboren worden, het weer opbloeien]
  • ▾ wederloon, weerloon [(verouderd) vergoeding]
  • ▾ wedermoed [(verouderd) tegenspoed]
  • ▾ wederpart [(verouderd) tegenpartij, tegenhanger]
  • ▾ wedervaren [gebeuren]
  • ▾ wederwaardig [(verouderd) schandelijk]
  • ▾ wederwaardigheid [(onaangename) ervaring]
  • ▾ wederzins [(verouderd) op tegengestelde wijze]
  • ▾ wedewinde [bepaalde plant]
  • ▾ wedloop [wedren]
  • ▾ wedstrijd [wedijver, met name in sport]
  • ▾ weduwe [vrouw van wie de echtgenoot is overleden]
  • ▾ weduwnaar [man wiens vrouw is overleden]
  • ▾ weedas [potas van wede]
  • ▾ weeflijn [elk van de dwarstouwen in het scheepswant die een ladder vormen]
  • ▾ weegbree [plantengeslacht]
  • ▾ week [zeven dagen]
  • ▾ weekendhuis [huis bestemd voor recreatie in de vrije tijd]
  • ▾ weekvis [vissoort]
  • ▾ weemoed [melancholie]
  • ▾ weer [atmosferische gesteldheid]
  • ▾ weer [opnieuw]
  • ▾ weer [bederf door invloed van licht of vochtigheid]
  • ▾ weeraan, wederaan [wederom, opnieuw]
  • ▾ weerbaar [strijdbaar, uitgerust (met wapens)]
  • ▾ weerbok [duivel]
  • ▾ weergelden, wedergelden [(verouderd) terugbetalen, vergoeden, belonen, vergelden]
  • ▾ weerglas [barometer]
  • ▾ weerkaatsen [geluid reflecteren]
  • ▾ weerlicht [bliksem]
  • ▾ weerom [wederom, opnieuw, nogmaals]
  • ▾ weerstand [wat een kracht tegenwerkt]
  • ▾ weerwijzer [barometer]
  • ▾ weerwolf [mens die zich in wolf verandert]
  • ▾ weeshuis [inrichting waarin wezen worden opgevoed]
  • ▾ weeskamer [overheidscollege belast met het beheer van bezittingen van wezen en onbeheerde nalatenschappen]
  • ▾ weeskind [kind waarvan de ouders zijn overleden]
  • ▾ weg [verdwenen]
  • ▾ weg [baan]
  • ▾ wegbelenden [(verouderd) vertrekken, weggaan]
  • ▾ wegblijven [niet komen waar men verwacht wordt of hoort te komen]
  • ▾ wegdrijven [verwijderen]
  • ▾ wegdrogen [door droging of droogte verwijderd worden, opdrogen, uitdampen]
  • ▾ wegen [zwaar zijn; de zwaarte bepalen]
  • ▾ wegens [voorzetsel]
  • ▾ weger [bekledingsplank in schip]
  • ▾ wegeren [een schip aan de binnenkant bekleden]
  • ▾ wegering [het geheel van wegers, latten en planken aan de binnenkant van een schip]
  • ▾ wegge, weg [broodje]
  • ▾ weggeven [wegschenken]
  • ▾ weggooien [(iets) neergooien of ergens in gooien om zich ervan te ontdoen]
  • ▾ wegjagen [opjagen naar elders]
  • ▾ weglagen [(verouderd) een hinderlaag leggen voor, belagen]
  • ▾ weglopen [ervandoor gaan en niet terugkomen]
  • ▾ wegnemen [verwijderen]
  • ▾ wegscheren [scherend wegnemen]
  • ▾ wegscheren, zich [ophoepelen]
  • ▾ wegschroeien [schroeiend teniet doen, schroeiend verdwijnen]
  • ▾ wegsteken [opbergen, in zijn zak steken]
  • ▾ wegvluchten [zich in veiligheid brengen, weggaan van gevaar]
  • ▾ wei(d)schuit [(verouderd) boot voor landbouw- of jachtdoeleinden]
  • ▾ weide, wei [grasland]
  • ▾ weiden [doen grazen]
  • ▾ weifelen [aarzelen]
  • ▾ weigeren [afwijzen]
  • ▾ weinig [onbepaald telwoord]
  • ▾ weit [tarwe]
  • ▾ wekker [klok met alarmfunctie]
  • ▾ wel [goed, welnu]
  • ▾ wel dan [tussenwerpsel, welnu]
  • ▾ wel lopen [(verouderd) goed, snel lopen]
  • ▾ welaan [uitroep waarmee men zichzelf of anderen opwekt of aanmoedigt]
  • ▾ welbedacht [goed overlegd]
  • ▾ welbehaaglijk [een plezierig gevoel teweegbrengend, bekoorlijk]
  • ▾ welbehagen [plezier, genoegen]
  • ▾ welbekomen [goede vertering (van de maaltijd)]
  • ▾ welboot [klein zeevaartuig, gebruikt bij de haringvisserij]
  • ▾ weldaad [iets dat bijzonder aangenaam of nuttig is]
  • ▾ weldadig [liefdadig]
  • ▾ welfsel [gewelf, boog]
  • ▾ welgemoed [opgeruimd, opgewekt]
  • ▾ welgevallen [goeddunken]
  • ▾ welig [rijkelijk]
  • ▾ weliswaar [uitdrukking van toegeving]
  • ▾ welk [vragend voornaamwoord]
  • ▾ welken [verflensen]
  • ▾ welkom [gelegen komend, ook als tussenwerpsel]
  • ▾ wellen [opborrelen]
  • ▾ wellicht [misschien]
  • ▾ welling [gebogen stukken hout, die de bovenste verdikking van de verschansing rond het voor- en achterschip van de bomschuit uitmaken ]
  • ▾ welling [pap, iets dat geweld is]
  • ▾ wellust [zingenot]
  • ▾ welstand [gunstige toestand waarin iemand of iets verkeert]
  • ▾ welteren [(gewestelijk) (zich) wentelen]
  • ▾ welvaart [gunstige toestand waarin iemand verkeert]
  • ▾ welzijn [toestand dat men zich goed voelt]
  • ▾ wenden [keren]
  • ▾ wender [(verouderd) mannetjeseend, woerd]
  • ▾ wending [draaiing]
  • ▾ wenkbrauw [haarboog boven oogkas]
  • ▾ wenken, † winken [een teken geven]
  • ▾ wens [verlangen]
  • ▾ wensen [verlangen]
  • ▾ wentelen [zich wenden]
  • ▾ wentelsteen [stenen wenteltrap]
  • ▾ wenteltrap [bepaalde zeeslak met een spiraalsgewijs gedraaid slakkenhuisje]
  • ▾ werda, wie daar [wie is daar?]
  • ▾ wereld [de aarde, kosmos]
  • ▾ wereldgezindheid [gerichtheid op de wereld, op aardse genietingen]
  • ▾ wereldlijk [tot de wereld behorend, niet-geestelijk, niet-kerkelijk]
  • ▾ werelds [tot de wereld behorend, aards]
  • ▾ weren [tegenhouden; (verouderd) beschermen]
  • ▾ werf [werkplaats voor schepen]
  • ▾ werf [(gewestelijk) wilg]
  • ▾ werf [onbebouwde ruimte rond een huis]
  • ▾ werfhout [wilgensoort]
  • ▾ werk [vlasvezels; gepluisd touwwerk]
  • ▾ werk [arbeid]
  • ▾ werkbaas [baas op het werk]
  • ▾ werkelijk [echt, feitelijk]
  • ▾ werkeloos [geen werk hebbend]
  • ▾ werkeloosheid [het werkeloos-zijn]
  • ▾ werken [arbeiden]
  • ▾ werkkamp [strafkamp voor dwangarbeid]
  • ▾ werkloon [arbeidersloon]
  • ▾ werkman [arbeider]
  • ▾ werkmeester [meester-handwerksman, vakman]
  • ▾ werkplaats, werkplek [plaats waar iemand zijn ambacht uitoefent]
  • ▾ werkstad [(verouderd) werkplaats]
  • ▾ werkvolk [gezamenlijke personen die voor hun loon bepaald handwerk verrichten]
  • ▾ werkwoord [woordsoort]
  • ▾ werp, werpanker [licht anker]
  • ▾ werpen [gooien; jongen baren bij zoogdieren]
  • ▾ wervel [beentje van ruggengraat]
  • ▾ wervelen [ronddraaien]
  • ▾ werveling [draaiende beweging]
  • ▾ werven [verwerven; in dienst nemen]
  • ▾ wesp [insect]
  • ▾ West-Indië [geografische naam]
  • ▾ west(en) [windstreek]
  • ▾ westerling [iemand uit het westen]
  • ▾ Westerveldiet [bepaald mineraal genoemd naar Jan Westerveld]
  • ▾ westpunt [land, punt gelegen in het westen]
  • ▾ wet [rechtsregel]
  • ▾ wet van Einthoven [elektrocardiografische wet, genoemd naar Einthoven]
  • ▾ wet van Snellius [brekingswet van Willebrord Snel van Royen]
  • ▾ weten [kennis hebben, begrijpen]
  • ▾ wetenschap [het weten, de kennis]
  • ▾ wetering [stroom]
  • ▾ wethouder [lid van het dagelijks bestuur van een gemeente]
  • ▾ wetteloos [zonder wet; vogelvrij verklaard]
  • ▾ wetten [scherpen]
  • ▾ wevel [(verouderd) striem, buil, puistje]
  • ▾ wevelen [het want van weeflijnen voorzien]
  • ▾ weveling [weeflijn]
  • ▾ wezel [marterachtige]
  • ▾ wezen [aard, natuur; schepsel]
  • ▾ wezen [zijn, bestaan]
  • ▾ wezenlijk [aanzienlijk, substantieel]
  • ▾ wezenslijn [lijn in de schedelmeting, vastgesteld door P. Camper]
  • ▾ whisky [sterkedrank]
  • ▾ wichtig [(verouderd) zwaar, gewichtig, belangrijk]
  • ▾ wie [vragend voornaamwoord]
  • ▾ wiebelig [niet vast, heen en weer gaand]
  • ▾ wieden [onkruid verwijderen]
  • ▾ wieg [kinderledikant]
  • ▾ wiegelen [heen en weer bewegen]
  • ▾ wiegen [schommelen]
  • ▾ wiegstoel [(verouderd) schommelstoel]
  • ▾ wiek [tampon; lampenpit]
  • ▾ wiel [rad; spinnewiel]
  • ▾ wiel [(verouderd) nonnensluier]
  • ▾ wiel [kolk]
  • ▾ wieldop [afdekking van de wielnaaf van autowielen]
  • ▾ wielen [als een wiel draaien]
  • ▾ wielklem [apparaat waarmee geparkeerde auto’s het wegrijden onmogelijk gemaakt wordt]
  • ▾ wieme [(gewestelijk) plaats waar men vlees hangt om te drogen]
  • ▾ wierook [gomhars, gebruikt als reukoffer]
  • ▾ wiggelen [(verouderd) wankelen]
  • ▾ wij [persoonlijk voornaamwoord]
  • ▾ wijd [ruim]
  • ▾ wijd en zijd [naar alle kanten]
  • ▾ wijde falie [wijde mantel]
  • ▾ wijden [zegenen]
  • ▾ wijding [het wijden of gewijd worden]
  • ▾ wijdluftig [(verouderd) wijdlopig, breedvoerig]
  • ▾ wijer [(gewestelijk) vijver, waterbekken]
  • ▾ wijf [vrouw (vroeger een neutraal woord, nu pejoratief); (verouderd) echtgenote]
  • ▾ wijk [stadsdeel]
  • ▾ wijk [zijvaart in turfgraverijen]
  • ▾ wijken [zich terugtrekken]
  • ▾ wijkmeester [opzichter van een wijk]
  • ▾ wijlen [overleden]
  • ▾ wijm [wilgenteen; traliewerk]
  • ▾ wijn [drank van gegiste druiven]
  • ▾ wijnberg [berghelling begroeid met wijnstokken]
  • ▾ wijnboer [wijnbouwer en -maker]
  • ▾ wijnboom [klimplant met druiven]
  • ▾ wijndruif [druif waaruit wijn geperst wordt]
  • ▾ wijngaardman [wijnbouwer]
  • ▾ wijnhof [wijngaard]
  • ▾ wijnrank [kronkelige tak van de wijnstok]
  • ▾ wijnruit [plant, Ruta graveolens]
  • ▾ wijnschrooier [(verouderd) stedelijk ambtenaar die het recht had in- en uitgevoerde wijn te laden en te lossen]
  • ▾ wijnverlater [(verouderd) beëedigd beambte die wijn van het ene vat in het andere overtapt, wijnverkoper]
  • ▾ wijs [manier]
  • ▾ wijs [verstandig]
  • ▾ wijs [melodie]
  • ▾ wijselijk [verstandig, op deskundige wijze, duidelijk, begrijpelijk]
  • ▾ wijsheid [het wijs, verstandig zijn]
  • ▾ wijspenning [bepaalde munt]
  • ▾ wijszegger [(verouderd) waarzegger]
  • ▾ wijting [beenvis]
  • ▾ wijwater [gewijd water]
  • ▾ wijze [iemand die verstandig is, iemand met veel inzicht, ervaring en kennis]
  • ▾ wijzelf [wederkerend voornaamwoord]
  • ▾ wijzen [aanduiden (met de vinger)]
  • ▾ wijzer [naald op uurwerk of meter]
  • ▾ wijzigen [veranderen]
  • ▾ wijzigheid [(verouderd) zekerheid]
  • ▾ wijziging [verandering]
  • ▾ wil [het met volle bewustzijn iets willen]
  • ▾ wild [wilde dieren]
  • ▾ wild [in de natuurstaat, woest]
  • ▾ wilde salie [bepaalde heester]
  • ▾ wildebeest [gnoe]
  • ▾ wilden [wilde personen, negers]
  • ▾ wildernis [woest gebied, plek waar alles in het wild groeit]
  • ▾ wildhout [hout van in het wild groeiende bomen]
  • ▾ wildzang [de vogels in het wild, onbesuisd kind]
  • ▾ Wilhelmus [Nederlands volkslied]
  • ▾ willekeur [believen, grilligheid; (verouderd) vrije keuze, vrije wil]
  • ▾ willemiet [mineraal van zinksilicaat, genoemd naar de Nederlandse koning Willem I]
  • ▾ willen [wensen]
  • ▾ willoos [zonder eigen wil]
  • ▾ wimpel [(verouderd) spijkerboor]
  • ▾ wimpel [lange smalle vlag]
  • ▾ wimpelval [soort touw]
  • ▾ wind [luchtstroming]
  • ▾ windas [lier]
  • ▾ windberg [uitstekende rand van een punt- of trapgevel ter bescherming tegen de wind]
  • ▾ windboom [handspaak die in de spil van een windas wordt gestoken om deze rond te draaien]
  • ▾ windbord [wegneembare planken die worden aangebracht op de voorzoom, naast de molenroede]
  • ▾ winddrogen [in de wind drogen]
  • ▾ winde [windas; slingerplant]
  • ▾ winden [wikkelen]
  • ▾ winderig [(van het weer) met veel wind, (van plaatsen) waar veel wind gevoeld wordt]
  • ▾ windhoek [streek waar de wind vandaan komt]
  • ▾ windhond [hondensoort]
  • ▾ windhoos [wervelwind als een slurf]
  • ▾ windmolen [door de wind aangedreven molen]
  • ▾ windreep [touw om de stengen te hijsen of te strijken]
  • ▾ windschut [windscherm]
  • ▾ windsel [zwachtel]
  • ▾ wingerd [wijnstok]
  • ▾ winkel [(verouderd) hoek]
  • ▾ winkel [verkoopplaats]
  • ▾ winkelhaak [gereedschap met rechte hoek; rechthoekige scheur]
  • ▾ winkelier [man die een winkel drijft]
  • ▾ winkelmaat [(verouderd) winkelhaak]
  • ▾ winnen [verwerven; overwinnaar zijn]
  • ▾ winning [het winnen van grond]
  • ▾ winst [voordeel]
  • ▾ winter [jaargetijde]
  • ▾ wintergroen [groenblijvend gewas]
  • ▾ winterkers [barbarakruid]
  • ▾ winterkoninkje [zangvogel]
  • ▾ wip [wipplank; snelle beweging]
  • ▾ wippen [op en neer gaan]
  • ▾ wipplank [plank van een wip of daartoe dienend]
  • ▾ wiskunde [mathematica]
  • ▾ wisp [(gewestelijk) bundel, handvol stro; zwabber]
  • ▾ wispelen [schudden, kwispelen]
  • ▾ wissel [wisselbrief, getekend stuk voor de overdracht van geld]
  • ▾ wissel [met een hefboom beweegbare inrichting die het mogelijk maakt dat treinen van spoor wisselen]
  • ▾ wisselaar [geldwisselaar]
  • ▾ wisselbord [schakelbord om de stroom van loop te doen wisselen]
  • ▾ wisselen [ruilen]
  • ▾ wisselruiter [iemand die betrokken is bij geknoei met wissels om zich tijdelijk geld te verschaffen]
  • ▾ wisselruiterij [operatie met ongedekte wisselbrieven]
  • ▾ wisselvallig [veranderlijk, onzeker]
  • ▾ wissewasje [nietigheid]
  • ▾ wit [kleurnaam]
  • ▾ witgat(boom) [boomsoort met lichte schors]
  • ▾ withaak [boom of struik met witte haken]
  • ▾ witlof, witloof [soort groente, Brussels lof]
  • ▾ witoogje [vogelsoort]
  • ▾ witte [vroeger wit muntstuk]
  • ▾ witte blits [zelf gestookte brandewijn]
  • ▾ witte boon [peulvrucht]
  • ▾ witte mensen [blanken]
  • ▾ wittebroodsweken [eerste weken van een huwelijk]
  • ▾ witten [wit maken, kalken]
  • ▾ witwortel [salomonszegel]
  • ▾ wodka [Russische brandewijn]
  • ▾ woeker [onmatig hoge rente]
  • ▾ woekeren [onmatig hoge rente vorderen]
  • ▾ woelen [touwwerk met dunner touw omwinden]
  • ▾ woelen [zich onrustig bewegen]
  • ▾ woeling [omkleding met windingen van touw of draad, en deze omkleding zelf, touwverbinding]
  • ▾ woensdag [vierde dag van de week]
  • ▾ woest [wild; onbebouwd]
  • ▾ woestijn [barre landstreek]
  • ▾ wol [haren van sommige dieren]
  • ▾ wolblad [toorts (plantkunde), wolkruid]
  • ▾ wolf [draaikolk]
  • ▾ wolf [hondachtige]
  • ▾ wolfraam [chemisch element]
  • ▾ wolk [massa waterdruppels in de atmosfeer]
  • ▾ wollen [van wol; (verouderd) wollen stof]
  • ▾ wolletje [wollen lap of kledingstuk]
  • ▾ wond [kwetsuur]
  • ▾ wonder [mirakel]
  • ▾ wonderbaar [verbazingwekkend]
  • ▾ wonderboom [soort boom]
  • ▾ wonderlijk [op wonderbare wijze]
  • ▾ wonderwerk [feit, iets dat tot stand is gekomen en alleen verklaard kan worden door een wonder]
  • ▾ wondkruid [plant met geneeskrachtige werking]
  • ▾ wondteken [litteken van een wond]
  • ▾ wonen [gehuisvest zijn]
  • ▾ woning [woonhuis]
  • ▾ woonerf [bij een woning behorende grond; verkeersarme woonbuurt]
  • ▾ woonhuis [huis dat als woning ingericht is]
  • ▾ woonplek [plek om te wonen]
  • ▾ woord [klank met eigen betekenis]
  • ▾ woordenboek [dictionaire]
  • ▾ worden [in de genoemde toestand raken, hulpwerkwoord van de lijdende vorm]
  • ▾ worm [ongewerveld dier; huiduitslag (toegeschreven aan een worm)]
  • ▾ worp [zware, liggende balken in de achtersteven of middensteven]
  • ▾ worst [met vleeswaar gevulde darm; worstvormig voorwerp: afgehakt stuk touw]
  • ▾ worstelen [strijden]
  • ▾ wort [aftreksel van mout]
  • ▾ wortel [groente]
  • ▾ wortel [onderste deel van gewas]
  • ▾ wortelen [wortel schieten, vastgroeien]
  • ▾ woudlook, woudknoflook [daslook, die vooral in bossen voorkomt]
  • ▾ woudmeester [boswachter]
  • ▾ wouw [plant]
  • ▾ wraakgierig [wraaklustig, wraakzuchtig]
  • ▾ wrak [met gebreken]
  • ▾ wrak [onbruikbaar voer- of vaartuig; overblijfsel, rommel]
  • ▾ wrakeling [(verouderd) haak; nagel]
  • ▾ wraken [afkeuren]
  • ▾ wraken [(Surinaams-Nederlands) haten]
  • ▾ wrang [gebogen houtwerk als onderdeel van een scheepsromp, buikstuk; konijnenhol, vossenhol]
  • ▾ wrang [zuur]
  • ▾ wrat [huiduitwas]
  • ▾ wrauwen [(verouderd) klagen, kermen (ook van dieren)]
  • ▾ wreed [meedogenloos]
  • ▾ wreedaard [wreed, hardvochtig mens]
  • ▾ wreedaardig [wreed]
  • ▾ wreken [vergelden]
  • ▾ wrevel [misnoegen]
  • ▾ wriemelen [zich kronkelen]
  • ▾ wriggelen [telkens wrikken]
  • ▾ wrijfhout [hout aan buitenkant van een schip dat beschermt tegen schuren, stoten of botsen]
  • ▾ wrijven [strijken]
  • ▾ wrikken [heen en weer bewegen]
  • ▾ wrimpelen [(verouderd) gezicht vertrekken]
  • ▾ wringen [draaiend samenknijpen]
  • ▾ wroeten [woelen]
  • ▾ wrok [rancune]
  • ▾ wulf [gewelf]
  • ▾ wulk [(eetbare) slak]
  • ▾ WvK [Wetboek van Koophandel]
  • ▾ WvS [Wetboek van Strafrecht]
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (2015), Uitleenwoordenbank, op uitleenwoordenbank.ivdnt.org
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal