Voornaam
populariteitslijsten
english
Jacöb
ook Jacob , Jaćob en jacob
Verklaring
Hebreeuws ja'aqob, van onzekere betekenis, mogelijk 'hij zal beschermen', maar in verband met de geschiedenis van Jakob en Esau, de zonen van Isaak, volksetymologisch verklaard als 'hij greep de hiel, hij verdrong (zijn broer), bedrieger' (Genesis 25). De Griekse vorm werd Jakobos en daaruit ontstond Lat. Jacobus, daarnaast ook Jacomus. Uit de laatste vorm moeten de vormen met m (Engels James, Spaans Jaime, Nederlands Jacomina enzovoort) verklaard worden. De naam kreeg reeds vroeg zijn grote populariteit door de twee apostelen van deze naam, vaak onderscheiden in major en minor, de oudste en de jongste of de meerdere en de mindere. De eerste was de zoon van Zebedeus en broeder van Johannes. Met Petrus werden zij wegens hun stormachtige ijver door Christus Boanérgas genoemd 'dat is zonen des donders' (Marcus 3,17). Zie ook Handelingen 12, 1-3. Volgens een legende uit de 7e eeuw zou hij in Spanje gepredikt hebben en daar begraven zijn. Volgens een oude Spaanse traditie werd zijn lichaam overgebracht naar Santiago de Compostela. Van de 10e tot de 15e eeuw was dit een van de beroemdste pelgrimsplaatsen in West-Europa. Die gaf aanleiding tot een grote verering langs de wegen daarheen. Ook ontstonden er sagen en legenden die weer invloed in de Middeleeuwse literatuur hadden. Daardoor werd Jacobus zeer populair als heilige. Hij werd patroon van de pelgrims, schutspatroon in de strijd tegen de mohammedanen en uiteraard van Spanje. De kerkelijke feestdag is 25 juli, een datum die in het volksgeloof een belangrijke plaats innam, bijvoorbeeld als geluksdag voor het beginnen van de oogst. Jacobus minor, apostel, was de zoon van Alfeüs, vermeld in Marcus 3, 18. Men is het er niet over eens of hij dezelfde is als de Jacobus genoemd als broeder van Christus in Marcus 6, 3 (ook vermeld in Galaten 1,19 als broeder des Heren en in Galaten 2,9 als steunpilaar van de jonge gemeente). Volgens de traditie was hij eerste bisschop van Jeruzalem. Kort voor de joodse opstand in 66 na Christus stierf hij de marteldood; kerkelijke feestdag: 11 mei. Zie ook Jacoba. De populariteit van de naam in West-Europa werd ook nog bevorderd doordat verscheidene vorsten hem droegen: koningen van Aragon (Jaime) en koningen van Engeland. De naam is sinds de vroege Middeleeuwen in gebruik. Oudste voorbeeld bij Socin: Straatsburg 749; Rheinland 2e helft van de 9e eeuw (Littger). In Holland 1156; Coep, Arnhem 1353; Jacomaer, Dordt 1385 (SRD). Vanaf de 13e eeuw vormen als Coppa(e)rt. Franse vormen: Jaecx, St.-Winoksbergen 1389 (Vlaamse Stam II, 84); Kortrijk omstreeks 1400 (Debrabandere): Jacob, Jacot, Jaquemijn; Jaques Masureel fs. Jacops (!), Brugge 1557 (Schouteet 99); Jaeques Martini, Breda 1585 (Ned. L. 1957, 172); Yakis Nauwens Schoonhoven 1636 (GHG); Jaecques Baert, Rotterdam 1644 (SR); Jacomo van Uffelen, Rotterdam 1844 (SR); Jaques van Sminia (Fri. adel), Utingeradeel 1652 (Ned. L. 1961, 436). Ontwikkeling van vrouwelijke vormen: Jacoba, Genève 1181 (Socin). In Frankrijk zijn sedert de 12e/13e eeuw vrouwelijke vormen aan te treffen (Dauzat 59), 13e eeuw: Jaqueta. Kortrijk omstreeks 1400 (Debrabandere): Jaquemijne, Jaquemine en Jaquemijnkin. Jacob, hertogin van Beieren 1417 (RvR) (zie over het gebruik van jongensnamen voor meisjes/vrouwen: Van der Schaar 1953, 32 v.). Jacob Danielsdr. van Matenesse,1452 (Ned. L. 1965, 39); Jacopmijne, Den Haag 1527 (Ned. L. 1950, 48); Jaquemijne, Brugge 1550 (Schouteet 40); Jaquelyne, dochter van Boudewijn, heer van Rhoon, geboren Brussel 1552 (T. A. v.d. Vlies, 'De eerste eeuwen van Rhoon', 63); Jaexmyntgen, Dordt 1553 (GD 50); Jkvr. Jacquemine Cobrij, Brugge 1589 (Schouteet 35); Iacobtien, Medemblik 1590 (Belonje IV. 101); Jacqueline Robijns, geboren Meldert (België) omstreeks 1605 (Vlaamse Stam II, 102); Jakelijn, Jakeline Westerbaen, geboren Den Haag 1642, de moeder heette Jacolijn, respectievelijk Jacobmina (Ned. L. 1962, 109). In Zeeland kwam de vorm Jakelintge in de 17e eeuw voor.