Zoekresultaten: 388 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met E)
Gebruikte filters:
Sorteer: Alfabetisch op vreemd woord - Alfabetisch op taal - Per continent - Per taalfamilie - Chronologisch -
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Alles| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ eau de cologne
[reukwater]
-
▾ Javaans
dhoklonyo
[reukwater]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
édokolonye, odeklonyo, odekolone
[reukwater]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
kalonyo, kalonyoh
[reukwater]
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Minangkabaus
kelonyo
[reukwater]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Kupang-Maleis
kolonye
[reukwater]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Soendanees
kolonyi
[reukwater]
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Javaans
dhoklonyo
[reukwater]
-
▾ eb
[het aflopen van de zee]
-
▾ Zweeds
ebb
[regelmatige aflopen van de zee, onder invloed van de maan]
datering: 1787 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1787; av nederl., lågty. ebbe med samma bet., eg. 'bortflöde'; besl. med ävja, Törnqvist: aus nd. oder ndl. ebbe
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Frans
ebbe
†verouderd
[het aflopen van de zee]
datering: 1282 (1251-1300)
afleidingen en samenstellingen: weber 'in eb-toestand zijn (van de zee)'
etymologie: GR: 1282, èbe; ebbe, déb. xiiie; p.-ê. empr. à l'anglo-saxon ebban; Das wort fehlt den Nordgermanen, ist aber in den sprachen aller am meere wohnenden West- germanen heimisch: ags. ebba, afries. ebba, mndd. mndl. ebbe. Das wort ist wohl aus dem ndl. der kanalküste entlang in die fr. mundarten gelangt.; CITAAT: ‘Tout ce qui vient d’ebe s’en retournera de flot’ (Mfr.)
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Deens
ebbe
[het aflopen van de zee]
datering: 1720 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
etymologie: fra nedertysk ebbe el. nederlandsk eb(be), egl. 'tilbagegang' . Jessen: Nederduits. DDO: fra nederlandsk eller tysk Ebbe, oprindelig betydning 'tilbageløb'. DDO: fra nederlandsk eller tysk Ebbe, oprindelig betydning 'tilbageløb', Törnqvist: aus nd. oder ndl. ebbe
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hjorth 2003-2005 Jessen 1883 Nielsen 1989 Törnqvist 1977 (PNOE, OOD, EO, Jessen, DDO, Törnqvist, Saabys)
-
▾ Noors
ebbe
[het aflopen van de zee]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty; FuT: von mnd. ebbe (holl. eb, ebbe)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Berbice-Nederlands
hebe
[het aflopen van de zee]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:611)
-
▾ Zweeds
ebb
[regelmatige aflopen van de zee, onder invloed van de maan]
-
▾ ebben
[aflopen van vloed]
-
▾ Deens
ebbe
[aflopen van vloed]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
etymologie: fra nedertysk ebben afl. af ebbe (jf. sb. ebbe), ænyd. d. s.; fra mnt. (hty.) ebben; af I. Ebbe
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Deens
ebbe
[aflopen van vloed]
-
▾ ebbenhout
[harde houtsoort]
-
▾ Noors
ibenholt
[harde houtsoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: av iben, av gr ebenos, fra semitisk el. egyptisk og lty holt 'tre'; FuT: ält. dän. ebenholt und hebentræ, von d. Ebenholz (Hebenholz), Ebenbaum = holl. ebbenhout. Zugrunde liegt lat. ebenus, das wieder ein semitisches oder ägyptisches lehnwort ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Deens
ibenholt
[boomsoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: fra ty (h)ebenholz, nt. ebenholt, i bet 2. fra nt. ibenholt, FuT: ält. dän. ebenholt und hebentræ, von d. Ebenholz (Hebenholz), Ebenbaum = holl. ebbenhout. Zugrunde liegt lat. ebenus, das wieder ein semitisches oder ägyptisches lehnwort ist.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Noors
ibenholt
[harde houtsoort]
-
▾ eboniet
[gevulkaniseerd caoutchouc]
-
▾ Papiaments
ebonit
[gevulkaniseerd caoutchouc]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ebonit
[gevulkaniseerd caoutchouc]
-
▾ echo
[geluidsweerkaatsing]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1477;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ékho, éko
[geluidsweerkaatsing]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
èko (ouder: echo)
[geluidsweerkaatsing]
datering: 1859 (1851-1900)
etymologie: Uit: Putman1859 p.123 "Sonamentoe, koe ta bolbé sona kontra oen kos nos ta jama: echo."
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, Putte PN)
-
▾ Indonesisch
ékho, éko
[geluidsweerkaatsing]
-
▾ echt
[wettig, werkelijk]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zweeds
äkta
[wettig, werkelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. äkta 'av äkta börd'; av lågty. echte 'född inom äktenskapet; laglig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ægte
[werkelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk echt 'ægteskabelig, retmæssig' ¯ fællesgermansk *aiwa´afta- 'lovlig' afl. af *aiw@ 'lov' ¯ indoeuropæisk *oiw¤ 'lov, skik' egl.'gang' + *´afta- 'behæftet el. forsynet med' (jf. -haftig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Papiaments
echt
[werkelijk]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
echt
[wettig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: AdjAdjektiv std.Standardwortschatz (13. Jh., ewahaft 8. Jh.)Stammwort. Aus dem Niederdeutschen übernommen (mndd. echte, mndl. echte). Das Wort ist mit dem Wandel ft zu cht eine Entsprechung zu obd. ehaft und kontrahiertem afr. aft "gesetzmäßig", besonders in ehafte Not "rechtmäßige Gründe für das Nicht-Erscheinen vor Gericht". Älter ist ahd. Eohaft "der Sitte (Ehe) entsprechend, fromm". Abstraktum: Echtheit.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Petjoh
echt, echies
[echt, serieus]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Ests
ehtne
[wettig, werkelijk]
-
▾ Noors
ekte
[werkelijk]
etymologie: fra lty, 'ekteskapelig, legitim'; FuT: aus dem mnd. echte, echt 'in der ehe geboren, ehelich, gesetzmässig, rechtmässig', später auch 'unverfälscht' (holl. echt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
èkte
[werkelijk]
-
▾ Zweeds
äkta
[wettig, werkelijk]
-
▾ echt
[huwelijk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 701-800;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ægte
†verouderd
[huwelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. echt(e), ægte fødsel (og deraf flydende ret), ægteskab (to (der) echte nemen), jf. mht. echt(e), ægte fødsel, holl. echt; substantivering af II. ægte
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Negerhollands
echt, echte
[huwelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: old 1776: huwelijksbed = echtbet, echtpaar = echtvolk. (Hesseling 1905: 231: ook echtvolk).
etymologie: echt (old 1776), echte (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
ekte
[huwelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO; lty; FuT: in der verbindung 'tage til ekte', von mnd. to der echte nemen; vgl. mhd. echt, echt (…) (holl. echt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ta till äkta
[iemand huwen]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1526; efter lågty. to echte nemen med samma bet., till echt 'äktenskap'; jfr 1äkta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ægte
†verouderd
[huwelijk]
-
▾ echtbreker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ Negerhollands
echtbreeker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ Negerhollands
echtbreeker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ echtbrekerij
[overspel plegen]
-
▾ Negerhollands
echtebreekerie
[overspel plegen]
datering: 1905 (1901-1950)
etymologie: old 1776: breek die echt
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
echtebreekerie
[overspel plegen]
-
▾ echten
[zich in het huwelijk verbinden, in het huwelijk treden]
-
▾ echter
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Duits
echter
†verouderd
(dialect)
[nevenschikkend voegwoord]
etymologie: Auf Borkum stirbt es jetzt aus; im übrigen Ostfrsl. ganz unbekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
echter
†verouderd
(dialect)
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ echtscheiding
[ontbinding van een huwelijk]
-
▾ Fries
echtskieding
[ontbinding van een huwelijk]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
echtskieding
[ontbinding van een huwelijk]
-
▾ eclectisch
[uitkiezend]
-
▾ Indonesisch
ékléktis
[uitkiezend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékléktis
[uitkiezend]
-
▾ eclips
[verduistering]
-
▾ Indonesisch
éklips
[verduistering]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
eklips
†verouderd
[verduistering]
-
▾ Indonesisch
éklips
[verduistering]
-
▾ ecologie
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
-
▾ Indonesisch
ékologi
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékologi
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
-
▾ economie
[staathuishoudkunde]
-
▾ Sranantongo
eikownowmi
[staathuishoudkunde]
-
▾ Menadonees
ékonomi
[staathuishoudkunde]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékonomi
[staathuishoudkunde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Surinaams-Javaans
ékonomi
[zuinig, spaarzaam]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
eikownowmi
[staathuishoudkunde]
-
▾ economisch
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ Menadonees
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ econoom
[staathuishoudkundige]
-
▾ Indonesisch
ékonom
[staathuishoudkundige]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékonom
[staathuishoudkundige]
-
▾ ecosysteem
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
-
▾ Indonesisch
ékosistém
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékosistém
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
-
▾ eczeem
[huiduitslag]
-
▾ Indonesisch
éksém, éksim
[huiduitslag]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
eksīm
[huiduitslag]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
èksim
[huiduitslag]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
éksém, éksim
[huiduitslag]
-
▾ edammer
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Hongaars
e(i)dami sajt
[ronde kaas uit Edam]
bron: Benkő 1993 (EWU)
-
▾ Frans
édam
[kaassoort]
datering: 1901-2000 (1901-1950)
etymologie: du nom de la ville hollandaise Edam, centre de production de ce fromage.
bron: Dubois 1979 Robert 2005 (Larousse, GRobert)
-
▾ Portugees
edam
[kaassoort]
bron: internet (internet)
-
▾ Engels
Edam (cheese)
[ronde kaas uit Edam]
datering: 1836 (1801-1850)
etymologie: zie betekenis. De productnaam Edam heeft in het Engels een joke opgeleverd: the only cheese that is madE backwards.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Italiaans
Edam, edam(m)er
[kaassoort]
bron: Sijs 2006a (Zingarelli, Van der Sijs 2006)
-
▾ Fins
edam(juusto), edaminjuusto
[kaassoort]
bron: Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 (SKP, TN)
-
▾ Esperanto
edama
[ronde kaas uit Edam]
<via Duits>
etymologie: geleend via Du Edamer met ondersteunend bronwoord Fr édam. De uitgang -a is standaard voor adjectieven in Esp.
bron: Waringhien 2002 (War)
-
▾ Sloveens
edamec
[ronde kaas uit Edam]
bron: Tavzes 2002 (Tavzes)
-
▾ Macedonisch
edamer
[ronde kaas uit Edam]
bron: Širilova 2001 (Širilova)
-
▾ Kroatisch
edamer
[ronde kaas uit Edam]
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Duits
Edamer
[ronde kaas]
etymologie: Duden Universal: nach der niederl. Stadt Edam
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006, Duden Universal)
-
▾ Servisch
edamer
[kaassoort]
bron: Klajn 2006 (Klajn)
-
▾ Noors
edamer, edamerost
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Russisch
èdamer, èdamskij syr
[kaassoort]
bron: internet (internet)
-
▾ Zweeds
edammerost
[ronde kaas uit Edam]
datering: 1788 (1751-1800)
etymologie: SAOB; efter holl. edammer kaas av det holl. stadsnamnet Edam o. OST; jfr d. e(i)damer ost, t. e(i)damer käse. Formen edamer- utgår från holl. e(i)damer, t. edamer, oböjl. adj. till Edam, medan edam- är bildat direkt av stadsnamnet. Formen eld- återger det ä. holl. uttalet av Edam, som i överensstämmelse därmed förr äv. skrevs IJedam (Yedam) (jfr stavningen Eidam hos ORRELIUS Köpm.lex. 268 (1797) )
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Pools
edamski
[ronde kaas uit Edam]
etymologie: nazwa hol. Edam w płn.Holandii, gdzie ser wyrabia się od 17 w.
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Tsjechisch
eidam, eidamský sýr
[ronde kaas]
bron: Sijs 2006a (ASCS, Rejzek, Van der Sijs 2006)
-
▾ Slowaaks
eidam, eidamský sýr
[ronde kaas]
bron: Slovensko-anglický slovník 2002 (Slovensko-anglický slovník)
-
▾ Deens
eidammer, ejdammer, ejdammerost
[ronde kaas uit Edam; een rond hoofd]
etymologie: af navnet på den nederlandske by Edam
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, Lundbeck, Bang)
-
▾ Grieks
évtam /edam/
[kaassoort]
bron: internet (internet)
-
▾ Arabisch (MSA)
jubnat īdām
[ronde kaas uit Edam]
bron: Otten (Otten p.c.)
-
▾ Spaans
queso de Edam
[kaassoort]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Hongaars
e(i)dami sajt
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ edel
[adellijk]
-
▾ Zweeds
ädel
[adellijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: ädelskånska, ädelärg, ädelgas, ädelmetall
etymologie: före 1520; fornsv. ädhel; av lågty. edel 'förnäm; utmärkt'; besl. med adel, odal
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ædel
[van goede kwaliteit, echt, adellijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk edel 'fornem, ædel' ¯ fællesgermansk *a¬alja- afl. af *a¬ala- 'ædel' egl. 'stammende fra fædrene, nedarvet' (jf. adel)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
edel
[adellijk, voornaam, voortreffelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty, besl m adel; FuT: von mnd. ed(d)el (holl. edel).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ädel
[adellijk]
-
▾ edelheer, edeleer
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Indonesisch
delér
[lid van de voormalige Raad van Indië]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
delèr, delir, édhelèr
[lid van de voormalige Raad van Indië]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
dēller, edēller
[lid van de voormalige Raad van Indië]
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Soendanees
idĕler
[lid van de voormalige Raad van Indië]
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Indonesisch
delér
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ edik
[(gewestelijk) azijn]
-
▾ Ests
äädikas
[azijn]
-
▾ Zweeds
ättika
[azijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: ättiksomslag, ättiksprit, ättikssill, bordsättika, isättika, matättika
etymologie: före 1520; fornsv. ätikia; av lågty. etik, ombildn. av lat. acetum med samma bet.; jfr vinäger
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
eddik
[azijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: norr edik, gj nederl, lty fra lat. acetum; FuT: aus mndl. edec (holl. edik), resp. aus mnd. etik.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Deens
eddike
[azijn]
datering: 1853 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: eddikeflue=bananenvlieg
etymologie: fra ældre nederlandsk edik ¯ omdannet af latin ac•tum afl. af acere 'være sur' . Jessen: Nederduits. Hammerich 48: Nederlands
bron: Hammerich 1945 (PNOE, OOD, Jessen, Arnesen, Hammerich 48)
-
▾ Fins
etikka
[azijn]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Ests
äädikas
[azijn]
-
▾ editie
[uitgave]
-
▾ Menadonees
édisi
[uitgave]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
édisi
[uitgave]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
édisi
[uitgave]
-
▾ educatie
[opvoeding]
-
▾ Indonesisch
édukasi
[opvoeding]
-
▾ Negerhollands
edukasje
[opvoeding]
-
▾ Indonesisch
édukasi
[opvoeding]
-
▾ eed
[plechtige verklaring]
-
▾ Negerhollands
eed, eid
[plechtige verklaring]
-
▾ Negerhollands
eed, eid
[plechtige verklaring]
-
▾ eekhoorn
[knaagdier]
-
▾ Papiaments
eekhoorn
[knaagdier]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
eekhoorn
[knaagdier]
-
▾ eemien
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd, door Pieter Harting genoemd naar de rivier de Eem]
-
▾ Tsjechisch
eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Deens
eemtiden, eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
-
▾ Tsjechisch
eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
-
▾ een
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een, en
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: een (Magens 1770, old 1776), en (Roberston 1989). old 1776: eender, hetzelfde, onverschillig, om het even = die ben een
bron: Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Robertson 1989)
-
▾ Sranantongo
ein
[telwoord]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Tiriyó
ein_me
[telwoord]
bron: Meira 1999 (Meira)
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[telwoord]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:590)
-
▾ Skepi-Nederlands
en
[telwoord]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Negerhollands
een, en
[telwoord]
-
▾ een
[lidwoord]
-
▾ Negerhollands
een, ēn
[lidwoord]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: een (old 1776), ēn (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[lidwoord]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:590)
-
▾ Negerhollands
een, ēn
[lidwoord]
-
▾ eend
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
-
▾ Duits
Ante, Änte, Ent, Ente, At, Åt
(dialect)
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
etymologie: Bischoff: Vielleicht haben die Niederländer auch in einem Teil unseres Gebiet die Lautform für die Ente bestimmt. (…) Es wird aus dem Niederländischen stammen, das im Mittelalter neben aent auch eent, ent, hatte. p. 167
bron: Bischoff 1967 (Bischoff)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eendjie
[bepaalde peulvrucht met de vorm van een eendje]
<via Afrikaans>
datering: 1933 (1901-1950)
etymologie: Afk., 'duckling', eend duck + dim. suffix -IE.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Duits
Ante, Änte, Ent, Ente, At, Åt
(dialect)
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
-
▾ eender
[gelijk]
-
▾ Fries
iender
[gelijk]
-
▾ Fries
iender
[gelijk]
-
▾ eendracht
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endragt
†verouderd
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. e(i)ndracht, -drecht (jf. sv. endräkt); af mnt. (over) ein ell. en dragen, være enig; jf. ens, overens
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Surinaams-Javaans
Endrakh
[plaatsnaam]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zweeds
endräkt
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. endräkt; av lågty. endracht med samma bet., till over en dragen 'vara ense', eg. 'bära jämnt'; jfr dra, dräkt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Noors
endrakt
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NROi: mnty. e(i)ndracht til mnty. overein (en) dragen «være enig
bron: NROi (NROi)
-
▾ Deens
endragt
†verouderd
[eensgezindheid]
-
▾ eendrachtig
[eensgezind]
-
▾ Deens
endrægtig
†verouderd
[eensgezind]
datering: 1762 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. e(i)ndrachtich, -drechtich, (adv.:) -dracht(ich)liken
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
endrektig
[eensgezind]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: FuT: von mnd. eindrachtig, endrechtig , von mnd. e(i)ndracht (holl. eendracht)
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Deens
endrægtig
†verouderd
[eensgezind]
-
▾ eendrachtigheid
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endrægtighed
[eensgezindheid]
datering: 1785 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: PNOE: nedertysk endrechtich ¯ afl. af (over)en dragen egl. 'bære noget (fx vand) sammen med nogen'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
endrektighet
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endrægtighed
[eensgezindheid]
-
▾ eenentwintig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een en twentig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een en twentig
[telwoord]
-
▾ eengezinswoning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ Fries
iengesinswenning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ Fries
iengesinswenning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ eenhoorn
[fabeldier]
-
▾ eenlettergrepig
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ Fries
ienlettergrepich
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ Fries
ienlettergrepich
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ eenmaal
[eens, één keer, ooit]
-
▾ Negerhollands
eenmaal, eenmal, ēnmal, emal, ook: eenkeer
[eens, één keer]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: eenmaal, eenmal, eenkeer (old 1776), ēnmal, emal (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eenmaal, eenmal, ēnmal, emal, ook: eenkeer
[eens, één keer]
-
▾ eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
-
▾ Negerhollands
eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
-
▾ Negerhollands
eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
-
▾ eens
[eenmaal; van dezelfde mening, eensgezind]
-
▾ Papiaments
eens
[van dezelfde mening]
etymologie: ta eens (het eens zijn)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
niet eens
[heus niet, helemaal niet waar]
-
▾ Papiaments
eens
[van dezelfde mening]
-
▾ eensdeels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ Fries
iensdiels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ Fries
iensdiels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ eensgezind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ Fries
iensgesind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ Fries
iensgesind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ eensklaps
[in één keer]
-
▾ Duits
eensklaps
(dialect)
[in één keer]
etymologie: Foerste: Heute auf Borkum nicht mehr im Gebrauch. Schlüter: In Gronau gebraucht, doch als nl. empfunden.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Foerste, Schlüter)
-
▾ Duits
eensklaps
(dialect)
[in één keer]
-
▾ eenvoudig
[niet ingewikkeld]
-
▾ Duits
eenfaudich
(dialect)
[niet ingewikkeld]
-
▾ Negerhollands
eenvoudig
[niet ingewikkeld, onnozel]
-
▾ Duits
eenfaudich
(dialect)
[niet ingewikkeld]
-
▾ eenvoudigheid
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ Negerhollands
eenvoudigheit
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ Negerhollands
eenvoudigheit
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ eenzaam
[alleen]
-
▾ Negerhollands
eensaam
[alleen]
-
▾ Negerhollands
eensaam
[alleen]
-
▾ eenzaamheid
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ Negerhollands
eensaamheit
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ Negerhollands
eensaamheit
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ eer
[achting, deugd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zweeds
ära
[achting, deugd]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: ärofull, ärorik, äreförgäten; ärekränkning, ärerörig, äresak, vanära
etymologie: före 1520; fornsv. ära 'ära; aktning'; av lågty. ere, även 'äktenskap'; jfr förära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ære
[achting, deugd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk êre 'ære, ægteskab' ¯ fællesgermansk *aiz@ 'ære, velgerning, lykke, skånsel' ¯ indoeuropæisk *ais¤ afl. af *ais- 'være ærbødig, ære'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ære
[aanzien, waardigheid, achting, hulde, deugd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt von mnd. êre, 'ehre, ehe' (holl. eer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
eer
[respect]
-
▾ Zweeds
ära
[achting, deugd]
-
▾ eer
[vroeger]
-
▾ Negerhollands
eer
[vroeger, voor]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: eer (old 1776), fo (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eer
[vroeger, voor]
-
▾ eerbaar
[fatsoenlijk]
-
▾ Deens
ærbar
[fatsoenlijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: af ære (sb.) + -bar efter nedertysk erbar
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærbar
[fatsoenlijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra ty, lty; FuT: von nhd. ehrbar, 'was mit der ehre vreinbar ist ' (…) = mnd. êrbâr 'ehrwürdig, edel, vornehm (holl. eerbaar)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Negerhollands
eerbar
[fatsoenlijk, met respect]
-
▾ Deens
ærbar
[fatsoenlijk]
-
▾ eerbied
[achting]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1643-1644;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
earbied
[achting]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
earbied
[achting]
-
▾ eerbiedig
[met achting]
-
▾ Deens
ærbødig
[met achting]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; verbastering
etymologie: sammenblandet af ældre nydansk erbydig, ærbiudig 'som tilbyder nogen en ære' (efter tysk ehrerbietig, ehrbietig) og ældre nydansk erbødig 'rede, villig' (af nedertysk erbodich afl. af erbot 'tilbud')
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærbødig
[met achting]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty erbödlich, besl m ty. erbieten; FuT: die form scheint von mnd. erbodich (…) zu stammen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ærbødig
[met achting]
-
▾ eerbiedigen
[achten, eerbied bewijzen]
-
▾ Fries
earbiedigje
[achten, eerbied bewijzen]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
earbiedigje
[achten, eerbied bewijzen]
-
▾ eerder
[vroeger]
-
▾ Negerhollands
eerder, ēdǝr, redǝ
[vroeger, liever]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: eerder (old 1776), ēdǝr, redǝ (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eerder, ēdǝr, redǝ
[vroeger, liever]
-
▾ eergierig
[eerzuchtig]
-
▾ Deens
ærengerrig
[eerzuchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk erengirich dannet af êre (jf. sb. ære) + girich (jf. gerrig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærgjerrig
[eerzuchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: etter ty, lty; FuT: von nhd. ehrgierrig (= ehrgeizig), mnd. êrengierig (holl. eergierig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ærengerrig
[eerzuchtig]
-
▾ eergisteren
[op de dag voor gisteren]
-
▾ Negerhollands
eergester
[op de dag voor gisteren]
-
▾ Negerhollands
eergester
[op de dag voor gisteren]
-
▾ eerherstel
[het in ere herstellen]
-
▾ Fries
earherstel
[het in ere herstellen]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
earherstel
[het in ere herstellen]
-
▾ eerlijk
[oprecht]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zweeds
ärlig
[oprecht]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ärliker 'hedervärd; ansedd'; av lågty. erlich med samma bet.; den nutida bet. av ty. ehrlich; till 1ära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ærlig
[oprecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk êrlich afl. af êre (jf. sb. ære)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærlig
[oprecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: norr ærligr, fra lty; FuT: von mnd. êrlîk 'ehrenwert, ehrbar, vornehm' (holl. eerlijk, 'rechtschaffen')
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
eerlik
[oprecht]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Old 1776: oneerlijk = no eerlik
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Zweeds
ärlig
[oprecht]
-
▾ eerlijkheid
[het eerlijk zijn]
-
▾ Negerhollands
eerlikheit
[het eerlijk zijn]
-
▾ Negerhollands
eerlikheit
[het eerlijk zijn]
-
▾ eerst(e)
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ Javindo
eerste, eerst
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ Negerhollands
eerste, eerst, ērstǝ, ēstǝ, ērstu
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
datering: 1770 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: old 1776: eerstens = toeeerst
etymologie: eerste (Magens 1770, Hesseling 1905: 233), eerst (old 1776), ērstǝ, ēstǝ, ērstu (djdj 1926). old 1776: voor het eerst = voor die eerst
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 233)
-
▾ Gimán
erste
[soort knikkerspel voor kinderen]
-
▾ Berbice-Nederlands
esti
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:592)
-
▾ Javindo
eerste, eerst
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ eerste keer
[voor het eerst]
-
▾ Negerhollands
eerst keer
[voor het eerst]
-
▾ Menadonees
èstèkèr
[voor het eerst]
-
▾ Negerhollands
eerst keer
[voor het eerst]
-
▾ eerstelijk
[(verouderd) in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ Negerhollands
eerstlik
[in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ Negerhollands
eerstlik
[in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ eerstelingen
[vroege aardappelen]
-
▾ Frans
erstelingues
(dialect)
[vroege aardappelen]
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
erstelingues
(dialect)
[vroege aardappelen]
-
▾ eerstgeborene
[kind dat als eerste is geboren]
-
▾ Negerhollands
eerstgebooren, eerst-gebooren
[kind dat als eerste is geboren]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Old 1776 ook: die eerst kind
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:190)
-
▾ Negerhollands
eerstgebooren, eerst-gebooren
[kind dat als eerste is geboren]
-
▾ eerstmaal
[(verouderd) voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ Negerhollands
eerst mael
[voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ Negerhollands
eerst mael
[voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ eervol
[eer verschaffend]
-
▾ Soendanees
erpol
[eer verschaffend; gewone term bij verlening van ontslag]
afleidingen en samenstellingen: dilepas erpol=eervol ontslagen
etymologie: dilepas=los, vrijgemaakt
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Soendanees
erpol
[eer verschaffend; gewone term bij verlening van ontslag]
-
▾ eerwaardig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ Deens
ærværdig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk êrwerdich dannet af êre (jf. sb. ære) + werdich (jf. værdig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eerwaardig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ Deens
ærværdig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ eeuw
[honderd jaar]
-
▾ Duits
Êv
†verouderd
(dialect)
[honderd jaar]
etymologie: Auf Borkum und in Weener jetzt aussterbend. 1900 sprach man in Weener noch vom Êvfêst
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Êv
†verouderd
(dialect)
[honderd jaar]
-
▾ eeuwig
[voor altijd]
-
▾ Negerhollands
eewig, eeuwig
[voor altijd]
-
▾ Deens
evig
[voor altijd]
datering: 1724 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: evig og altid=altijd en eeuwig, evighed=eeuwigheid
etymologie: ra nedertysk ewich afl. af oldnedertysk •wi ¯ fællesgermansk *aiwi-, *aiwa- 'tid, evighed, livsalder' ¯ indoeuropæisk *aiwo- 'livskraft, liv' (besl.m. ejegod, ædru)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
evig
[voor altijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty, besl m norr ævi '(leve)tid'; FuT: von mnd. êwich (holl. eeuwig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
evig
[voor altijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. evogher; av lågty. ewich med samma bet.; besl. med lat. ævum, grek. aion 'tidsålder'; jfr eon
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
eewig, eeuwig
[voor altijd]
-
▾ eeuwigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
-
▾ Negerhollands
eewigheit, ewigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: eewigheit (old 1776), ewigheid (Hesseling 1905: 200)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 200)
-
▾ Negerhollands
eewigheit, ewigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
-
▾ effect
[uitwerking]
-
▾ Menadonees
èfèk
[uitwerking]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
éfék
[uitwerking]
-
▾ Menadonees
èfèk
[uitwerking]
-
▾ effect
[verhandelbaar waardepapier]
-
▾ Indonesisch
éfék
[verhandelbaar waardepapier]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éfék
[verhandelbaar waardepapier]
-
▾ effen
[vlak, gelijkmatig]
-
▾ Sranantongo
ef
[vlak, gelijkmatig]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Deens
effen
[capabel]
datering: 1758 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk effen 'lige' ¯ fællesgermansk *e¡na- 'lige, jævn' (jf. jævn)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (OOD, PNOE, Arnesen)
-
▾ Noors
effen
†verouderd
[vlak, even]
etymologie: NROi: mnty. effen, 'jevn'; FuT: von mnd. effen, even 'grade, eben' (holl. even, effen)
bron: NROi (NROi, Arnesen)
-
▾ Negerhollands
effen
[vlak, gelijkmatig, even]
-
▾ Sranantongo
ef
[vlak, gelijkmatig]
-
▾ efficiënt
[doelmatig, werkzaam]
-
▾ Indonesisch
éfisién
[doelmatig, werkzaam]
-
▾ Indonesisch
éfisién
[doelmatig, werkzaam]
-
▾ eg
[landbouwwerktuig]
-
▾ Noord-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
bron: Jennings 1995 (KVW)
-
▾ Zuid-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
bron: Jennings 1995 (KVW)
-
▾ Tswana
êgê
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
bron: Jennings 1995 (KVW)
-
▾ Noord-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ egaal
[gelijkmatig, glad]
-
▾ Indonesisch
égal
[gelijkmatig, glad]
-
▾ Indonesisch
égal
[gelijkmatig, glad]
-
▾ egaliseren
[gelijkmaken, vereffenen]
-
▾ Surinaams-Javaans
kalisir
[gelijkmaken, vereffenen]
-
▾ Surinaams-Javaans
kalisir
[gelijkmaken, vereffenen]
-
▾ egalitair
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
-
▾ Indonesisch
égalitér
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
égalitér
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
-
▾ egelvoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ Fries
egelsfoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ Fries
egelsfoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ ego
[ik-gevoel]
-
▾ Indonesisch
égo
[ik]
afleidingen en samenstellingen: égoisme = egoisme; égoistis = egoistisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
égo
[ik]
-
▾ egocentrisch
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
-
▾ Indonesisch
égoséntris
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
égoséntris
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
-
▾ egoïst
[egoïstisch persoon]
-
▾ Menadonees
egois
[egoïstisch (persoon)]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Menadonees
egois
[egoïstisch (persoon)]
-
▾ ei
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1230-1231;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Skepi-Nederlands
airə
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
-
▾ Berbice-Nederlands
airi
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
-
▾ Negerhollands
ee, eiu, eyu, eju
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ee (old 1776), eiu (djdj 1926), eyu (Roberston 1989), eju (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
airə
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
-
▾ eiden
[eggen]
-
▾ Duits
eiden
†verouderd
(dialect)
[eggen]
bron: Mensinga 1880 (Mensinga)
-
▾ Duits
eiden
†verouderd
(dialect)
[eggen]
-
▾ eider(eend)
[soort van duikeend]
-
▾ Zweeds
ejder
[soort van duikeend]
datering: 1731 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: ejderdun; ejderhanne; ejderjakt; ejderrede
etymologie: sedan 1731; av lågty. eider; av nyisl. æður, isl. æðr med samma bet.; nära besl. med åda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
ejder
[soort van duikeend]
-
▾ eierkool
[eivormige briket]
-
▾ Fries
eierkoal
[eivormige briket]
-
▾ Fries
eierkoal
[eivormige briket]
-
▾ eierstruif
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ Negerhollands
ejerstryf
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ Negerhollands
ejerstryf
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ eiervreter
[slangensoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
egg-eater, eivervreter
[slangensoort]
datering: 1821 (1801-1850)
status: leenvertaling
etymologie: tr. S. Afr. Du. eiervreter, Du. eier egg + vreter eater. S. Afr. Du. (later Afk.), eier egg + vreter eater.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
egg-eater, eivervreter
[slangensoort]
-
▾ eigen
[van het subject]
-
▾ Negerhollands
eegen, eigen, eigǝn, ēgǝn
[van het subject, zich]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: old 1776: toe-eigenen = mi eegen mi die toe
etymologie: eegen (old 1776), eigen (old 1776, Hesseling 1905), eigǝn, ēgǝn (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Duits
egenste
(dialect)
[van het subject]
etymologie: Im Südosten des Landes heute sehr gebräuchlich. In Westrhauderfehn auch in der Form eegste. Im Norden und Nordosten stattdessen sülvigste. Wo beides bekannt ist, gilt egenste für nachdrücklicher.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Berbice-Nederlands
egn
[van het subject]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:590)
-
▾ Sranantongo
eigi
[van het subject]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Saramakkaans
éígi
[van het subject]
<via Sranantongo>
bron: Donicie 1963 (Donicie)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
own
[kenmerkend, inheems]
<via Afrikaans>
datering: 1979 (1951-2000)
status: betekenisontlening
afleidingen en samenstellingen: own affair (regionale bevoegdheid [onder Apartheid]),
etymologie: tr. Afk. eie own, characteristic of, peculiar to (and thus divergent from all others).
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
eegen, eigen, eigǝn, ēgǝn
[van het subject, zich]
-
▾ eigen gemakken
[privévoorzieningen]
-
▾ Indonesisch
éhen gemakken
[privé-toilet en andere voorzieningen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éhen gemakken
[privé-toilet en andere voorzieningen]
-
▾ eigenaar
[bezitter]
-
▾ Negerhollands
eigǝna, eigenar
[bezitter]
-
▾ Sranantongo
eiginari
[bezitter]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Surinaams-Javaans
èikhenar
[bezitter van een huis]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Negerhollands
eigǝna, eigenar
[bezitter]
-
▾ eigenbelang
[eigen voordeel]
-
▾ Duits
Egenbelank
(dialect)
[eigen voordeel]
etymologie: Gegenwärtig im Reiderl. und auf Borkum bekannt. Das Wort ist nur in den Teilen Ostfrsl.s bekannt, die dem nl. Einfluß am stärksten ausgesetzt sind. Das macht Entlehnung des im Nl. häufig gebrauchten Kompositums sehr wahrscheinlich.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
eigenbelang
[eigen voordeel]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Duits
Egenbelank
(dialect)
[eigen voordeel]
-
▾ eigendom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ Negerhollands
eegendom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ Zweeds
egendom
[wat men zijn eigen mag noemen, bezitting]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: egendomsbrott, egendomsrätt, lösegendom, nationalegendom, privategendom
etymologie: före 1520; fornsv. eghindomber; av lågty. egendom med samma bet.; till egen och 1dom
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Indonesisch
égendom, éhendom, eigendom, ihdom
†verouderd
[volledig eigenaarschap van grondstuk]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
èhendom, ihdom
[wat men zijn eigen mag noemen]
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Noors
eiendom
[wat men zijn eigen mag noemen; pand, kavel, onroerend goed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty; FuT: unter einfluss von mnd. eigendôm von ält. Dän eiedom, neunorw. eigedom umgebildet
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eigendom
[grondbezit]
-
▾ Deens
ejendom
[boerderij of huis, of grond waarop gebouwd kan worden, wat men zijn eigen mag noemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk eigendom
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eegendom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ eigenlijk
[waar, echt]
-
▾ Deens
egentlig
[waar, echt]
datering: 1866 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk egentlik afl. af egen (jf. egen); oprindelig betydning 'tilhørende nogen som ejendom'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
egentlig
[feitelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. êgentlik (holl. eigenlijk)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
egentlig
[waar, echt, feitelijk]
datering: 1555 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1555; av lågty. egentlik med samma bet., till egen, se egen
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Papiaments
eigenlijk
[waar, echt]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Negerhollands
eigentlik
[waar, echt]
-
▾ Deens
egentlig
[waar, echt]
-
▾ eigenzinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Negerhollands
eegensin, eegensinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Negerhollands
eegensin, eegensinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Eijkmans test
[bepaalde bacteriëntest]
-
▾ Engels
Eijkman('s) test
[bepaalde bacteriëntest]
bron: Sijs 2009a (Van der Sijs 2009)
-
▾ Engels
Eijkman('s) test
[bepaalde bacteriëntest]
-
▾ eik
[boomsoort]
-
▾ Indonesisch
ék
[boomsoort]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ék
[boomsoort]
-
▾ eiland
[land omgeven door water]
-
▾ Duits
Eiland
[land omgeven door water]
datering: 1251-1300
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Grimm: …bleibt nichts übrig als unser nhd. eiland für erborgt aus der nl. oder nordischen form oder für entstellt aus mhd. einlant, das vielleicht selbst aus eilant verbildet wurde, zu erklären. das wort ei, ovum kommt nicht in betracht, wenn schon der dotter wie eine runde insel im eiweisz schwimmt. eiland hat DIEFENBACH unter insula nur aus nl. oder cölnischen vocabularien, DASYP. und MAALER, selbst DENZLER geben es noch nicht, wol aber HENISCH 835, 38, ohne zweifel auch aus nl. quelle; zu verwundern ist sein abgang bei LUTHER. im 17 jh. verbreitete es sich und war den dichtern des 18 mit seinem wollaut willkommen, unterm volk konnte es den herschenden ausdruck insel nicht verdrängen. bei FLEMING sollte man eiland erwarten, da es OLEARIUS pers reiseb. 2, 3 hat, ich suchte vergeblich danach. Kluge: Übernommen aus dem Niederdeutschen (mndd. e(i)lant, eyglant, mndl. eiland). Dies ist eine späte Verdeutlichung, die auch in afr. eiland, eilond, ae. Egland, Eglond und anord. eyland auftritt, zu g. *agwijO f. "die zum Wasser gehörige" - was im Deutschen zu Au(e) wird, in den nordseegermanischen Sprachen zu einem Wort für "Insel" in anord. ey f., ae. Ig, Eg f., mndd. O, oe, oge, afr. -ey in Ortsnamen. Eiland ist also "Inselland". Schon mhd. einlant "Insel" mit Umdeutung des Vorderglieds ("allein liegendes Land"), auch mit einer Variante eilant, doch ist dieses Wort schon früh ausgestorben. Kluge See: Mit dem gleichbedeut. nl. eiland wohl eigentlich ein fries. Wort. Duden Universal: mniederd., mniederl. eilant < afries. eiland, eigtl.= Inselland, zu afries. ei = Insel (dafür mhd. ouwe, ahd. ouw[i]a, Aue)
bron: Duden Universal 2003 Kluge 1911 Kluge 2002 (Grimm, Kluge, Kluge See, Duden Universal)
-
▾ Noors
eiland
†verouderd
[land omgeven door water]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NROi: mnty el ty; FuT: von mnd. eiland 'insel' (holl. eiland).
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Sranantongo
èilanti
[land omgeven door water]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Deens
ejland
†verouderd
[(zeemanstaal) land omgeven door water]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: ænyd. d. s.; fra mnt. ell. nht. eiland; af fris. ei, samme ord som da. Ø; jf. eng. island, oldn. eyland, da. Øland. FuT: via Nederduits van Fries, Lundbeck: van Nederlands, Grimm: …bleibt nichts übrig als unser nhd. eiland für erborgt aus der nl. oder nordischen form oder für entstellt aus mhd. einlant, das vielleicht selbst aus eilant verbildet wurde, zu erklären. das wort ei, ovum kommt nicht in betracht, wenn schon der dotter wie eine runde insel im eiweisz schwimmt. eiland hat DIEFENBACH unter insula nur aus nl. oder cölnischen vocabularien, DASYP. und MAALER, selbst DENZLER geben es noch nicht, wol aber HENISCH 835, 38, ohne zweifel auch aus nl. quelle; zu verwundern ist sein abgang bei LUTHER. im 17 jh. verbreitete es sich und war den dichtern des 18 mit seinem wollaut willkommen, unterm volk konnte es den herschenden ausdruck insel nicht verdrängen. bei FLEMING sollte man eiland erwarten, da es OLEARIUS pers reiseb. 2, 3 hat, ich suchte vergeblich danach. Kluge: Übernommen aus dem Niederdeutschen (mndd. e(i)lant, eyglant, mndl. eiland). Dies ist eine späte Verdeutlichung, die auch in afr. eiland, eilond, ae. Egland, Eglond und anord. eyland auftritt, zu g. *agwijO f. "die zum Wasser gehörige" - was im Deutschen zu Au(e) wird, in den nordseegermanischen Sprachen zu einem Wort für "Insel" in anord. ey f., ae. Ig, Eg f., mndd. O, oe, oge, afr. -ey in Ortsnamen. Eiland ist also "Inselland". Schon mhd. einlant "Insel" mit Umdeutung des Vorderglieds ("allein liegendes Land"), auch mit einer Variante eilant, doch ist dieses Wort schon früh ausgestorben. Kluge See: Mit dem gleichbedeut. nl. eiland wohl eigentlich ein fries. Wort. Duden Universal: mniederd., mniederl. eilant < afries. eiland, eigtl.= Inselland, zu afries. ei = Insel (dafür mhd. ouwe, ahd. ouw[i]a, Aue)
bron: Dahlerup 1919-1956 Duden Universal 2003 Falk 1910-1911 Grimm 1854-1971 Jessen 1883 Kluge 1911 Kluge 2002 (Jessen, OOD, FuT, Lundbeck, Grimm, Kluge, Kluge See, Duden Universal)
-
▾ Negerhollands
eyland, eiland
[land omgeven door water]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: eyland (old 1776), eiland (Hesseling 1905: 186)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Duits
Eiland
[land omgeven door water]
-
▾ eilandsraad
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
-
▾ Papiaments
eilandsraad, eilantsrat
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
eilandsraad, eilantsrat
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
-
▾ einde
[laatste gedeelte]
-
▾ Negerhollands
end, einde
[laatste gedeelte]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: end (old 1776), einde (Hesseling 1905: 231). Old 1776: tot het einde = voor daarom. eindelijk = na die end, opd'laatst
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Surinaams-Javaans
èndhe
[einde, slot]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
entjie
[restant, kleine hoeveelheid]
<via Afrikaans>
-
▾ Negerhollands
end, einde
[laatste gedeelte]
-
▾ eindelijk
[ten slotte]
-
▾ Zweeds
äntligen
[ten slotte]
datering: 1538 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1538; av lågty. endeliken 'slutligen; äntligen', till ende 'slut'; jfr 2ända
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
eindlik
[ten slotte]
-
▾ Deens
endelig
[ten slotte]
datering: 1723 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: afl. af end 'ende' efter nedertysk endelik
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
endelig
[ten slotte]
-
▾ Zweeds
äntligen
[ten slotte]
-
▾ einder
[horizon]
-
▾ Fries
einder
[horizon]
-
▾ Fries
einder
[horizon]
-
▾ eis
[aanspraak]
-
▾ Ambons-Maleis
èis
[volmacht]
-
▾ Papiaments
eis
†verouderd
[aanspraak]
-
▾ Sranantongo
eisi
[aanspraak]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Ambons-Maleis
èis
[volmacht]
-
▾ eisen
[verzoeken]
-
▾ Zweeds
äska
[verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. äskia 'kräva; inbjuda'; av lågty. eschen, eischen 'fordra'; samma ord som eng. ask 'fråga; be'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Sranantongo
eisi
[verzoeken]
-
▾ Zweeds
äska
[verzoeken]
-
▾ ejaculatie
[zaadlozing]
-
▾ Indonesisch
éyakulasi
[zaadlozing]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éyakulasi
[zaadlozing]
-
▾ eksteroog
[likdoorn]
-
▾ Duits
Eksterauge, Elsteroge, Hästeroge
(dialect)
[likdoorn]
etymologie: Wiese: - Ndl. Herkunfst, Bischoff p. 162, Teuchert p. 319
bron: Teuchert 1972 (Wiese, Teuchert, Bischoff)
-
▾ Duits
Eksterauge, Elsteroge, Hästeroge
(dialect)
[likdoorn]
-
▾ el
[lengtemaat]
-
▾ Ternataans-Maleis
el
[lengtemaat]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
èl
[lengtemaat]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
èl
[lengtemaat]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
èl
[lengtemaat]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Keiëes
el
[lengtemaat]
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Negerhollands
el
[lengtemaat]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
ëlla
[lengtemaat]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Soendanees
elo
[lengtemaat]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Javaans
élo
[lengtemaat]
afleidingen en samenstellingen: élon=per el; diéloni=bij ellen afgemeten, verkocht
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Jakartaans-Maleis
élo
[lengtemaat]
afleidingen en samenstellingen: éloan = hout of meetlat met de lengte van 1 el
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Makassaars
êlo
[lengtemaat]
bron: Matthes 1885 (BF)
-
▾ Surinaams-Javaans
élo
[lengtemaat]
afleidingen en samenstellingen: ngélo = meten per el, élon = per el, bij de el
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Madoerees
elo, elōh
[lengtemaat]
afleidingen en samenstellingen: elowan = stok ter grootte van 1 el, ngelone, ngelōwe = iets met de el meten, ngelōwagi = met iets meten
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Japans
eru
†verouderd
[lengtemaat]
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Nias
hela, helo, elo, ela
[lengtemaat]
bron: Lafeber 1922 (Lafeber)
-
▾ Atjehnees
ila, hila, ilò
[lengtemaat (de afstand van het midden van de borst tot de top van de middelste vinger bij zijwaarts gestrekte arm); meten (met een el)]
-
▾ Ternataans-Maleis
el
[lengtemaat]
-
▾ elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ Engels
elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
datering: 1888 (1851-1900)
etymologie: a. Du. elaioplast (J. H. Wakker 1887, in Maandblad voor Natuurwetenschappen XIII. 110), f. Gr. <gk><elenis><acu>laion</gk> oil + -plast.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Duits
Elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
bron: internet (WNT, internet)
-
▾ Frans
élaioplaste
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
bron: internet (internet)
-
▾ Engels
elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ elan
[bezieldheid]
-
▾ Fries
elan
[bezieldheid]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
elan
[bezieldheid]
-
▾ eland
[herkauwer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1456-1489;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
datering: 1786 (1751-1800)
etymologie: a. Du. eland elk. The Du. word is a. Ger. elend (elentier), believed to be ad. Lith. élnis elk. See ellan, ellend, which are earlier adoptions of the word from sources other than Du.
bron: Carpenter 1908-1909 Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, Carpenter, DSAE)
-
▾ Zweeds
eland
[grote Afrikaanse bosantilope]
<via Afrikaans>
datering: 1874 (1851-1900)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1874; via afrikaans av nederl. eland 'älg'; besl. med grek. elaphos 'hjort'
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Noors
eland
†verouderd
[elandantilope]
etymologie: BO: nederl. 'elg', stor og klumpet antilope, taurotragus oryx; [het Noorse woord voor een gewone eland is elg]
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Pools
eland
[Afrikaanse bosantilope]
<via Afrikaans>
-
▾ Deens
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
-
▾ Engels
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
-
▾ elastiek
[rekbare band]
-
▾ Menadonees
élastik
[rekbare band]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Papiaments
elastik, alestik
[rekbare band]
datering: 1999 (1951-2000)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
élastik, lastik
[rekbare band; katapult; latex, sap van rubberboom en bananenstam]
-
▾ Sranantongo
elastiki
[rekbare band]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Japans
erasuchika
(dialect)
[stuk elastiek, rubberen snoer]
-
▾ Sarnami
lástik
[rekbare band]
bron: Santokhi 2005 (Santokhi)
-
▾ Menadonees
élastik
[rekbare band]
-
▾ elders
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ Duits
elders
†verouderd
(dialect)
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ Duits
elders
†verouderd
(dialect)
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ elegant
[bevallig]
-
▾ Indonesisch
élégan
[bevallig]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
élégan
[bevallig]
-
▾ elegantie
[bevalligheid]
-
▾ Indonesisch
élégansi
[bevalligheid]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
élégansi
[bevalligheid]
-
▾ elektricien
[vakman op elektrisch gebied]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1894;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
elèktrishèn
[vakman op elektrisch gebied]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
lèktrisyèn
[vakman op elektrisch gebied]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Papiaments
elèktrishèn
[vakman op elektrisch gebied]
-
▾ elektriciteit
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Indonesisch
éléktris, listrik
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
ereki
†verouderd
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt; magneet]
etymologie: Verouderd: erekiteru, erekishiteito.Nowadays generally supplanted by denki (S.-J.).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Makassaars
lêsetirí, lêstirí
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
status: verbastering
etymologie: dialect van Sanrabone: lêttirí
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Javaans
lèstrik, listrig
[natuurkracht]
etymologie: Oost-Javaans lèstrèk, natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt bron: veldwerk T. Hoogervorst
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Boeginees
lîseterí
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Surinaams-Javaans
listrig
[stroom]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Madoerees
līstrīk
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
status: verbastering
afleidingen en samenstellingen: alīstrīk = voorzien van elektriciteit
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Sasaks
listrik
[elektrisch licht]
-
▾ Minangkabaus
listrik
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Indonesisch
éléktris, listrik
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ elektrisch
[m.b.t. elektriciteit]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1786;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Menadonees
élèktris
[m.b.t. elektriciteit]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
éléktris, léktris
[m.b.t. elektriciteit]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
élèktris
[m.b.t. elektriciteit]
-
▾ elektro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
-
▾ Indonesisch
éléktro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éléktro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
-
▾ elektrometer
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ Indonesisch
éléktrométer
[toestel om elektrische spanning te meten]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
erekimētoru, erekiterumētoru
†verouderd
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ Indonesisch
éléktrométer
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ elektronisch
[werkend door vrije elektronen]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1950;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
élékronis
[werkend door vrije elektronen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
élékronis
[werkend door vrije elektronen]
-
▾ element
[hoofdstof; eenheid]
-
▾ Javaans
almén
[(elektrisch) element; zaklantaarn]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
élemén
[hoofdstof; door elektra gloeiend hete draad (cel)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
almén
[(elektrisch) element; zaklantaarn]
-
▾ elementair
[fundamenteel]
-
▾ Indonesisch
éleméntér
[fundamenteel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éleméntér
[fundamenteel]
-
▾ elf
[telwoord]
-
▾ Petjoh
(pil) nummer elf
[vergif]
-
▾ Berbice-Nederlands
alfu, elfu
[telwoord]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:556, 590)
-
▾ Negerhollands
elf, elef
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: elf (Magens 1770, old 1776), elef (Roberston 1989)
bron: Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
elk
[telwoord]
bron: Robertson 1989 (Robertson 1989)
-
▾ Aucaans
eloefoe
[telwoord]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 33)
-
▾ Saramakkaans
elúfu
[telwoord]
<via Sranantongo>
bron: WOLD (WOLD)
-
▾ Sranantongo
erfu
[telwoord]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Petjoh
(pil) nummer elf
[vergif]
-
▾ elf, elfje
[geest]
-
▾ Papiaments
èlfye
[geest]
-
▾ Papiaments
èlfye
[geest]
-
▾ elfde
[rangtelwoord, komende na de of het tiende]
-
▾ Negerhollands
(die) elfde, elfte
[rangtelwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: elfde (old 1776), elfte (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Negerhollands
(die) elfde, elfte
[rangtelwoord]
-
▾ elft
[vissensoort]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
elf
[blauwbaars]
<via Afrikaans>
datering: 1731 (1701-1750)
etymologie: Afrikaans, f. Du. elft shad.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
elf
[blauwbaars]
<via Afrikaans>
-
▾ elftal
[ploeg van elf voetballers]
-
▾ Duits
die Elftal
[het Nederlandse voetbalelftal, beruchte tegenstander van Duitsland]
bron: internet (internet)
-
▾ Sranantongo
èlftal
[ploeg van elf voetballers]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Duits
die Elftal
[het Nederlandse voetbalelftal, beruchte tegenstander van Duitsland]
-
▾ elfuurtje
[maaltijd rond elf uur]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
älefüürtje
[koffiemaaltijd rond elf uur]
etymologie: älefüürtje Ha. ‘Mahlzeit am Vormittag‘ < nl. elfuurt¬je ‘Kaffee oder anderes Getränk, um elf Uhr getrun¬ken‘; 1.Glied: elf uur ‘elf Uhr‘; 2.Glied: Dim. Suff. -tje
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Duits
Elfüürtje
(dialect)
[(zeemanstaal, of taal van handwerkers en wasvrouwen) (koffie)maaltijd of borreltijd rond elf uur]
etymologie: Smet: Noordwest-Duitsland, Foerste: Dieser mit der Sitte aus den Niederlanden herübergekommenene, in Ostfriesland allgemein, bes. in Norden und Umgebung gebrauchte Ausdruck (…) pflegt man vielfach um 11 Uhr vormittags Tee oder Kaffe zu trinken. (…) Das Elfüürtje ist bei Handwerkern und Kaufleuten, bes. im Brokemerland, noch in der Mode. Meist wird Schnaps getrunken, seltener Tee. Schlüter: die von Holland übernommenen Sitt un die Bezeichnung dafür auch in Ost- und Nordfrsl.
bron: Foerste 1938 Schlüter 1952 Smet 1983 (Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
älefüürtje
[koffiemaaltijd rond elf uur]
-
▾ eliminatie
[verwijdering]
-
▾ Indonesisch
éliminasi
[verwijdering]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éliminasi
[verwijdering]
-
▾ elimineren
[verwijderen]
-
▾ Indonesisch
éliminir
[verwijderen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éliminir
[verwijderen]
-
▾ elite
[het geselecteerde gedeelte]
-
▾ Indonesisch
élit
[het geselecteerde gedeelte]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
élit
[het geselecteerde gedeelte]
-
▾ elixer
[geneeskrachtige drank]
-
▾ Indonesisch
éliksir
[geneeskrachtige drank]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
erikishiru
†verouderd
[geneeskrachtige drank]
-
▾ Indonesisch
éliksir
[geneeskrachtige drank]
-
▾ elk
[ieder, iedereen]
-
▾ Negerhollands
elk
[ieder(e) (uitsluitend bijvoeglijk gebruikt)]
-
▾ Negerhollands
elk
[ieder(e) (uitsluitend bijvoeglijk gebruikt)]
-
▾ elkeen
[iedereen]
-
▾ Negerhollands
ēgē, ēkē, elkēn, elkeen, ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn
[iedereen, elk]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: ēgē, ēkē, elkēn (djdj 1926); elkeen (Magens 1770, old 1776), ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn (djdj 1926)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj1926)
-
▾ Negerhollands
ēgē, ēkē, elkēn, elkeen, ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn
[iedereen, elk]
-
▾ elleboog
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
-
▾ Papiaments
èlebog, èlembog (ouder: elleboog)
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
datering: 1875 (1851-1900)
etymologie: Uit: Ewijk p. 29
bron: Putte 2008 (Joubert PN, Ewijk, Putte PN)
-
▾ Papiaments
èlebog, èlembog (ouder: elleboog)
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
-
▾ elleboogsbeen
[ellepijp]
-
▾ ellende
[beroerdigheid]
-
▾ Zweeds
elände
[beroerdigheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. älände; av lågty. ellende med samma bet., eg. 'landsflykt'; till äl- 'annan'; jfr elända, eljest, 1land
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
elend
[beroerdigheid, ellendig]
-
▾ Zweeds
elände
[beroerdigheid]
-
▾ ellendig
[beroerd]
-
▾ Zweeds
elända
[beroerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. älände; av lågty. ellende 'landsflyktig; främmande; olycklig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
elendig
[beroerd]
datering: 1871 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk elendich afl. af elende ¯ oldnedertysk eli-lendi 'fremmed land' dannet af eli- 'anden' + en afledning af land; grundbetydning 'som lever borte fra sit land'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
elendig
[beroerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO; fra lty; FuT: von mnd. elendich (holl. ellendig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Negerhollands
elendig
[beroerd]
-
▾ Zweeds
elända
[beroerd]
-
▾ ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ Fries
ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ Fries
ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ ellepijp
[dikste bot in benedenarm]
-
▾ Negerhollands
elle
[dikste bot in benedenarm]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: in het Duits is ellepijp ook 'elle'. 'elle' betekent in het Nederlands 'gepunt stokje' en soms wordt daar ook de honkbalknuppel mee bedoelt.
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
elle
[dikste bot in benedenarm]
-
▾ ellips
[ovaal]
-
▾ Indonesisch
élips
[ovaal]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
élips
[ovaal]
-
▾ els
[boomsoort]
zelfstandig naamwoord ; datering: 772-776;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
els
[boomsoort]
-
▾ Papiaments
èls
[boomsoort]
-
▾ Fries
els
[boomsoort]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Duits
Else, Els
(dialect)
[boomsoort]
datering: 1279 (1251-1300)
etymologie: Oostnederduits, Brandeburg, Berlijn. Wiese: Eytm. zu mndl. else, ein Wort der ndl. Siedler des 12. Jh. FrL: Brandenburg
bron: Frings 1966 Smet 1983 Smet 1992 Wiese 1996 (Smet 92, Smet 83, Wiese, FrL, Bischoff)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
els
[boomsoort]
-
▾ els
[priem]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1240;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
èls
[priem]
bron: Putte 2008 (Putte PN, Joubert PN)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
els
[priem]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Schots
elshin; elsing, elsone, alshin
†verouderd
[priem]
-
▾ Engels
elsin
†verouderd
[priem]
datering: 1440 (1401-1450)
afleidingen en samenstellingen: elsin-blade, the blade of an awl, or the awl itself; elsin-box, a box for holding awls; elsin-haft, the haft or handle of an awl; also, Èthe old designation for a jargonelle pear from its resemblance to the haft of an awli (Jam.).<c>1440-1864
etymologie: app. a. MDu. elssene (later elzen(e, mod.Du. els):-*alisna:-OTeut. *alasnâ (whence by transposition OHG. alansa, alunsa); f. the same root as awl + suffix as in OTeut. *segasnâ (-isnâ), Ger. sense scythe. (The Teut. word was adopted into Romanic: cf. Sp. alesna, lesna, It. lésina, Fr. alêne, Pr. alena.)
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Papiaments
èls
[priem]
-
▾ ELS
[Europese Lagere School]
-
▾ Indonesisch
ELS
[lagere school in de koloniale tijd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ELS
[lagere school in de koloniale tijd]
-
▾ elzevier
[voortbrengsel van de drukkersfamilie Elzevier of door hen veelgebruikt lettertype]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1899;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Grieks
elzebir /elzevír/
[lettertype]
bron: LTKN 1999 (LTKN)
-
▾ Engels
Elzevir
[uitgave van de boekdrukkersfamilie Elzevier; lettertype]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
etymologie: name (Elzevier, Els-, latinized Elzevirius) of a family of printers (1592-1680) at Amsterdam, The Hague, Leyden and Utrecht; tranf.a book printed by one of them. xviii.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Duits
Elzevir
[drukwerk in bepaalde lettersoort]
afleidingen en samenstellingen: Elzeviriana (door de Hollandse boekdrukkersfamilie Elzevier uitgegeven Romeinse en Griekse klassieken in duodecimo-formaat)
etymologie: Name einer holländ. Buchdruckerfamilie des 17. Jh.s; die; -.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Portugees
elzevir
[boek, vervaardigd door de Elzeviers]
<via Frans>
datering: 1899 (1851-1900)
afleidingen en samenstellingen: elzeviriano xvii.
etymologie: Do fr. elzévir, deriv. do antr. neerl. Elzevier.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Frans
elzévir
[boek gedrukt door de Elzeviers; lettertype]
datering: 1651-1700 (1651-1700)
afleidingen en samenstellingen: elzévirien,ienne
etymologie: PR: de Elzevi(e)r, nom d'une célèbre famille d'imprimeurs
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2, Larousse)
-
▾ Noors
elzevir
[beroemde uitgave van klassieke schrijvers, uitgegeven door de boekdrukkersfirma Elzevier]
afleidingen en samenstellingen: adj. elzevirsk: 'elzevirsk format' = klein formaat waarbij het vel tot 24 bladzijden is gevouwen (BO)
etymologie: BO: nederl
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Servisch
elzevir
[uitgave van Romeinse en Griekse klassieken uit de 17e en 18e eeuw]
bron: Klajn 2006 (Klajn)
-
▾ Tsjechisch
elzevir
[lettertype]
bron: Petráčková 1995 (ASCS)
-
▾ Esperanto
elzeviro
[uitgave van de boekdrukkersfamilie Elzevier; lettertype]
<via Frans>
etymologie: geleend via Fr elzévir met ondersteunende bronwoorden Eng elzevir en Du Elzevir. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Italiaans
elzeviro, elzeviriano
[boek gedrukt door de Elzeviers; lettertype; hoofdartikel op de culturele pagina, meestal van een bekende schrijver]
-
▾ Litouws
elzevyras
[lettertype dat door de drukkersfamilie Elsevier veel gebruikt werd]
etymologie: pagal XVI-XVII a. olandų spaustuvininkų leidėjų Elzevyrų (Elsevier: Lodeveiko (1540-1617), jo sūnų Matjaso ir Bonaventūros, anūkų Izako ir Lodeveiko jaunesniojo (1640-1670), garsiausio iš visų, pavardę
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Pools
elzewier
[beroemde uitgave van klassieke schrijvers, uitgegeven door de boekdrukkersfirma Elzevier]
-
▾ Grieks
elzebir /elzevír/
[lettertype]
-
▾ email
[glazuur]
-
▾ Indonesisch
émail
[glazuur]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émail
[glazuur]
-
▾ emancipatie
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Indonesisch
émansipasi
[gelijkstelling voor de wet]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
manspasi
[gelijkstelling voor de wet]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Indonesisch
émansipasi
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Emancipatiedag
[(Surinaams-Nederlands) 1 juli, afschaffing slavernij]
-
▾ Sranantongo
Manspasi
[1 juli, feestdag]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Aucaans
Masipasi Dei
[1 juli]
bron: Wakaman 1979 (Wakaman 26)
-
▾ Sranantongo
Manspasi
[1 juli, feestdag]
-
▾ emballage
[verpakking]
-
▾ Indonesisch
émbalase
[verpakking]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émbalase
[verpakking]
-
▾ embargo
[publicatieverbod]
-
▾ Indonesisch
émbargo
[publicatieverbod]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émbargo
[publicatieverbod]
-
▾ embarkatie
[inscheping]
-
▾ Indonesisch
émbarkasi
[inscheping]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émbarkasi
[inscheping]
-
▾ embleem
[zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat]
-
▾ Indonesisch
émblém
[zinnebeeld]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émblém
[zinnebeeld]
-
▾ embolie
[verstopping van bloedvat]
-
▾ Indonesisch
émboli
[verstopping van bloedvat]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émboli
[verstopping van bloedvat]
-
▾ embryo
[kiem]
-
▾ Indonesisch
émbrio
[kiem]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émbrio
[kiem]
-
▾ emigrant
[landverhuizer]
-
▾ Indonesisch
émigran
[landverhuizer]
-
▾ Indonesisch
émigran
[landverhuizer]
-
▾ eminent
[voortreffelijk]
-
▾ Indonesisch
éminén
[voortreffelijk]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éminén
[voortreffelijk]
-
▾ eminentie
[titel van kardinalen]
-
▾ Indonesisch
éminensi
[titel van kardinalen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éminensi
[titel van kardinalen]
-
▾ emissie
[uitgifte van obligaties e.d.]
-
▾ Indonesisch
émisi
[uitgifte van obligaties e.d.]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émisi
[uitgifte van obligaties e.d.]
-
▾ emmer
[vat]
-
▾ Zweeds
ämbar
[vat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: före 1520; fornsv. ämbar; via lågty. av lat. amphora 'stort krus med två handtag'; jfr amfora
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ests
ämber
[vat]
-
▾ Fins
ämpäri
[vat]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Sranantongo
em(b)re
[vat]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Minangkabaus
embe
[vat]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Madoerees
ember
[vat]
-
▾ Javaans
èmber
[vat]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
ember
[vat]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Soendanees
ember
[vat]
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Sahu
ember
[vat]
bron: Vruggink 2001 (V&V1983)
-
▾ Gimán
ember
[vat]
bron: Teljeur 1978-1980 (Telj2005)
-
▾ Jakartaans-Maleis
èmbèr
[vat]
-
▾ Menadonees
èmbèr
[vat]
-
▾ Ambons-Maleis
èmber
[vat]
-
▾ Petjoh
ember
[vat]
<via Indonesisch>
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Balinees
émbér
[vat]
bron: Veldwerk (Veldwerk Hinzler 2006)
-
▾ Surinaams-Javaans
èmbèr
[vat]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Noors
ember, amber
[vat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: NROi: mnty. amber, ember fra lat. amp(h)ora; FuT: entlehnt dem mnd. amber, ammer, ember, emmer (holl. emmer)
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Papiaments
èmber, hèmber, èmer
[vat]
etymologie: hèmchi, èmchi (Aruba)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
émber; (Bahasa Prokem) be'er
[vat]
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T-2004; RCL1989)
-
▾ Muna
embere
[vat]
bron: Berg 1995 (BKK2005)
-
▾ Makassaars
êmberé
[teil (meestal van zink)]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Frans
emme
†verouderd
(dialect)
[vloeistofmaat]
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
emmer
[vat]
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
emmer
[vat; inhoudsmaat]
datering: 1817 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: emmerful
etymologie: Du., later Afk.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Deens
emmer, emmert
[scheepsemmer; bus voor ventiel in een pomp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nt. holl. emmer (ty. eimer); gennem lat. amphora fra gr. am(phi)phoreús, tvehanket krukke; jf. II. Admiral || formen Emmer findes (ved siden af Emmert) i VSO. og Saaby.7) DOFF: Emmert, en, -er. [mnt. emmer, holl. emmer{t)e), Saabys: Nederlands of Nederduits
bron: Dahl 1907-1914 Dahlerup 1919-1956 (OOD, DOFF, Saabys)
-
▾ Shona
hamiro
[vat]
<via Afrikaans>
bron: Leefmans 2002 (Leefmans)
-
▾ Zweeds
ämbar
[vat]
-
▾ emmerrad
[bepaald schepwerk]
-
▾ Soendanees
èmbrat
[grote gieter]
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Jakartaans-Maleis
èmbrat
[grote gieter]
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Indonesisch
émbrat, émrat
[grote gieter]
bron: Jones 2007 (Jones)
-
▾ Soendanees
èmbrat
[grote gieter]
-
▾ emolumenten
[bijkomende verdiensten]
-
▾ Indonesisch
émolumén
[bijkomende verdiensten]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émolumén
[bijkomende verdiensten]
-
▾ emotie
[gemoedsbeweging]
-
▾ Fries
emoasje
[gemoedsbeweging]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Kupang-Maleis
emos
[boos; gemoedsbeweging]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
émosi
[emotioneel worden (uit kwaadheid)]
afleidingen en samenstellingen: pangémosi = iemand die snel emotioneel wordt
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Indonesisch
émosi
[gemoedsbeweging; emotioneel, opgewonden]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Fries
emoasje
[gemoedsbeweging]
-
▾ emotioneel
[vatbaar voor ontroering]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1894-1908;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
émosionil
[vatbaar voor ontroering]
afleidingen en samenstellingen: tegenwoordig émosional uit Engels
bron: Sijs 2006a (S&S-T2004, Van der Sijs 2006)
-
▾ Indonesisch
émosionil
[vatbaar voor ontroering]
-
▾ empathie
[inlevingsvermogen]
-
▾ Indonesisch
émpati
[inlevingsvermogen]
bron: Jones 2007 Stevens 2004 (S&S-T2004, Jones)
-
▾ Indonesisch
émpati
[inlevingsvermogen]
-
▾ emplacement
[terrein bij station]
-
▾ Indonesisch
amplasemén
[terrein bij station]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
amplasemén
[terrein bij station]
-
▾ emulsie
[melkachtige oplossing]
-
▾ Indonesisch
émulsi
[melkachtige oplossing]
-
▾ Indonesisch
émulsi
[melkachtige oplossing]
-
▾ en
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
an
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:557)
-
▾ Indonesisch
én
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Chinees-Maleis
èn
[nevenschikkend voegwoord]
bron: Veldwerk Hoogervorst (Veldwerk T.Hoogervorst 2006)
-
▾ Sranantongo
èn
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Negerhollands
en, an
[nevenschikkend voegwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: en (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905), en, an (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
an
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ en bloc
[geheel en al, alles of allen samen]
-
▾ Madoerees
amblo'
[geheel en al; tot troepen, groepen of afdelingen verenigen]
-
▾ Indonesisch
anblok
[als een geheel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
amblo'
[geheel en al; tot troepen, groepen of afdelingen verenigen]
-
▾ en dan
[en toen, en verder?]
-
▾ Menadonees
èn dan?
[en toen, en verder?]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Menadonees
èn dan?
[en toen, en verder?]
-
▾ en garde
[commando bij het schermen]
-
▾ Indonesisch
anggár
[schermsport bedrijven, schermen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
anggár
[schermsport bedrijven, schermen]
-
▾ en toch
[en desondanks]
-
▾ Indonesisch
én toh
[en desondanks]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
én toh
[en desondanks]
-
▾ enclave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
-
▾ Indonesisch
énklave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
énklave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
-
▾ encyclopedie
[beschrijvend woordenboek]
-
▾ Indonesisch
énsiklopédi
[beschrijvend woordenboek]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
énsiklopédi
[beschrijvend woordenboek]
-
▾ endemisch
[niet elders voorkomend]
-
▾ Indonesisch
éndémis
[niet elders voorkomend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éndémis
[niet elders voorkomend]
-
▾ endogamie
[het huwen binnen de stam]
-
▾ Indonesisch
éndogami
[het huwen binnen de stam]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éndogami
[het huwen binnen de stam]
-
▾ endogeen
[uit het binnenste voortkomend]
-
▾ Indonesisch
éndogeen
[uit het binnenste voortkomend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éndogeen
[uit het binnenste voortkomend]
-
▾ endossement
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
-
▾ Indonesisch
éndosemén
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éndosemén
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
-
▾ energie
[veerkracht, arbeidsvermogen]
-
▾ Indonesisch
énérgi, énérsi
[veerkracht, arbeidsvermogen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
énérgi, énérsi
[veerkracht, arbeidsvermogen]
-
▾ eng
[nauw]
-
▾ Fries
ing
[nauw]
bron: Århammar 2003 (Arhammarḓ)
-
▾ Fries
ing
[nauw]
-
▾ engageren
[(zich) verloven]
-
▾ Negerhollands
engēs
[zich verloven met]
datering: 1926 (1901-1950)
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ-klank
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
engēs
[zich verloven met]
-
▾ engel
[bode van God]
-
▾ Papiaments
engel
†verouderd
[bode van God]
datering: 1844 (1801-1850)
etymologie: Mat. 1:2, 2:13, 2:19, 4:6, 11:10, 13:39, 13:41, 13:49, 16:27, 18:10, 22:30, 24:31, 28:2 .
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Negerhollands
engel
[bode van God]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Hesseling 1905: meervoudsvorm = engels
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 266)
-
▾ Sranantongo
èngel
[bode van God]
-
▾ Papiaments
engel
†verouderd
[bode van God]
-
▾ Engeland
[landennaam]
-
▾ Arowaks
Engelanta
[landennaam]
bron: Penard 1926-1927 (Penard)
-
▾ Madoerees
englan
(dialect)
[Engels]
-
▾ Arowaks
Engelanta
[landennaam]
-
▾ Engels
[van Engeland]
-
▾ Zweeds
engels
[gewichtseenheid, gebruikt bij goud en zilver]
etymologie: SAOB; av holl. engels, av mnl. engelsch, eg.: engelsk (se ENGELSK, adj.1)]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Kupang-Maleis
Inggris
[van Engeland]
afleidingen en samenstellingen: konci Inggris=Engelse sleutel
etymologie: konci=sleutel
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Schots
ingill, engill, inglis
†verouderd
[gewichtseenheid, gebruikt bij goud en zilver, 1/20 ounce]
-
▾ Negerhollands
ingis
[van Engeland]
datering: 1926 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ingis
†verouderd
[van Engeland]
<via Negerhollands>
-
▾ Zweeds
engels
[gewichtseenheid, gebruikt bij goud en zilver]
-
▾ Engelsman
[iemand uit Engeland]
-
▾ Zweeds
engelsman
[iemand uit Engeland]
datering: 1640 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1640; av lågty. engelsmann, eng. Englishman med samma bet.; till engelsk
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Engelsman
[iemand uit Engeland]
<via Afrikaans>
datering: 1837 (1801-1850)
etymologie: Afk. (earlier Du. Engelschman), Engels English + man man, person.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
engelsman
[iemand uit Engeland]
-
▾ enig(e)
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Negerhollands
eenig, eenige, ēnǝstǝ, ēnēstu, ēnēstǝ
[onbepaald voornaamwoord]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: enigkind, enig geborene = eeniggeboren
etymologie: eenig, eenige (old 1776), ēnǝstǝ, ēnēstu, ēnēstǝ (djdj 1926), eenig (Hesselign 1905: 231_
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Berbice-Nederlands
eni
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Zweeds
enig
[eendrachtig, eensgezind]
datering: 1600 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan 1600; av lågty. enig med samma bet.; till 1en
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
eenig, eenige, ēnǝstǝ, ēnēstu, ēnēstǝ
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ enigheid
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ Negerhollands
eenigheit
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ Negerhollands
eenigheit
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ enigszins
[een beetje; enigermate]
-
▾ Duits
enichsinns
(dialect)
[enigermate]
etymologie: In Emden bekannt, nicht aber in Hage. Lottmann hält es für nl.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
ienichsins
[een beetje; enigermate]
-
▾ Duits
enichsinns
(dialect)
[enigermate]
-
▾ enkel
[voetgewricht]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Kupang-Maleis
engkel
[pols- of voetgewricht; verzwikt]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Menadonees
èngkel
[gewricht]
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Papiaments
ènkel
[voetgewricht]
etymologie: suek bo ènkel (je enkel verzwikken)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Kupang-Maleis
engkel
[pols- of voetgewricht; verzwikt]
-
▾ enkel
[alleen, enig in zijn soort]
-
▾ Indonesisch
éngkel
[alleen, enig in zijn soort, single]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
ènkel
[enkelvoudig]
etymologie: kayena ènkel (enkele hibiscus, ook de bloem hiervan)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Deens
enkel
[eenvoudig]
datering: 1886 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra mnt. enkel, holl. enkel
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Zweeds
enkel
[alleen, enig in zijn soort]
datering: 1676 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: enkelbladig, enkelfilig, enkelgängad, enkelhytt
etymologie: sedan 1676; av lågty. enkel med samma bet.; bildn. till 1en
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
enkel
[alleen, enig in zijn soort]
-
▾ Noors
enkel, enkelt
[eenvoudig, alleen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty, eg 'eneste'; FuT: von mnd. ênkel(t), dessen t ein phonetischer zusatz wie in dobbelt ist; vgl. mndl. eenkel (holl. enkel)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
enkelt
[enkelvoudig, afzonderlijk]
datering: 1764 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk enkelt sideform til enkel 'eneste, enkelt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Sranantongo
enkri
[alleen, enige]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Indonesisch
éngkel
[alleen, enig in zijn soort, single]
-
▾ enkelgraf
[graf(heuvel) die het stoffelijk overschot van één persoon bevat]
-
▾ enquête
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
angkét
[onderzoek]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
angkét
[onderzoek]
-
▾ ensemble
[muziekgezelschap]
-
▾ Indonesisch
ansambel, ansamble
[muziekgezelschap]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ansambel, ansamble
[muziekgezelschap]
-
▾ ent
[loot van een boom]
-
▾ Duits
Enke
(dialect)
[loot van een boom]
etymologie: Bischoff: Das altmärkisch-jerichowsche Enke, das sich ins Brandenburgische hinein fortsetzt, ist ein Nachkomme von mnl. ente "ent, jonge boom", das seinerseits zu einem aus dem Lateinischen entlehnten enten "propfen" gehört. p. 180
bron: Teuchert 1972 (Bischoff, Teuchert)
-
▾ Duits
Enke
(dialect)
[loot van een boom]
-
▾ entameren
[in behandeling nemen]
-
▾ Indonesisch
(meng)antamir
[in behandeling nemen; ondernemen, aanpakken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Petjoh
antameren
[iets beginnen]
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Indonesisch
(meng)antamir
[in behandeling nemen; ondernemen, aanpakken]
-
▾ enten
[een loot op een andere boom bevestigen]
-
▾ Indonesisch
(meng)énten
[een loot op een andere boom bevestigen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Duits
enten, enken, anken
(dialect)
[een plantenstekje afnemen en potten, veredelen]
afleidingen en samenstellingen: Enke=entrijs, plantenstekje
etymologie: Smet 92: algemeen verbreid in Nederduits: Smet 92: Nur einigen Wörtern davon gelang es, durch die sogenannte lexikalische Ausbreitung tiefer in den niederdeutschen Raum vorzustoßen und ein größeres zusammenhängendes Verbreitungsgebiet zu füllen, wie etwa botterham, "Butterbrot", enten "profpen, impfen", druk/drok "geschäftig, rührig"und mooi "schön". Wiese: Etym. aus ndl. enten umgeformt, das zu frz. enter, lat. imputare gehört. FrL: (p.31) Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind. Teuchert: Denn nicht mehr das franz., sondern das ins Ndl. übernommene Verbum enten ist als Grundlage des märkischen enken anzusetzen.
bron: Frings 1966 Smet 1992 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Smet 92, Wiese, FrL, Teuchert)
-
▾ Indonesisch
(meng)énten
[een loot op een andere boom bevestigen]
-
▾ enten
[inenten]
-
▾ Sranantongo
ènter
[injectie; inenten]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
ènter (ouder: enter)
†verouderd
[vaccineren]
-
▾ Surinaams-Javaans
ènter, ngènter
[inenten]
<via Sranantongo>
afleidingen en samenstellingen: ènteran = inenting, ingeënte plaats, wat ingeënt is
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
ènter
[injectie; inenten]
-
▾ enterbijl
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
-
▾ Russisch
ínterpil', ínterpel'
†verouderd
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
etymologie: Aus ndl. enterbijl dass., s. Matzenauer LF. 8,12, Meulen 61. Uit VdMeulen: E n t e r b i j l , bijl bij het enteren van een vijandelijk schip gebruikt. Russ. entrépel', intrepél', intrepl', zie Zee- en Scheepst. 61. Naast de meest voorkomende vorm intrepél' is nog een vierde intripeľ in zwang geweest, die men bij Stanjukovic 4, 39 aantreft: menja čuť ne ubili intripelem (mij sloegen zij bijna dood met een enterbijl) alsmede 4, 372: izlomannye topory, intripeli i drugoe abordažnoe oružie svideteľstvovali, s kakim usiliem otčajanija matrosy obrubali led (de gebroken bijlen, enterbijlen en andere enterwapenen getuigden, met welk een inspanning der vertwijfeling de matrozen het ijs hadden behouwen) (a°. 1848). In Peters tijd nog enterbeil' zoals blijkt uit de gen. plur. enterbeilev in de Morsk. Ust. 823 (a°. 1720): konstapel'skija pripasy: enterbeilev (konstapelsvoorraden: enterbijlen). Šiškov (a°. 1795) heeft reeds de vorm intrepél'. VdMeulen 1909:Enterbijl. De enterbijl is dienstig met sijn scherpte om alles aan stukken en onder de voet te hakken , en de punt aan de andere kant, als in een heir hamer uitsteekende , is bequaam om in eenig hout geslaagen sijnde daarbij op te klimmen. WINSCII. Bij W. komen op blz. 283 onder het krijgstuigh voor: 12 enterbijlen, lluss. /utrepél, hache d'armcs. .. schrijft iutrepl, V. geeft behalve den eersten vorm ook entrépel. In het Zeereglement van BETER DEN GROOTE staat op blz. 817, 823 de Gen. Plur. enterbeilev (Nom. Sing, enterbeil).
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959,VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
ínterpil', ínterpel'
†verouderd
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
-
▾ enterdreg
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
-
▾ Russisch
enterdrék, enterdreg
†verouderd
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
etymologie: Enterdreg. De enterdreg (werd) in het staande wand van des vijands schip geworpen om den vijand aan boord te klampen en de scheepen soo digt aan malkauderen te doen naaderen , als eenigsins moogelijk is. WINSCII., vgl. W. blz. 283: enter- en penterdreggen , waervan de eerste kromme weerhaken aen de handen hebben, en de tweede kort van schaft zijn, en blz. 281 , waar onder de losse werktuigen te scheep (van andere kleinigheden) vermeld wordt: 1 enterdreg, welk weegt 23G p. Bij P. M. staan de enterdreggen op blz. 395 onder de verschillende soorten van dreggen : enterdreggen, bestemd om aan de nokken van de onderraas opgeheschen te worden, als men een schip aan boord wil klampen om het te enteren. Zij hebben aan de punt van eiken arm een' weerhaak , en evenals de vischdreggen aan den ring een eind ketting om het afsnijden te beletten. Russ. enierdrék V., enterdnuj .)., grappin d'abordage.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
enterdrék, enterdreg
†verouderd
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
-
▾ enteren
[een vijandig schip beklimmen]
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
antere
[voortkruipen]
etymologie: antere Wi. ‘krabbeln‘ åntere Mo. < nl. enteren ‘entern; in die Takelung klettern‘ < nl. entern frz. entrer < lat. intrare ‘hineingehen‘; Anlehnung an *ant ‘Ameise‘; s. antermanter
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Zweeds
äntra
[een vijandig schip beklimmen]
datering: 1644 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
afleidingen en samenstellingen: änterbila, änterhake
etymologie: sedan 1644; av lågty. entern eller nederl. enteren med samma bet.; av fra. entrer 'inträda'; jfr entré
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Duits
entern
[een vijandig schip beklimmen, klimmen]
<via Nederduits>
datering: 1451-1500
etymologie: Einerseits für "ein feindliches Schiff besteigen", andererseits für "in die Takelung klettern", über das Niederdeutsche entlehnt aus nndl. enteren. Dieses geht auf span. entrar zurück, das seinerseits aus l. intrAre "eintreten, hineingehen" stammt. Duden Universsal, [aus dem Niederd. < (m)niederl. enteren= entern (1) < span. entrar= hineingehen, betreten < lat. intrare= hineingehen]:
bron: Kluge 2002 Pfeifer 1989 Smet 2004 (Kluge, Pfeifer, Duden Universal, Smet 04, )
-
▾ Noors
entre
[een vijandig schip beklimmen; binnengaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO; gj. lty fra fr entrer 'gå inn'; FuT: von mnd. entern (holl. enteren), das über frz entrer von lat. intrare stammt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (BO; FuT, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Deens
entre
[een vijandig schip beklimmen; klimmen, klauteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: OOD: fra mnt. entern, FuT: Nederduits, Saabys: Nederlands of Nederduits, Winge: Nederlands, Einerseits für "ein feindliches Schiff besteigen", andererseits für "in die Takelung klettern", über das Niederdeutsche entlehnt aus nndl. enteren. Dieses geht auf span. entrar zurück, das seinerseits aus l. intrAre "eintreten, hineingehen" stammt. Duden Universsal, [aus dem Niederd. < (m)niederl. enteren= entern (1) < span. entrar= hineingehen, betreten < lat. intrare= hineingehen]:. Stefan: misschien geleend van Nederduits.
bron: Dahlerup 1919-1956 Duden Universal 2003 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Kluge 2002 NEO 1995 Pfeifer 1989 Smet 2004 Winge 2000 Arnesen (OOD, FuT, NEO, Saabys, Winge, Arnesen, Hammerich 45, Kluge, Pfeifer, Duden Universal, Smet 04, )
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
antere
[voortkruipen]
-
▾ enterlopen
[(verouderd) handelen met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Frans
interlope
[goederenschip dat illegaal handel drijft; iets illegaals, verdachts]
datering: 1685 (1651-1700)
status: afleiding
etymologie: W: du néerlandais inter-lôpen, `intermède', du latin médiéval interludium, de inter `entre', et ludus, `jeu'PR: angl. interloper (PR 1993: `intrus')
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 (Walter, Larousse, PRobert)
-
▾ Engels
interlope
[handelen met inbreuk op het monopolie van anderen]
datering: 1615 (1601-1650)
etymologie: The actual history of the words interlope, interloper, is somewhat obscure. Our earliest examples belong to the end of the 16th c. No form nor cognate of these words is found in any other language until after 1700, when the English n. was adopted in Fr. as interlopre (Savary Dict. de Comm. 1723), now interlope, applied to a ship, and to a limited extent in Du. and LG. (enterlopen in Halma, 1758–61 [NvdS: zie WNT: ouder], enterloper in Bremisches Wbch. 1767). In Du. enterlooper is expressly stated in 1768 to be ‘van de Engelse ontleend’, borrowed from English, and is explained to mean the same thing as the proper Du. term lorrendraaijer, used from the end of the 16th c. Interlope, interloper were thus of English formation. About 1600, interlopers, intermeddlers, stragglers, straggling Englishmen, occur as appellations of the same class of persons (see interloper 1a, 1603, intermeddler c, 1601). Some of these synonyms suggest connexion with land-loper, ‘vagabond, vagrant, straggler’, in common use before 1580 in place of the earlier land-leaper (1362–1621), lope being the form of leap in eastern and some north-midl. dialects (= north. dial. loup, lowp). It seems probable therefore that the two elements of interloper are identical with those of inter-meddler and land-loper respectively; at least, this seems more likely than that the word should have been compounded of the L. and Engl. prefix inter- and the Du. or LG. lôpen, loopen to run, lôper, looper runner, a combination which could not well have arisen in England, and of which we have no historical indication in any foreign parts where English and Dutch traders came in contact. The earliest known references to the practices of interlopers are in connexion with the Russia Company; see Sir E. A. Bond's Introduction to Russia at close of 16th c. (Hakl. Soc. 1856) p. xxi. seqq. But the word soon became a well-known term in connexion with the trade of the East India Company, chartered in 1600.]
bron: OED2 1989 (OED)
-
▾ Frans
interlope
[goederenschip dat illegaal handel drijft; iets illegaals, verdachts]
-
▾ enterloper
[(verouderd) koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Deens
enterloper, enterlopper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen, schip dat handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Portugees
entrelopo
[smokkelaar, avonturier]
<via Engels>
-
▾ Duits
Interlooper
[zeevaarder die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Engels
interloper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
datering: 1590 (1551-1600)
etymologie: Hobson-Jobson: One in former days who traded without the license, or outside the service, of a company (such as the E.I.C.) which had a charter of monopoly. The etymology of the word remains obscure. It looks like Dutch, but intelligent Dutch friends have sought in vain for a Dutch original. Onderloopen, the nearest word we can find, means 'to be inundated.' The hybrid etymology given by Bailey, though allowed by Skeat, seems hardly possible. Perhaps it is an English corruption from ontloopen, 'to evade, escape, run away from.' [The N.E.D. without hesitation gives interlope, a form of leap. Skeat, in his Concise Dict., 2nd ed., agrees, and quotes Low Germ. and Dutch enterloper, 'a runner between.']
bron: OED2 1989 Yule 1994 (OED2, Hobson-Jobson)
-
▾ Deens
enterloper, enterlopper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen, schip dat handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ enthousiasme
[geestdrift]
-
▾ Indonesisch
antusiasme
[geestdrift]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
antusiasme
[geestdrift]
-
▾ enthousiast
[geestdriftig]
-
▾ Indonesisch
antusias
[geestdriftig]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
èntowsiast
[geestdriftig]
-
▾ Indonesisch
antusias
[geestdriftig]
-
▾ entree
[ingang, toegang(sprijs)]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1467-1490;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Surinaams-Javaans
antré
[toegang, toegangsbewijs]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Madoerees
antrī
[rij mensen]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Indonesisch
éntré
[toegang(sprijs)]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Surinaams-Javaans
antré
[toegang, toegangsbewijs]
-
▾ entrepot
[opslagplaats]
-
▾ Indonesisch
anterpo
[opslagplaats]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
anterpo
[opslagplaats]
-
▾ entrepreneur
[ondernemer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1824;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
antreprenur
[ondernemer]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
antreprenur
[ondernemer]
-
▾ envelop(pe)
[briefomslag]
-
▾ Makassaars
ampalố, ampolô, empelố
[briefomslag]
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Boeginees
ampelố
[briefomslag]
bron: Said 1977 (Ide)
-
▾ Jakartaans-Maleis
ampelop, amplop
[briefomslag]
afleidingen en samenstellingen: ngampelopin = iets in een enveloppe stoppen, smeergeld geven
etymologie: dialect van Tanah Abang: emplop
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Madoerees
amplop
[briefomslag]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Javaans
amplop
[briefomslag]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Indonesisch
amplop
[briefomslag; steekpenningen; (Bahasa Prokem) zakje met circa 5 gram marihuana]
afleidingen en samenstellingen: mengamplopi = in een enveloppe doen
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Menadonees
amplop
[briefomslag]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Surinaams-Javaans
amplop, angflop, angklop
[briefomslag]
-
▾ Minangkabaus
ampolok
[briefomslag]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Soendanees
anplok
[briefomslag]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Ambons-Maleis
anplop, amplop
[briefomslag]
bron: Manuputty 1972 (EDI, Boetje)
-
▾ Sranantongo
ènfelop
[briefomslag]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Papiaments
ènvelòp
[briefomslag]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Shona
hamvuropu
[briefomslag]
<via Afrikaans>
bron: Leefmans 2002 (Leefmans)
-
▾ Makassaars
ampalố, ampolô, empelố
[briefomslag]
-
▾ enzovoort(s)
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
-
▾ Indonesisch
énsopor
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
énsopor
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
-
▾ enzym
[ferment]
-
▾ Indonesisch
énzim
[ferment]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
énzim
[ferment]
-
▾ epaulet
[schouderbelegsel]
-
▾ Indonesisch
épolét, polét
[schouderbelegsel; brede streep op bomen aanbrengen als teken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Madoerees
polet
[schouderbelegsel]
afleidingen en samenstellingen: apolet = een epaulet gebruiken (officier), moledi = iemand van een epaulet voorzien
etymologie: Bangkalan, Pamēkasan: polet, Sumēnēp: pulit
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Javaans
polèt
[schouderbelegsel]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Atjehnees
pulèt
[schouderbelegsel; gouden rand om bijvoorbeeld een pet of muts als distinctief]
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Indonesisch
épolét, polét
[schouderbelegsel; brede streep op bomen aanbrengen als teken]
-
▾ epicentrum
[middelpunt van aardbeving]
-
▾ Indonesisch
épiséntrum
[middelpunt van aardbeving]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épiséntrum
[middelpunt van aardbeving]
-
▾ epidemie
[besmettelijke ziekte, plaag]
-
▾ Indonesisch
épidémi
[besmettelijke ziekte, plaag]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épidémi
[besmettelijke ziekte, plaag]
-
▾ epiek
[verhalende poëzie]
-
▾ Indonesisch
épik
[verhalende poëzie]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épik
[verhalende poëzie]
-
▾ epigoon
[navolger]
-
▾ Indonesisch
épigon
[navolger]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épigon
[navolger]
-
▾ epigraaf
[inschrift op monument]
-
▾ Indonesisch
épigraf
[inschrift op monument]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épigraf
[inschrift op monument]
-
▾ epilepsie
[vallende ziekte]
-
▾ Indonesisch
épilépsi
[vallende ziekte]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épilépsi
[vallende ziekte]
-
▾ epiloog
[slotrede]
-
▾ Indonesisch
épilog
[slotrede]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épilog
[slotrede]
-
▾ episcoop
[projectietoestel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1912;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
épiskop
[projectietoestel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épiskop
[projectietoestel]
-
▾ episode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
-
▾ Indonesisch
épisode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épisode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
-
▾ epos
[heldendicht]
-
▾ Indonesisch
épos
[heldendicht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épos
[heldendicht]
-
▾ equator
[evenaar]
-
▾ Sranantongo
eikwador
[evenaar]
-
▾ Indonesisch
ékuator, ékwator
[evenaar]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
eikwador
[evenaar]
-
▾ equivalent
[gelijkwaardig]
-
▾ Indonesisch
ékivalén, ékuivalén
[gelijkwaardig]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékivalén, ékuivalén
[gelijkwaardig]
-
▾ er
[bijwoord van plaats]
-
▾ Petjoh
d'r
[bijwoord van plaats]
-
▾ Fries
er
[voornaamwoord: ervan, daarvan, van hen]
-
▾ Javindo
ister
[er is]
status: leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: isterwat = wat is er
etymologie: correspondeert met het Javaanse 'ana'
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Petjoh
d'r
[bijwoord van plaats]
-
▾ Erasmus, Erasmiaans
[(van) de filosoof Desiderius Erasmus]
-
▾ Grieks
erasmi(a)kos
[naar of van Erasmus]
bron: LTKN 1999 (LTKN)
-
▾ Italiaans
erasmiano
[van de filosoof Desiderius Erasmus]
-
▾ Portugees
erasmiano
[betrekking hebbend op, gerelateerd zijnde aan Erasmus]
datering: 1873 (1851-1900)
etymologie: De Erasmo de Roterdam (1467-1536), célebre humanista holandés.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Frans
érasmien
[Nederlandse filosoof en humanist]
-
▾ Kupang-Maleis
Mus
[eigennaam]
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Duits
Rasmus
[(eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer]
etymologie: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Kluge 1911 (Kluge See)
-
▾ Deens
rasmus
[(eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer; zee die overboord slaat]
etymologie: Alnæs (p. 17) OOD zonder etymologie, Kluge See: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Dahlerup 1919-1956 (Alnæs, OOD, Kluge See)
-
▾ Noors
rasmus
[0]
afleidingen en samenstellingen: (eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer; zee die overboord slaat
etymologie: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Dahlerup 1919-1956 (Alnæs, OOD, Kluge See)
-
▾ Grieks
erasmi(a)kos
[naar of van Erasmus]
-
▾ erbium
[chemisch element]
-
▾ erectie
[oprichting van de penis]
-
▾ Indonesisch
éréksi
[oprichting van de penis]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éréksi
[oprichting van de penis]
-
▾ ereis
[(verouderd) eens]
-
▾ Negerhollands
elkereis
[eens een keertje]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Old 1776: gedeeltelijk = partireis, voor die keer = voor die reis, plotseling/opeens = eenreis, andere keer = ander reis
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
elkereis
[eens een keertje]
-
▾ eren
[eer bewijzen]
-
▾ Negerhollands
eer
[eer bewijzen]
-
▾ Negerhollands
eer
[eer bewijzen]
-
▾ erf
[erfdeel, grond behorend bij huis]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Javaans
èrep
[erf(grond) bij een huis]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erf
[moestuin, (klein) stuk bouwland]
<via Afrikaans>
datering: 1812 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: erf-holder, -licence, -grond, -grondbrief
etymologie: Du. erf in same sense, orig. `inheritance'
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Petjoh
erf
[tuin]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Negerhollands
erfe
[erfgenaam]
-
▾ Javaans
èrep
[erf(grond) bij een huis]
-
▾ erfdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ Negerhollands
ervdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ Negerhollands
ervdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ erfenis
[wat men erft]
-
▾ Fries
erfenis
[wat men erft]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Papiaments
erfnis
†verouderd
[wat men erft]
-
▾ Fries
erfenis
[wat men erft]
-
▾ erfgenaam
[op wie een nalatenschap overgaat]
-
▾ Duits
Erbgenahm
[op wie een nalatenschap overgaat]
etymologie: ERBGENAHM, m. heres braucht MÖSER patr. ph. 4, 329, es ist aber nicht hochdeutsch, sondern dem nl. erfgenaam nachgebildet.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Papiaments
erfgenam
†verouderd
[op wie een nalatenschap overgaat]
-
▾ Negerhollands
ervgenaam, erfgenaem
[op wie een nalatenschap overgaat]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: ervgenaam (old 1776), erfgenaem (Hesseling 1905: 238)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 238)
-
▾ Duits
Erbgenahm
[op wie een nalatenschap overgaat]
-
▾ erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
datering: 1810 (1801-1850)
etymologie: Du. erf plot of land, inheritance + grond ground + brief note, letter.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
-
▾ erfpacht
[overerfbare pacht]
-
▾ Papiaments
erfpacht, èrfpagt
[overerfbare pacht]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfpacht, ergpag
†verouderd
[overerfbare pacht]
datering: 1809 (1801-1850)
afleidingen en samenstellingen: erfpachter
etymologie: Du. 'hereditary tenure, long lease', erf tenure, inheritance + pacht lease.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Indonesisch
érpah
[langdurige landpacht (75 jaar) uit het vrije domein]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Papiaments
erfpacht, èrfpagt
[overerfbare pacht]
-
▾ erfstadhouder
[erfelijk stadhouder (in de Republiek)]
-
▾ Zweeds
arfståthållare
[erfelijk stadhouder]
-
▾ Zweeds
arfståthållare
[erfelijk stadhouder]
-
▾ erfzonde
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
-
▾ Negerhollands
ervsondo
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Old 1776 ook: sondo die ons ka erv
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
ervsondo
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
-
▾ erg
[slecht]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Surinaams-Javaans
èreg
[slecht, ernstig]
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Petjoh
te erreg
[uitroep van afkeuring]
-
▾ Surinaams-Javaans
èreg
[slecht, ernstig]
-
▾ ergeren
[aanstoot geven of nemen]
-
▾ Negerhollands
erger
[ontstemd worden, geïrriteerd raken]
-
▾ Negerhollands
erger
[ontstemd worden, geïrriteerd raken]
-
▾ ergerlijk
[irritant]
-
▾ Petjoh
ergerlijk
[irritant]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Negerhollands
ergerlik
[irritant]
-
▾ Petjoh
ergerlijk
[irritant]
-
▾ ergernis
[irritatie]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1566-1568;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
ergernis
[irritatie]
-
▾ Negerhollands
ergernis
[irritatie]
-
▾ ergonomie
[studie van werkomstandigheden]
-
▾ Indonesisch
érgonomi
[studie van werkomstandigheden]
-
▾ Indonesisch
érgonomi
[studie van werkomstandigheden]
-
▾ erkennen
[inzien]
-
▾ Zweeds
erkänna
[toegeven, bekennen, bevestigen]
datering: 1680 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1680; av lågty., ty. erkennen med samma bet.; jfr 2känna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
erken
[inzien]
-
▾ Sranantongo
èrkèn
[inzien, bekennen]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Zweeds
erkänna
[toegeven, bekennen, bevestigen]
-
▾ ernst
[serieuze gestemdheid, oprechtheid]
-
▾ Deens
ernst
(dialect)
[serieuze gestemdheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: < nedertysk
bron: Jysk ordbog 1999 (Jysk Ordbog)
-
▾ Negerhollands
ernst
[serieuze gestemdheid, oprechtheid]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: ernstig = ernstlik
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Deens
ernst
(dialect)
[serieuze gestemdheid]
-
▾ erosie
[afslijting van land]
-
▾ Indonesisch
érosi
[afslijting van land]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
érosi
[afslijting van land]
-
▾ erpel
[(gewestelijk) woerd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Erpel
[woerd]
datering: 1451-1500
etymologie: Übernommen aus dem Niederdeutschen (mndd. erpel, arpel, mndl. erpel). Vielleicht liegt ein (nicht genau faßbares) Farbwort zugrunde. Pfeifer: Wurde von nl. Siedlern eingeführt. Volgens Smet 92 NL, Smet 83: typisch Oostvlaams woord. Wiese: - Urspr. ndl. Siedlerwort zu ndl. erpel'als Fachausdruck der Jägersprache großräumig verbr. Smet 04: Nur einigen von den nl. Reliktwörtern ist der Aufstieg in den Wortschatz der Standardsprache (Sahne, Flieder, Spind aus Brandenburg-Berlin; Schleuse, Deich aus Hamburg-Bremen) oder der regionalen Umgangssprache (Kanten, Stulle, Erpel) gelungen, Bluhme: Lehnwort: nl. fläm.+
bron: Frings 1966 Kluge 2002 Pfeifer 1989 Smet 2004 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Kluge, Pfeifer, Smet 92, Smet 83, Duden Universal, Teuchert, Wiese, FrL, Smet 04, Bluhme, Schlidt, Bischoff)
-
▾ Duits
Erpel
[woerd]
-
▾ eruptie
[uitbarsting]
-
▾ Indonesisch
érupsi
[uitbarsting]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
érupsi
[uitbarsting]
-
▾ ervaring
[ondervinding]
-
▾ Sranantongo
erfaren
[kennis]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Fries
erfaring
[ondervinding]
-
▾ Surinaams-Javaans
èrvaring
[ondervinding]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Sranantongo
erfaren
[kennis]
-
▾ erven
[door erfenis verkrijgen]
-
▾ Sranantongo
èrf
[door erfenis verkrijgen]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Papiaments
erf
†verouderd
[door erfenis verkrijgen]
datering: 1837 (1801-1850)
etymologie: p26. "P. Quico ta picar original? R. Ta un picár, cu nos tur a erf di nos promér tata Adam y na qual nos tur nos ta nascé."
bron: Niewindt 1837 (Niewindt1837)
-
▾ Negerhollands
erv, erǝf
[door erfenis verkrijgen]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: erv (old 1776, Hesseling 1905: 233), erǝf (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 233)
-
▾ Sranantongo
èrf
[door erfenis verkrijgen]
-
▾ erwt
[plantenzaad, ook als voedsel]
-
▾ Madoerees
arcīs
[een groente]
-
▾ Deens
ært
[plantenzaad, ook als voedsel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: oldnedertysk erit, eriwit ¯ fællesgermansk *arawait- ¯ afl. af indoeuropæisk *eregwho-, *eroghwo- 'ært, bælgfrugt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
ércis
[een groente]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
erki
[plantenzaad, ook als voedsel]
bron: Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N)
-
▾ Papiaments
ert
†verouderd
[plantenzaad, ook als voedsel]
-
▾ Negerhollands
ertenboonje
[plantenzaad, ook als voedsel]
-
▾ Madoerees
arcīs
[een groente]
-
▾ erwtensoep
[snert, soep van groene erwten]
-
▾ Amerikaans-Engels
erwten soep
(dialect)
[snert, soep van groene erwten]
etymologie: in Michigan
bron: Cassidy 1985 Mencken 1937-1948 Sijs 2009a (Mencken Sup. I, DARE, Van der Sijs 2009)
-
▾ Papiaments
sòpi di èrtu
[snert, soep van groene erwten]
bron: Haaren (Haaren p.c.)
-
▾ Amerikaans-Engels
erwten soep
(dialect)
[snert, soep van groene erwten]
-
▾ escalatie
[het stapsgewijs groeien van een conflict]
-
▾ Indonesisch
éskalasi
[het stapsgewijs groeien van een conflict]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éskalasi
[het stapsgewijs groeien van een conflict]
-
▾ Eschertrap
[oneindige trap zoals getekend door Escher]
-
▾ eskader
[vlootafdeling]
-
▾ Russisch
eskádra
[vlootafdeling]
etymologie: Eskader. Het Russ. eskadra is door IIoll. bemiddeling overgenomen: probablement du holi. Esquader, zegt J. m. i. terecht: men behoeft PKTHK'S Zeereglenient maar in te zien om /.... hiervan te overtuigen; ook de omschrijvingen der Russ. woordenboeken, dat het een vlootafdeeling is: pod pu/manom (onder een vlag g ...., z. aid.) versterken deze meening, z. ook Vloot. Tn de 17. eeuw gebruikte men bij ons den vorm esquadre, z. b. v. W. blz. 308: verdeilinge van de voorgeroerde Esquadres, passim. Bij Russ. eskadra de adj. eskddreu{n)gj en eskddrovgj.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
eskádra
[vlootafdeling]
-
▾ eskadron
[afdeling ruiterij]
-
▾ Indonesisch
éskadron
[afdeling ruiterij]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éskadron
[afdeling ruiterij]
-
▾ Eskimo
[Inuit]
-
▾ Indonesisch
éskimo
[Inuit]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éskimo
[Inuit]
-
▾ essay
[verhandeling]
-
▾ Indonesisch
ésai
[verhandeling]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ésai
[verhandeling]
-
▾ essence
[aromatisch aftreksel]
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
esen
[parfum]
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
esen
[parfum]
-
▾ essenhout
[hout van de essenboom]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
essenhout, essenwood
[boomsoort]
<via Afrikaans>
datering: 1789 (1751-1800)
status: leenvertaling
etymologie: (part. tr.) Afrikaans, ad. MDu. eschenhout, f. esch ash + hout wood.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
essenhout, essenwood
[boomsoort]
<via Afrikaans>
-
▾ essentie
[het wezen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1501-1550;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ésénsi
[het wezen]
-
▾ Indonesisch
ésénsi
[het wezen]
-
▾ estafette(loop)
[snelheidswedstrijd tussen verschillende teams waarbij elk team de af te leggen afstand onderling verdeeld heeft]
-
▾ Indonesisch
éstafét, éstapét
[snelheidswedstrijd tussen verschillende teams waarbij elk team de af te leggen afstand onderling verdeeld heeft]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éstafét, éstapét
[snelheidswedstrijd tussen verschillende teams waarbij elk team de af te leggen afstand onderling verdeeld heeft]
-
▾ estheet
[kunstgevoelige]
-
▾ Indonesisch
aéstetikus
[kunstgevoelige]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
aéstetikus
[kunstgevoelige]
-
▾ esthetisch
[smaakvol, schoon]
-
▾ Indonesisch
aéstétis
[smaakvol, schoon]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
aéstétis
[smaakvol, schoon]
-
▾ estime
[(verouderd) achting, aanzien, waardering]
-
▾ Negerhollands
estime
[achting]
datering: 1905 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Frans
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
estime
[achting]
-
▾ estimeren
[(verouderd) van oordeel zijn (dat), beschouwen (als), achten]
-
▾ Negerhollands
estimeer
[achten]
datering: 1776 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
estimeer
[achten]
-
▾ estrik
[gebakken vloertegel]
-
▾ Deens
estrik
[gebakken vloertegel]
status: Ambigu: Nederlands of Duits
etymologie: Fremmed 2OPRINDELSE: holl., ty. Estrich., Bang: (holl)
bron: Hårbøl 2004 (Fremmed2, Bang)
-
▾ Deens
estrik
[gebakken vloertegel]
-
▾ etalage
[uitstalkast]
-
▾ Fries
etalaazje
[uitstalkast]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Indonesisch
étalase
[uitstalkast]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
étalasye
[uitstalkast]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Fries
etalaazje
[uitstalkast]
-
▾ etappe
[afstand tussen twee rustpunten]
-
▾ Indonesisch
étape
[afstand tussen twee rustpunten]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étape
[afstand tussen twee rustpunten]
-
▾ etatisme
[bevordering van het staatsbelang]
-
▾ Indonesisch
étatisme
[bevordering van het staatsbelang]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étatisme
[bevordering van het staatsbelang]
-
▾ eten
[nuttigen]
-
▾ Petjoh
eten
[nuttigen; slaan (in damspel)]
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Negerhollands
jeet, jēt, jit, yet
[nuttigen]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: djdj 1926: Jitfrāi = Eetgoed (eigennaam)
etymologie: jeet (old 1776, Hesseling 1905), jēt, jit (djdj 1926), yet (Robertson 1989). old 1776: eten geven, voederen = gie jeet, vasten = bliev sonder jeet
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
jet, jeet
[nuttigen]
<via Negerhollands>
datering: 1981 (1951-2000)
etymologie: jet (Valls 1981), jeet (Valls 1990) Valls 1981: not quite obsolete as the form 'yet' is still used by the elderly. Found in other West Indian creoles: 'ah gon yet me wittle' = I'm going to eat my food.
bron: Valls 1981 Valls 1990 (Valls 1981, Valls 1990)
-
▾ Petjoh
eten
[nuttigen; slaan (in damspel)]
-
▾ etenskast
[kast waar servies of eten in staat]
-
▾ Negerhollands
jeet kas
[kast waar servies of eten in staat]
-
▾ Negerhollands
jeet kas
[kast waar servies of eten in staat]
-
▾ etenstijd
[tijd om te gaan eten]
-
▾ Javindo
etenstet
[tijd om te gaan eten]
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Javindo
etenstet
[tijd om te gaan eten]
-
▾ eterniet
[asbestcementklei]
-
▾ Indonesisch
éternit
[asbestcementklei]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éternit
[asbestcementklei]
-
▾ ethanol
[brandbare vloeistof]
-
▾ Indonesisch
étanol
[brandbare vloeistof]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étanol
[brandbare vloeistof]
-
▾ ether
[verdovende vloeistof]
-
▾ Indonesisch
atsir
[verdovende vloeistof]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
ēteru, āteru
[verdovende vloeistof]
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Indonesisch
atsir
[verdovende vloeistof]
-
▾ etherisch
[vergeestelijkt]
-
▾ Indonesisch
atsiri
[vergeestelijkt]
-
▾ Indonesisch
atsiri
[vergeestelijkt]
-
▾ ethiek
[zedenleer]
-
▾ Indonesisch
étik
[zedenleer]
-
▾ Indonesisch
étik
[zedenleer]
-
▾ ethisch
[het zedelijk gevoel betreffend]
-
▾ Indonesisch
étis
[het zedelijk gevoel betreffend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étis
[het zedelijk gevoel betreffend]
-
▾ ethos
[zedelijke houding]
-
▾ Indonesisch
étos
[zedelijke houding]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étos
[zedelijke houding]
-
▾ ethyl
[koolwaterstofgroep]
-
▾ Indonesisch
étil
[koolwaterstofgroep]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étil
[koolwaterstofgroep]
-
▾ etiket
[label]
-
▾ Minangkabaus
atikat
[label]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Menadonees
étikèt
[label]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
étikét
[label]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
tikèt
[label; kaartje, ticket]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Minangkabaus
atikat
[label]
-
▾ etiquette
[omgangsvormen]
-
▾ Indonesisch
étikét
[omgangsvormen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étikét
[omgangsvormen]
-
▾ etmaal
[24 uur]
-
▾ Deens
etmaal
†verouderd
[(zeemanstaal) 24 uur]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: Jessen, FuT: Nederduits, OOD: fra mnt. etmal ell. holl. etmaal, jf. oht. etmal, itmali, højtid, fest, oeng. edmæle, højtid; opr. bet.: regelmæssig tilbagevendende tid; første del et- betyder “igen”, “tilbage” (jf. Idvande, Igæld), sidste del er Maal, tid. DDO: fra middelnedertysk etmal eller nederlandsk etmaal, dannet af et- 'igen, atter' og maal 'tidspunkt'
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Jessen 1883 Jysk ordbog 1999 Arnesen (Jessen, FuT, OOD, DDO, Jysk Ordbog, Arnesen)
-
▾ Duits
Etmal
[24 uur, van 12.00 tot 12.00]
etymologie: Goedel: …ganz unbefangen leitet er (Klilianus) es von eten=essen ab. Ähnlich Weiland: er nimmt etmal=eetmal, "dit schynt te zien op het gebruik der Ouden slechts eebmal daags, en wel omtrent den middag, eenen hoofdmaaltyd te doen."
bron: Goedel 1902 (Goedel)
-
▾ Noors
ettmål
[(zeemanstaal) periode van 12.00 uur tot 12.00 uur de volgende dag]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: fra lty eller nederl, fra et- 'tilbake' og maal 'tid' eg 'døgn'; FuT: von mnd. etmal, 'regelmässig wiederkehrende zeit, die 12 stunden, die ebbe und flut dauern, die periode von 24 stunden' = mndl. edmael, 'fest, zeit von 24 stunden' (holl. etmaal)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Deens
etmaal
†verouderd
[(zeemanstaal) 24 uur]
-
▾ etnisch
[volkenkundig; raciaal]
-
▾ Indonesisch
étnis
[volkenkundig; raciaal]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnis
[volkenkundig; raciaal]
-
▾ etnocentrisme
[het eigen volk centraal stellend]
-
▾ Indonesisch
étnoséntrisme
[het eigen volk centraal stellend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnoséntrisme
[het eigen volk centraal stellend]
-
▾ etnografie
[beschrijvende volkenkunde]
-
▾ Indonesisch
étnografi
[beschrijvende volkenkunde]
-
▾ Indonesisch
étnografi
[beschrijvende volkenkunde]
-
▾ etnolinguïstiek
[studie van de samenhang van de linguïstische en de niet-linguïstische aspecten van de cultuur]
-
▾ Indonesisch
étnolinguistik
[studie van de samenhang van de linguïstische en de niet-linguïstische aspecten van de cultuur]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnolinguistik
[studie van de samenhang van de linguïstische en de niet-linguïstische aspecten van de cultuur]
-
▾ etnoloog
[volkenkundige]
-
▾ Indonesisch
étnolog
[volkenkundige]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnolog
[volkenkundige]
-
▾ etnomusicologie
[vergelijkende muziekwetenschap]
-
▾ Indonesisch
étnomusikologi
[vergelijkende muziekwetenschap]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnomusikologi
[vergelijkende muziekwetenschap]
-
▾ etnomusicoloog
[wetenschapper die zich bezighoudt met vergelijkende muziekwetenschap]
-
▾ Indonesisch
étnomusikolog
[wetenschapper die zich bezighoudt met vergelijkende muziekwetenschap]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étnomusikolog
[wetenschapper die zich bezighoudt met vergelijkende muziekwetenschap]
-
▾ ets
[door etsen verkregen voorstelling]
-
▾ Indonesisch
étsa
[door etsen verkregen voorstelling]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étsa
[door etsen verkregen voorstelling]
-
▾ etsen
[in metaal laten uitbijten]
-
▾ Engels
etch
[in metaal laten uitbijten]
datering: 1634 (1601-1650)
afleidingen en samenstellingen: etch pit; etch-water, the acid used in etching. Hence etched <ph>EtSt</ph>, ppl. a. etched figure = etch figure above.
etymologie: a. Du. etsen, a. Ger. ätzen to etch:-MHG. etzen, atzen:-OHG. ezjan, azjan to cause to eat or to be eaten = Goth. *atjan (in fra-atjan to distribute for food):-OTeut. *atjan, causative of *etan to eat.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White)
-
▾ Engels
etch
[in metaal laten uitbijten]
-
▾ ettelijke
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Fries
etlike
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Fries
etlike
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ etter
[pus]
-
▾ Papiaments
èter (ouder: etter)
[pus]
datering: 1875 (1851-1900)
etymologie: Uit: Ewijk p. 29
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Fries
etter
[pus]
-
▾ Papiaments
èter (ouder: etter)
[pus]
-
▾ etting
[beweiding]
-
▾ Duits
Etting
(dialect)
[weide]
etymologie: FrL: ettinge ist auch in Ostfriesland und gelegentlich in Westfalen bezeugt, aber dem Niederländischen entlehnt.
bron: Frings 1966 (FrL)
-
▾ Duits
Etting
(dialect)
[weide]
-
▾ etymologie
[woordafleidkunde]
-
▾ Indonesisch
étimologi
[woordafleidkunde]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
étimologi
[woordafleidkunde]
-
▾ euro
[vanaf 1999 munteenheid van de Europese Unie, vanaf 2002 betaalmiddel]
-
▾ Sranantongo
ero
[munteenheid]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Sranantongo
ero
[munteenheid]
-
▾ eurocentrisme
[het centraal stellen van de Europese cultuur]
-
▾ Indonesisch
érosentrisme
[het centraal stellen van de Europese cultuur]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
érosentrisme
[het centraal stellen van de Europese cultuur]
-
▾ Europa
[werelddeel]
-
▾ Makassaars
aerôpa, arôpa, erôpa
[werelddeel]
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Keiëes
Arop
[werelddeel]
afleidingen en samenstellingen: bak Arop = lange, dikke spijker; esbo Arop = goedkope sarongsoort
bron: Geurtjens 1921 (Geurtjens)
-
▾ Soendanees
Eropa
[werelddeel]
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Boeginees
erôpa
[werelddeel]
bron: Said 1977 (Ide)
-
▾ Indonesisch
Éropa
[werelddeel; Europees]
-
▾ Javaans
Éropah
[werelddeel]
bron: Sumarsam 1995 (SUM)
-
▾ Madoerees
erropa, errōpah
[werelddeel]
bron: Kiliaan 1904 (ASIS, KIL)
-
▾ Atjehnees
ierupa
[werelddeel]
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Negerhollands
Juropa
[werelddeel]
-
▾ Makassaars
aerôpa, arôpa, erôpa
[werelddeel]
-
▾ Europeaan
[persoon afkomstig uit Europa]
-
▾ Petjoh
Eropeaan
[iemand met de status van Europeaan]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
europeano
[persoon afkosmtig uit Europa]
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
Ropiánu, ropiano
[iemand met de status van Europeaan]
bron: Avram 2013 (Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Petjoh
Eropeaan
[iemand met de status van Europeaan]
-
▾ Europees
[van of uit Europa]
-
▾ Javindo
Eropees
[van of uit Europa]
-
▾ Indonesisch
éropés, éropis
[verfijnd, delicaat]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javindo
Eropees
[van of uit Europa]
-
▾ eustachiusbuis
[buis in het oor]
-
▾ euthanasie
[het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken]
-
▾ Indonesisch
eutanasi
[het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
eutanasi
[het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken]
-
▾ eutroficatie
[het bevorderen van voedselrijkdom]
-
▾ Indonesisch
eutrofikasi
[het bevorderen van voedselrijkdom]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
eutrofikasi
[het bevorderen van voedselrijkdom]
-
▾ evacuatie
[ontruiming]
-
▾ Indonesisch
épakuasi, évakuasi
[ontruiming]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
épakuasi, évakuasi
[ontruiming]
-
▾ evaluatie
[het evalueren]
-
▾ Indonesisch
évaluasi
[het evalueren]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
évaluasi
[het evalueren]
-
▾ evangelie
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
-
▾ Indonesisch
évangéli
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
-
▾ Sranantongo
evangelie
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
evangelium
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
datering: 1776 (1751-1800)
etymologie: Old 1776: hij redeneert evangelisch = em le praat goe soet, em ha soet woord
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 251)
-
▾ Papiaments
ewanhelie
†verouderd
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
-
▾ Javaans
injil
[Nieuwe Testament]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Shona
vhangeri
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
<via Afrikaans>
bron: Leefmans 2002 (Leefmans)
-
▾ Indonesisch
évangéli
[elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament]
-
▾ evangelist
[schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie]
-
▾ Negerhollands
evangelist
[schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie]
-
▾ Singalees
ēwagndjeliste
†verouderd
[verkondiger van het evangelie]
-
▾ Negerhollands
evangelist
[schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie]
-
▾ even
[in gelijke mate; ogenblik]
-
▾ Zweeds
även
[tevens, ook]
datering: 1550 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: sedan ca 1550 i bet. 'just, precis'; ca 1700 i bet. 'också'; av lågty. even 'just; lika', till even (ty. eben) 'jämn'; samma ord som jämn; jfr oäven
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fries
eefkes
[ogenblik]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Surinaams-Javaans
éfe
[ogenblik]
<via Sranantongo>
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Javindo
efen
[ogenblik]
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Sranantongo
eifen
[ogenblik]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
even, eeven
[in gelijke mate, effen]
datering: 1770 (1751-1800)
etymologie: even (old 1776), eeven (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (old 1776, Magens 1770)
-
▾ Zweeds
även
[tevens, ook]
-
▾ evenaar
[equator]
-
▾ Sranantongo
eifenar
[equator]
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Papiaments
evenaar
†verouderd
[equator]
-
▾ Sranantongo
eifenar
[equator]
-
▾ evenals
[op dezelfde wijze als, juist als, gelijk]
-
▾ Negerhollands
eeven as
[op dezelfde wijze als, juist als, gelijk]
-
▾ Negerhollands
eeven as
[op dezelfde wijze als, juist als, gelijk]
-
▾ evenbeeld
[die sprekend lijkt op een ander]
-
▾ Negerhollands
evenbeeld
[die sprekend lijkt op een ander]
-
▾ Negerhollands
evenbeeld
[die sprekend lijkt op een ander]
-
▾ evenement
[gebeurtenis]
-
▾ Fries
evenemint
[gebeurtenis]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Fries
evenemint
[gebeurtenis]
-
▾ evengelijk
[(verouderd) volkomen gelijk, overeenkomstig]
-
▾ Negerhollands
evenglik
[volkomen gelijk, overeenkomstig]
-
▾ Negerhollands
evenglik
[volkomen gelijk, overeenkomstig]
-
▾ evennaaste
[naaste en gelijke]
-
▾ Duits
Evennaachste
†verouderd
(dialect)
[naaste en gelijke]
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Evennaachste
†verouderd
(dialect)
[naaste en gelijke]
-
▾ evenveel
[gelijk aantal, zelfde hoeveelheid]
-
▾ Negerhollands
evenveel
[gelijk aantal, zelfde hoeveelheid]
-
▾ Negerhollands
evenveel
[gelijk aantal, zelfde hoeveelheid]
-
▾ evenwel
[even goed]
-
▾ Duits
ewel
(dialect)
[voegwoord; versterkende uitdrukking; partikel]
status: verbastering
etymologie: die Form ewel ist das ndl. evel < evenwel doch; eifl. äwel Bü. 24).
bron: Follmann 1909 (LothWB)
-
▾ Duits
ewel
(dialect)
[voegwoord; versterkende uitdrukking; partikel]
-
▾ evenwicht
[toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans]
-
▾ Fries
evenwicht
[toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Duits
Evenwicht
†verouderd
(dialect)
[toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans]
etymologie: Ich hörte es nur noch von alten Gewährsleuten aus dem Reiderl., der Emsstrecke und Westrhauderfehn. Die Jungen gebrauchen immer Gliekgewicht.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
evenwicht
[toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans]
-
▾ evenzo
[op dezelfde wijze]
-
▾ Negerhollands
evensoo
[op dezelfde wijze]
-
▾ Negerhollands
evensoo
[op dezelfde wijze]
-
▾ ever
[(verouderd) klein zeilschip]
-
▾ Deens
evert
[klein zeilschip met een of twee masten en platte onderkant dat geschikt is voor rivieren of Waddenzee]
datering: 1807 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: omdannet af nedertysk ever ¯ ældre nedertysk *ênvare, egl. 'enefartøj', sammensat af ên (jf. en) + vare 'fartøj' (jf. sb. fare og vb. færge) . FuT: Nederduits. DDO: jf. ænyd. øffri, flt. (Kalk.IV.977; vist jy. form for ævere); fra nt. evert, mnt. ever, ældre: envare, vist smsat. af en, en(e), og var, fartøj) mindre (tysk ell. hollandsk) sejlskib med temmelig flad bund og een ell. to master, især benyttet til flodsejlads., Standaard vanaf 18de eeuw. Niederdeutsches Wort (mndl. ever) zu fläm. envare "Ein-fahrer". Benennungsmotiv unklar ("Schiff, auf dem nur ein Mann fährt"? Oder Klammerform aus Einbaum-Fahrer?). Kluge See: Durch das 18. und 19. Jahrh. in technischen Büchern und Wörterbüchern oft verzeichnet und beschrieben (…) Nach Doornlaat 1879 Ostfries. Wb. I 409 auch Bezeichnung kleiner Binnenschiffe aus den Harrlinger Kanälen. Zufrühst in der älteren Lautform evare in einer fläm. Urkunde von 1252. Dazu wohl auch frz. nevre als Bezeichnung kleiner holländ. Schiffe für den Heringsfang. Das Grundwort enfaro (Einfahrer) ist zweifelhaft. Bartz: Niederdt. Ever, mittelniederländ. ever, in Flandern im 13. Jahrh. envare, Herkunft unsicher, vielleicht verkürtz ursprüngl. als "Ein-(Mann-)Fahrer, weil ein Mann das Schiff auch über längere Zeit allen führen konnte. Sicher ist der Ewer durch friesische Schiffe an der Elbe eingeführt worden. Ihre Küstenschifffahrt, maßgeblich aber die Einwanderung niederländisch-flämischer Ansiedler in den Elbmarschen im 12. und 13. Jahrh. haben für die Verbreitung des Fahrzeuges gesorgt. Oudste citaat uit Vlaanderen: Zolltarif von Damme in Flandern für die Hansestädte (1252): Navis, que dicitur envare, que habet remex retro pendens, debet comiti 4 den. et feodatis 4 [den.], si vero remex in latere navis pendeat, navis debet comiti 2 den. Vertaling: Ein Schiff, das als "envare" bezeichnet wird, [und] das ein am Heck hängendes [Steuer-]Ruder hat, ist dem Grafen 4 Pfennig und den Lehnsvasallen 4 Pfennig zu zahlen schuldig; wenn aber das Ruder an der Schiffsseite hängt, so schuldet das Schiff dem Grafen 2 Pfennig und den Lehnsvasallen 2 Pfennig.
bron: Bartz 2007 Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 Kluge 1911 Kluge 2002 (PNOE, OOD, FuT, Kluge, Kluge See, Bartz)
-
▾ Noors
evert
[klein zeilschip]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: FuT: von mnd. êver.
bron: Falk 1910-1911 (FuT:)
-
▾ Duits
Ewer, Ever
[klein zeilschip met een of twee masten en platte onderkant dat geschikt is voor rivieren of Waddenzee]
datering: 1251-1300
etymologie: Standaard vanaf 18de eeuw. Niederdeutsches Wort (mndl. ever) zu fläm. envare "Ein-fahrer". Benennungsmotiv unklar ("Schiff, auf dem nur ein Mann fährt"? Oder Klammerform aus Einbaum-Fahrer?). Kluge See: Durch das 18. und 19. Jahrh. in technischen Büchern und Wörterbüchern oft verzeichnet und beschrieben (…) Nach Doornlaat 1879 Ostfries. Wb. I 409 auch Bezeichnung kleiner Binnenschiffe aus den Harrlinger Kanälen. Zufrühst in der älteren Lautform evare in einer fläm. Urkunde von 1252. Dazu wohl auch frz. nevre als Bezeichnung kleiner holländ. Schiffe für den Heringsfang. Das Grundwort enfaro (Einfahrer) ist zweifelhaft. Bartz: Niederdt. Ever, mittelniederländ. ever, in Flandern im 13. Jahrh. envare, Herkunft unsicher, vielleicht verkürtz ursprüngl. als "Ein-(Mann-)Fahrer, weil ein Mann das Schiff auch über längere Zeit allen führen konnte. Sicher ist der Ewer durch friesische Schiffe an der Elbe eingeführt worden. Ihre Küstenschifffahrt, maßgeblich aber die Einwanderung niederländisch-flämischer Ansiedler in den Elbmarschen im 12. und 13. Jahrh. haben für die Verbreitung des Fahrzeuges gesorgt. Oudste citaat uit Vlaanderen: Zolltarif von Damme in Flandern für die Hansestädte (1252): Navis, que dicitur envare, que habet remex retro pendens, debet comiti 4 den. et feodatis 4 [den.], si vero remex in latere navis pendeat, navis debet comiti 2 den. Vertaling: Ein Schiff, das als "envare" bezeichnet wird, [und] das ein am Heck hängendes [Steuer-]Ruder hat, ist dem Grafen 4 Pfennig und den Lehnsvasallen 4 Pfennig zu zahlen schuldig; wenn aber das Ruder an der Schiffsseite hängt, so schuldet das Schiff dem Grafen 2 Pfennig und den Lehnsvasallen 2 Pfennig.
bron: Bartz 2007 (Kluge, Kluge See, Bartz)
-
▾ Frans
nevre
†verouderd
[klein type schip, dat bij de Hollanders dienst doet voor de haringvangst]
datering: 1687 (1651-1700)
etymologie: Es scheint, dass das wort immer nur mit bezug auf holländische verhältnisse gebraucht worden ist. Bei der übernahme des wortes ist durch agglutination des unbestimmten artikels n- angetreten.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Deens
evert
[klein zeilschip met een of twee masten en platte onderkant dat geschikt is voor rivieren of Waddenzee]
-
▾ evocatie
[het voor de geest roepen]
-
▾ Indonesisch
évokasi
[het voor de geest roepen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
évokasi
[het voor de geest roepen]
-
▾ evolutie
[ontwikkeling]
-
▾ Indonesisch
évolusi
[ontwikkeling]
-
▾ Indonesisch
évolusi
[ontwikkeling]
-
▾ ex
[voormalig; voormalig echtgenoot of echtgenote]
-
▾ Menadonees
èks
[voormalig (bijv. partner)]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
éks
[voormalig, vroeger, oud-, gewezen; vanuit, resulterend uit]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Ambons-Maleis
èks
[voormalig]
bron: Manuputty 1972 (Boetje)
-
▾ Menadonees
èks
[voormalig (bijv. partner)]
-
▾ exact
[nauwkeurig]
-
▾ Indonesisch
éksak
[nauwkeurig]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksak
[nauwkeurig]
-
▾ examen
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Ternataans-Maleis
èksamel
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Ambons-Maleis
èksamel
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Menadonees
èksamel
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Kupang-Maleis
èksamel
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Soendanees
eksamĕn
[onderzoek naar iemands kennis]
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Madoerees
eksamēn
[onderzoek naar iemands kennis]
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Papiaments
èksamen
[onderzoek naar iemands kennis]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Indonesisch
éksamen
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ Javaans
iksamen
[examen (doen)]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Ternataans-Maleis
èksamel
[onderzoek naar iemands kennis]
-
▾ examineren
[iemand onderzoeken, ondervragen naar zijn kundigheden]
-
▾ Negerhollands
examineer
[iemand onderzoeken, ondervragen naar zijn kundigheden]
-
▾ Negerhollands
examineer
[iemand onderzoeken, ondervragen naar zijn kundigheden]
-
▾ excellent
[voortreffelijk]
-
▾ Papiaments
excelent
†verouderd
[voortreffelijk]
-
▾ Negerhollands
excellent
[voortreffelijk]
-
▾ Papiaments
excelent
†verouderd
[voortreffelijk]
-
▾ excellentie
[titel van hoge staatsdienaar]
-
▾ Makassaars
ahasalênsi
†verouderd
[aanspreekvorm voor de gouverneur-generaal]
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Boeginees
ahasalênsi
†verouderd
[aanspreekvorm van hoge staatsdienaar]
bron: Matthes 1874 (mat)
-
▾ Indonesisch
ékselénsi
[titel van hoge staatsdienaar]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Makassaars
ahasalênsi
†verouderd
[aanspreekvorm voor de gouverneur-generaal]
-
▾ excelleren
[uitmunten]
-
▾ Papiaments
excelleeren
†verouderd
[uitmunten]
-
▾ Papiaments
excelleeren
†verouderd
[uitmunten]
-
▾ excentriek
[buitenissig]
-
▾ Indonesisch
ékséntrik, nyéntrik
[buitenissig, abnormaal]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékséntrik, nyéntrik
[buitenissig, abnormaal]
-
▾ except
[met uitzondering van, uitgezonderd, behalve]
-
▾ Negerhollands
except
[behalve]
datering: 1905 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
except
[behalve]
-
▾ exces
[buitensporigheid]
-
▾ Indonesisch
éksés
[buitensporigheid]
-
▾ Indonesisch
éksés
[buitensporigheid]
-
▾ exclusief
[iets anders uitsluitend]
-
▾ Indonesisch
éksklusif
[iets anders uitsluitend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksklusif
[iets anders uitsluitend]
-
▾ excommunicatie
[kerkban]
-
▾ Indonesisch
ékskomunikasi
[kerkban]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékskomunikasi
[kerkban]
-
▾ excretie
[lichaamsafscheiding]
-
▾ Indonesisch
ékskrési
[lichaamsafscheiding]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékskrési
[lichaamsafscheiding]
-
▾ excursie
[uitstapje]
-
▾ Menadonees
èkskersi
[uitstapje]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékskursi
[uitstapje]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
èkskersi
[uitstapje]
-
▾ excuseren
[verontschuldigen]
-
▾ Negerhollands
exkoeseer, excuseer
[verontschuldigen]
datering: 1776 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: ook maak exkuse
etymologie: exkoeseer, maak exkuse (old 1776), excuseer (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
exkoeseer, excuseer
[verontschuldigen]
-
▾ excuus
[verontschuldiging]
-
▾ Papiaments
eksküs
[verontschuldiging]
bron: (Joubert PN)
-
▾ Fries
ekskús
[verontschuldiging]
bron: Århammar 2003 (Arhammar)
-
▾ Petjoh
excuus
[genade, mededogen]
bron: Cress 1998 (Cress)
-
▾ Negerhollands
exkuse, excuse
[uitvlucht, verontschuldiging]
-
▾ Papiaments
eksküs
[verontschuldiging]
-
▾ executie
[uitvoering, terechtstelling]
-
▾ Singalees
äskīsi-ya
[gerechtelijk bevel]
-
▾ Indonesisch
éksekusi
[uitvoering, terechtstelling]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Singalees
äskīsi-ya
[gerechtelijk bevel]
-
▾ executief
[uitvoerend]
-
▾ Javaans
éksekutip
[uitvoerend orgaan, uitvoerende macht, directeur]
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Javaans
éksekutip
[uitvoerend orgaan, uitvoerende macht, directeur]
-
▾ exempel
[voorbeeld]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Sranantongo
eksempre
[voorbeeld]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
exempel
[voorbeeld]
-
▾ Sranantongo
eksempre
[voorbeeld]
-
▾ exemplaar
[stuk]
-
▾ Indonesisch
éksémplar
[kopie van een boek, tijdschrift]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksémplar
[kopie van een boek, tijdschrift]
-
▾ exercitie
[militaire oefening]
-
▾ Indonesisch
éksérsisi
[militaire oefening]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
exercitie, exercischie
[militaire oefening]
-
▾ Indonesisch
éksérsisi
[militaire oefening]
-
▾ exhibitie
[tentoonstelling]
-
▾ Indonesisch
éksibisi
[tentoonstelling]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksibisi
[tentoonstelling]
-
▾ existentie
[het bestaan]
-
▾ Indonesisch
éksisténsi
[het bestaan]
-
▾ Indonesisch
éksisténsi
[het bestaan]
-
▾ exogamie
[huwelijk buiten de stam]
-
▾ Indonesisch
éksogami
[huwelijk buiten de stam]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksogami
[huwelijk buiten de stam]
-
▾ exotisch
[uitheems]
-
▾ Indonesisch
éksotis
[uitheems]
-
▾ Indonesisch
éksotis
[uitheems]
-
▾ expansie
[uitbreiding over een grotere ruimte]
-
▾ Indonesisch
ékspansi
[uitbreiding over een grotere ruimte]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspansi
[uitbreiding over een grotere ruimte]
-
▾ expansief
[betrekking hebbend op expansie]
-
▾ Indonesisch
ékspansif
[betrekking hebbend op expansie]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspansif
[betrekking hebbend op expansie]
-
▾ expediëren
[doen vertrekken, zenden, sturen]
-
▾ Negerhollands
expedieer
[verzenden]
-
▾ Negerhollands
expedieer
[verzenden]
-
▾ expeditie
[verzending van goederen, onderzoekstocht]
-
▾ Indonesisch
ékspedisi
[verzending van goederen, onderzoekstocht]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspedisi
[verzending van goederen, onderzoekstocht]
-
▾ experiment
[proefneming]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ékspérimén
[proefneming]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspérimén
[proefneming]
-
▾ experimenteel
[proefondervindelijk]
-
▾ Indonesisch
ékspérimentil
[proefondervindelijk]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspérimentil
[proefondervindelijk]
-
▾ expert
[deskundige]
-
▾ Indonesisch
ékspér
[deskundige]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékspér
[deskundige]
-
▾ expliciet
[uitdrukkelijk]
-
▾ Indonesisch
éksplisit
[uitdrukkelijk]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksplisit
[uitdrukkelijk]
-
▾ exploitatie
[het winstgevend maken]
-
▾ Indonesisch
éksploatasi
[het winstgevend maken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksploatasi
[het winstgevend maken]
-
▾ exploot
[betekening]
-
▾ Indonesisch
éksploat
[betekening]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksploat
[betekening]
-
▾ explosie
[ontploffing]
-
▾ Indonesisch
éksplosi
[ontploffing]
-
▾ Indonesisch
éksplosi
[ontploffing]
-
▾ exponent
[kenmerkend vertegenwoordiger]
-
▾ Indonesisch
éksponén
[kenmerkend vertegenwoordiger]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksponén
[kenmerkend vertegenwoordiger]
-
▾ export
[uitvoer van goederen]
-
▾ Madoerees
ekspor
[uitvoer van goederen]
status: Ambigu: Nederlands of Engels
afleidingen en samenstellingen: ngekspor = exporteren
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
èkspor
[uitvoer van goederen]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékspor
[uitvoer van goederen]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Minangkabaus
ekspor
[uitvoer van goederen]
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Madoerees
ekspor
[uitvoer van goederen]
-
▾ export-import
[in- en uitvoer]
-
▾ Menadonees
èksim
[in- en uitvoer]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Menadonees
èksim
[in- en uitvoer]
-
▾ exportatie
[uitvoer]
-
▾ Indonesisch
éksportasi
[uitvoer]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksportasi
[uitvoer]
-
▾ expositie
[tentoonstelling; uiteenzetting, verklaring]
-
▾ Indonesisch
éksposisi
[tentoonstelling; uiteenzetting, verklaring]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksposisi
[tentoonstelling; uiteenzetting, verklaring]
-
▾ expres
[met opzet]
-
▾ Papiaments
èksprès (ouder: espres)
[met opzet]
-
▾ Sranantongo
espresi
[met opzet]
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Negerhollands
expres
[met opzet]
-
▾ Papiaments
èksprès (ouder: espres)
[met opzet]
-
▾ expres(trein)
[zeer snelle trein]
-
▾ Javaans
èsprès
[zeer snelle trein]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
èsprès
[zeer snelle trein]
-
▾ expresse
[met spoed]
-
▾ Menadonees
èksprès
[snel]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
éksprés, ésprés
[snel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
èksprès
[snel]
-
▾ expressie
[uitdrukking]
-
▾ Indonesisch
éksprési
[uitdrukking]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksprési
[uitdrukking]
-
▾ expressief
[sterk sprekend, uitdrukkingsvol]
-
▾ Indonesisch
éksprésif
[sterk sprekend, uitdrukkingsvol]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éksprésif
[sterk sprekend, uitdrukkingsvol]
-
▾ extase
[geestvervoering]
-
▾ Indonesisch
ékstase
[geestvervoering]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékstase
[geestvervoering]
-
▾ extensie
[uitbreiding]
-
▾ Indonesisch
éksténsi
[uitbreiding]
-
▾ Indonesisch
éksténsi
[uitbreiding]
-
▾ extern
[uitwonend, buiten iets liggend]
-
▾ Indonesisch
ékstérn
[uitwonend, buiten iets liggend]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékstérn
[uitwonend, buiten iets liggend]
-
▾ extra
[boven het gewone, bijzonder]
-
▾ Javaans
èksetra(h), iksetra(h)
[boven het gewone]
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Menadonees
èkstra
[boven het gewone, bijzonder]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékstra-
[boven het gewone, bijzonder]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
èksetra(h), iksetra(h)
[boven het gewone]
-
▾ extract
[uittreksel; aftreksel]
-
▾ Japans
ekisu
[uittreksel; aftreksel]
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Indonesisch
ékstrak
[uittreksel; aftreksel]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Koreaans
eksŭ
[uittreksel; aftreksel]
<via Japans>
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Ambons-Maleis
èstrak
[vendurekening]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
èstrak
[vendurekening]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ternataans-Maleis
èstrak
[vendurekening]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
èstrak
[vendurekening]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Japans
ekisu
[uittreksel; aftreksel]
-
▾ extraneus
[examenstudent]
-
▾ Menadonees
èkstranèi
[examenstudent]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Menadonees
èkstranèi
[examenstudent]
-
▾ extraparlementair
[buiten het parlement gehouden]
-
▾ Indonesisch
ékstraparlementér
[buiten het parlement gehouden]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékstraparlementér
[buiten het parlement gehouden]
-
▾ extrapost
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
-
▾ Ambons-Maleis
èstrapos
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Menadonees
èstrapos
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ternataans-Maleis
èstrapos
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Kupang-Maleis
èstrapos
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Ambons-Maleis
èstrapos
[postwagen die buiten de normale dienstregeling rijdt]
-
▾ extreem
[uiterst]
-
▾ Indonesisch
ékstrém, ékstrim
[uiterst]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
èkstrim
[uiterst]
bron: Warouw 1985 (MSW)
-
▾ Indonesisch
ékstrém, ékstrim
[uiterst]
-
▾ extremist
[iemand die uitersten najaagt]
-
▾ Indonesisch
ékstrémis, ékstrimis
[iemand die uitersten najaagt]
-
▾ Indonesisch
ékstrémis, ékstrimis
[iemand die uitersten najaagt]
-
▾ extrovert
[naar buiten gekeerd]
-
▾ Indonesisch
ékstrovér(t)
[naar buiten gekeerd]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ékstrovér(t)
[naar buiten gekeerd]
-
▾ EZ
[ministerie van Economische Zaken]
-
▾ Indonesisch
ését
[(Nederlands Departement van) Economische Zaken]
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
ését
[(Nederlands Departement van) Economische Zaken]
-
▾ ezel
[schildersezel]
-
▾ Duits
(Maler-)Esel
[schraag waarop een kunstschilder zijn werkstuk zet]
datering: 1651-1700
status: betekenisontlening
etymologie: Laut Ponten eine Übernahme von niederl. schildersezel
bron: Ponten 1968 (Ponten)
-
▾ Engels
easel
[schildersezel]
datering: 1634 (1601-1650)
afleidingen en samenstellingen: easeldom (nonce-wd.), painting as a profession; the whole body of painters. easel-picture, easel-piece, a picture painted at the easel, or small enough to stand upon it.
etymologie: ad. Du. ezel = Ger. esel ass. Cf. the similar use of horse.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE, White, Room)
-
▾ Duits
(Maler-)Esel
[schraag waarop een kunstschilder zijn werkstuk zet]
-
▾ ezel
[paardachtige]
-
▾ Deens
æsel
[paardachtige]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: fra nedertysk esel ¯ oldnedertysk esil ¯ vulgærlatin asellus afl. af latin asinus 'æsel'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
esel
[paardachtige]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: BO: lty, variant av lat. asinus; FuT: ein deutsches lehnwort: as. esil, mnd. esel auch '' belagerungsmaschine', holl. ezel auch 'staffelei').
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Negerhollands
esel
[paardachtige]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
esel
[paardachtige]
datering: 1796 (1751-1800)
afleidingen en samenstellingen: eselbos, eselkos, eselkop
etymologie: Afk., earlier S. Afr. Du. ezel fr. Du. ezel donkey.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Deens
æsel
[paardachtige]
-
▾ ezelin
[wijfjesezel]
-
▾ Negerhollands
eselin
[wijfjesezel]
-
▾ Negerhollands
eselin
[wijfjesezel]
-
▾ ezelshoofd
[blok op de mast van een schip]
-
▾ Deens
æselhoved, æselshoved
[blok op de mast van een schip]
etymologie: fra holl. ezelshoofd
bron: (OOD, Hammerich 45)
-
▾ Fins
eeselhuuwu
†verouderd
[blok op de mast van een schip]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
eselhode
[blok op de mast van een schip]
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Zweeds
eselhuvud
[blok op de mast van een schip]
datering: 1691 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits
etymologie: SAOB; efter nt. eselshoofd l. holl. eselshoofd, eg.: åsnehuvud (se ESEL)
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Russisch
èzel'góft
[blok op de mast van een schip]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
etymologie: Aus ndl. ezelshoofd 'Eselshaupt', ndd. eselshoofd dass., s. Meulen 62, Matzenauer 152. VdMeulen:Ezelshoofd. Een half ront block boven op de mast, waer de steng in gezet werdt. W., vgl. Wixscii. Een ezelshoofd is een koppelstuk, liggende op het uiteinde van een staand rondhout, om liet rondhout, dat het eerste verlengt, te omvatten en vast te houden. T. Zie verder P. J\l. blz. 0 en vooral blz. 5 5 vlgg. Russ. ezel gaf t V., J., chouquet. De ezelshoofden van de ondermasten, waar de stengen door varen, heeten stengezelshoofden, Russ. sten ezelgoftg, en worden naar de stengen onderscheiden in : voorstengezelshoofd, Russ. forsten ezel gof t, groots leng ezelshoofd, Russ. grotsten ezel gof t, en kmisstengezelshoofd, Rnss. krjujssten ezel goft. Op dezelfde wijze heeten de ezelshoofden van de stengen, die de bramstengen dragen, bramezelshoofden (P. JVI. blz. 57), Russ. bramezelgoft; die van de bramstengen houden de boven bramstengen en dragen den naam van bovenbrainezelshoofden, Russ. bombramezelgofl. (AI deze woorden bij V.).
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, vdMeulen 1909)
-
▾ Deens
æselhoved, æselshoved
[blok op de mast van een schip]
-
▾ ezelsoor
[oor van een ezel of iets in de vorm daarvan; omgevouwen hoek]