Woordvolgordevariatie in de linkerperiferie van de zin

Dit deelproject zal kaarten opleveren over de volgende verschijnselen:

  1. voegwoordcongruentie en incorporatie van enclitische voornaamwoorden
  2. distributie van ingebedde V2 en de correlatie met voegwoordcongruentie
  3. variatie in syntactische distributie van voegwoorden
  4. correlatie werkwoordsvervoeging en voegwoordsvervoeging

In de linkerperiferie van de zin vertonen de dialecten van het Nederlands een opvallende variatie in het gebruik van voegwoorden. De keuze van zowel finiete (1a,b) als infinitivale voegwoorden (1c) kan dramatisch verschillen van dialect tot dialect. Voegwoorden kunnen in ogenschijnlijk arbitrair wisselende combinaties optreden (1a) en in verschillende contexten (1b):

(1) a. Ik vraag me af wie (of) (dat) gekomen is.
b. Hij is groter als/dan/of zijn broer.
c. Hij heeft geprobeerd om/van de auto te repareren.

Onderzocht moet worden welke functiewoorden als voegwoorden kunnen fungeren en wat hun geografische distributie is. Vervolgens moet ook nagegaan worden wat de syntactische distributie van deze voegwoorden is, bijv. in finiete contexten, niet-finiete contexten, contexten van vergelijking, etc. Het onderzoek naar voegwoordcombinaties in finiete contexten zal typologisch en theoretisch belangrijke gegevens opleveren. Typologisch zullen de gegevens toelaten om implicationele generalisaties te formuleren (Van de Auwera, ed. 1998). Theoretisch-generatief laat dit onderzoek toe preciezer te bepalen wat de variatie is in de functionele categorieën van de linkerperiferie (Rizzi 1995, Cinque 1997). Het onderzoek naar infinitivale voegwoorden is typologisch belangrijk omdat voegwoorden in meerdere talen van voorzetsels lijken afgelijd te zijn. Duidelijk is echter dat complementerend van evidentiële eigenschappen bezit die in geen enkele van de omringende talen (bijv. het Franse de) terug te vinden zijn (Craenenbroeck 1999).

Een verwante kwestie betreft die van V2, of het fenomeen dat de persoonsvorm in hoofdzinnen stedds de tweede zinspositie inneemt. Den Besten heeft erop gewezen dat de aanwezigheid van voegwoorden de toepassing van V2 uitsluit, een generalisatie die toe te schrijven is aan het feit dat de persoonsvorm en het voegwoord wedijveren om dezelfde structurele positie. Een uitzondering op deze generalisatie is ingebedde V2 van het type Al loopt de waarheid nog zo snel. Uitgebreidere mogelijkheden voor V2 treffen we ook aan in dialecten zoals het Oostends (geciteerd in Hoekstra 1993). Ook waar een voegwoord aanwezig is, is de toepassing van V2 onveranderlijk uitgesloten, zoals in het Fries en de noordelijke dialecten:

(2) Zoender entwat te zeggen, Wansje loat zen zwiins en geel de boel.
(3) a. Daar raakte ik zo van onder de indruk dat ik had alles vergeten thuis. (Noord-Holland, De Rooy 1965:127)
b. Het was zo koud dat ik ben maar naar binnen gegaan. (Fries, Hoekstra 1993:168)

Een tweede onderzoeksdomein is dat van de voegwoordvervoeging of complementizer agreement (zie bijv. het bibliografisch overzicht in Goeman 1997).

(4) a. Kpeinzen dan-k (ik) morgen goan. (Westvlaams, Haegeman 1992)
b. Kpeinzen da-j (gie) morgen goat.

Complexere gevallen met enclitische pronomina treffen we aan in het Gents (De Geest 1995):

(5) da-k ze kik zie valle

Vanuit het oogpunt van syntactische en typologische variatie is dit fenomeen uitermate belangwekkend. Het is echter verre van duidelijk wat de precieze geografische verspreiding van dit fenomeen is en hoe het correleert met andere morfologische en syntactische eigenschappen van de dialecten waarin het voorkomt. In verband met de overeenkomst tussen de verbale morfologie en de voegwoordcongruentiemorfologie stellen Hoekstra en Smits (1997) de inversiegeneralisatie voor (zie ook Van Haeringen 1962), die stelt dat voegwoordcongruentiemorfologie identiek is aan de verbale congruentiemorfologie die we aantreffen in inversiecontexten (vgl. je gaat vs. ga je?). Een preciezere beschrijving van de variatie kan deze en andere generalisaties toetsen aan de breedst mogelijke empirische basis.

Zowel het fenomeen van voegwoordvariatie als het probleem van voegwoordvervoeging zijn reeds in zekere mate onderzocht. Ook hier is het echter belangrijk dat een systematisch overzicht wordt aangelegd van de aanwezige variatie. Op die manier kunnen empirisch stevig gefundeerde generalisaties worden gemaakt met betrekking tot de combinaties van voegwoorden en de verspreiding van de verschillende soorten voegwoordvervoeging.

Terug naar projectbeschrijving