Het Multiculturele Voordeel
Het Multiculturele Voordeel:
Meertaligheid als Uitgangspunt
Taalkundig Manifest
(Van dit manifest bestaan ook een postscript- en een RTF-versie)
Onze samenleving is meertalig. We hebben minderheidstalen als het Fries, streektalen als het Nedersaksisch, het Limburgs en het Zeeuws, en vele 'autochtone' Nederlanders spreken een dialect of een stadstaal. De laatste vijftig jaar is er een toestroom van immigranten vanuit landen rond de Middellandse zee, zoals Spanje en Italië, en later vanuit Turkije en Marokko. Deze mensen hebben hun eigen talen en culturen meegebracht, net als de Molukkers, de Chinezen, de Surinamers en de Antillianen, en vele anderen, waaronder vluchtelingen uit tal van landen. Meertaligheid is daarmee een eigenschap van onze multiculturele samenleving geworden. Het merendeel van de inwoners van ons land wordt thuis opgevoed in een andere taal of taalvariëteit dan het standaard Nederlands. Dat is een gegeven, niet een probleem.
Op dit moment lijkt er in het maatschappelijke debat over de multiculturele samenleving een tendens te ontstaan in de richting van eentaligheid. Om de leerproblemen van anderstaligen op te lossen wordt heil gezocht in een exclusieve benadrukking van het Nederlands als standaardtaal. Vooral waar het gaat om de schoolsituatie worden er voorstellen gedaan om de meertaligheid van allochtone leerlingen zoveel mogelijk tegen te gaan. Er wordt zelfs al gesproken over 'Nederlands op schoot'. Dit is een paradoxale paniekreactie op een complex probleem.
Het onderwijsbeleid ten aanzien van allochtone leerlingen lijkt een heilloze weg in te slaan waarin de pluriforme taalsituatie moet worden aangepast aan een monolinguale schoolsituatie. Men lijkt te denken dat de school of de "voorschool" de plaats is om multiculturele problemen op te lossen. Dat de school een afspiegeling is van onze samenleving lijkt men niet of nauwelijks te beseffen. Het is natuurlijk andersom: als er problemen zijn, moet de school zich aanpassen aan de veranderde situatie. Het onderwijs zou zich dan ook moeten beraden op manieren waarop de schoolsituatie kan aansluiten bij de bestaande multiculturaliteit. Diversiteit zou een uitgangspunt moeten zijn voor aanpassing van het schoolsysteem met zijn sterk monolinguale habitus. Wij kunnen wel denken of wensen dat 'buitenlanders' zich moeten aanpassen, de praktijk wijst uit dat deze patriarchiale opstelling eerder maatschappelijke problemen veroorzaakt dan oplost.
De essentie van de aanpak van het probleem rond het schoolsucces van allochtone jongeren zou moeten liggen in het accepteren van meertaligheid als uitgangspunt en als doelstelling. Onderzoek wijst uit dat kinderen, en zeker jonge kinderen, in staat zijn om twee of zelfs meer talen tegelijkertijd te verwerven. In Friesland bestaat er geen beweging die er voor pleit om kinderen rond twee jaar op een exclusief Nederlandstalige voorschool te plaatsen. Daar is tweetaligheid een geaccepteerd verschijnsel dat via school bovendien wordt bevorderd. Ook bij andere groepen zoals de Chinezen en de Molukkers ervaren wij tweetaligheid niet als een probleem. De onderwijsaanpak van de Molukkers in de jaren vijftig laat zien dat met het streven naar eentaligheid eerder problemen worden veroorzaakt dan worden opgelost: bilinguaal en bicultureel onderwijs was een antwoord op een falende monolinguale en monoculturele aanpak.
Wat moet er dan concreet veranderen ten opzichte van de huidige aanpak? Als we de schoolresultaten van allochtone leerlingen willen verbeteren, moeten we de didactiek aanpassen aan deze groep leerlingen. Niemand zal ontkennen dat veel van deze leerlingen een te geringe beheersing van het Nederlands hebben en dat dit een negatief effect heeft op hun perspectieven in onze samenleving. Er zal dus iets moeten gebeuren met het taalonderwijs. Het is niet reëel om te verwachten dat de samenleving zich vanzelf zal aanpassen aan dit probleem.
De oplossing ligt enerzijds in het vergroten van het respect voor en de vaardigheid in de thuistaal van allochtone leerlingen en anderzijds in het vergroten van de vaardigheid van het Nederlands door speciaal daarvoor ontwikkelde methoden. De overheid zou meertaligheid moeten uitroepen tot een belangrijk en wenselijk onderdeel van de samenleving en het beleid richten op de stimulering van een meertalige samenleving. In andere multiculturele landen zoals Australië, Canada of Noordrijn-Westfalen, is het overheidsbeleid expliciet gericht op een ondersteuning van meertaligheid. Dit is niet alleen een menswaardige benadering, maar ook een benadering die culturele, maatschappelijke en economische voordelen biedt. Meertaligheid zou gezien moeten worden als economisch en cultureel kapitaal.
In een modelwijk in Nederland als het Utrechtse Lombok zien we dat een positieve benadering van multiculturaliteit en meertaligheid leidt tot een boeiend proces van culturele en maatschappelijke integratie. Ook economisch is er veel winst te behalen door op een creatieve manier gebruik te maken van de veeltalige samenleving. De overheid zou het initiatief moeten nemen om het keuzepakket van talen in het voortgezet onderwijs drastisch uit te breiden als een teken van respect voor de talen en culturen van een sterk groeiende groep in onze samenleving. Een verhoging van het prestige van de talen en culturen van allochtone leerlingen is een belangrijk deel van de oplossing van 'het taalprobleem'.
Dit alles neemt niet weg dat er op dit moment sprake is van een te geringe beheersing van het Nederlands bij veel allochtone leerlingen. Daar moet iets aan gedaan worden. In het onderwijs moet er structurele aandacht zijn voor het feit dat grote groepen leerlingen niet het standaard Nederlands als eerste taal hebben. Er moet allereerst doelgericht onderwijs zijn voor allochtone leerlingen in de vorm van Nederlands als tweede taal. Dit is een expertise die specifieke scholing vereist. Op het gebied van de didactiek van het vak Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs valt nog veel te verbeteren. Het onderwijs zou daarnaast in brede zin moeten uitgaan van een meertalige situatie. Het onderwijs in zaakvakken als aardrijkskunde, wiskunde en biologie zou zo georganiseerd moeten zijn dat het aansluit bij meertalige en multiculturele klassen, en niet alleen bij leerlingen die een (standaard-)Nederlandstalige achtergrond hebben. Dit vereist een interculturele didactiek voor de zaakvakken; leraren zullen moeten worden bijgeschoold om zich deze nieuwe benadering eigen te maken; de opleiding van docenten moet worden veranderd; nieuwe leermethoden zullen beter moeten worden geïmplementeerd of nog moeten worden ontwikkeld; de toetsing zal moeten worden aangepast. Al deze elementen vragen om een nationaal werkprogramma van de overheid.
Dat er iets moet gebeuren is wel duidelijk geworden uit de brede maatschappelijke discussie die op dit moment plaatsvindt; dat het niet eenvoudig is om een oplossing te vinden is evident; maar laten we vooral proberen om deze complexe problematiek op een zorgvuldige en doordachte manier aan te pakken. De taalwetenschap heeft de afgelopen decennia veel aandacht besteed aan meertaligheid en aan het leren en onderwijzen van Nederlands als tweede taal en van allochtone talen. De resultaten van deze studies geven aanleiding tot de hierboven besproken stellingname.
Wij vinden dat de resultaten van taalkundig onderzoek een veel grotere rol moeten spelen in het publieke debat over de multiculturele samenleving. Om deze visie verder toe te lichten en te confronteren met andere opvattingen over de taalproblematiek van allochtone leerlingen hebben onderstaande personen, tevens samenstellers van dit manifest, in samenwerking met de Landelijke Onderzoekschool Taalwetenschap LOT op 23 juni 2000 van 14:00 - 17:00 uur een debat georganiseerd over dit thema in het Trippenhuis, het hoofdgebouw van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan de Kloverniersburgwal 29 in Amsterdam.
Opstellers van dit manifest:
- Hans Bennis, directeur Meertens Instituut, Amsterdam;
- Guus Extra, hoogleraar Taal en Minderheden, directeur van Babylon, Centrum voor Studies van Meertaligheid in de Multiculturele Samenleving, KUB Tilburg;
- Pieter Muysken, hoogleraar Talen en Culturen van Latijns Amerika, Universiteit Leiden en winnaar van de Spinozaprijs 1999;
- Jacomine Nortier, Universiteit Utrecht; coördinator van het NWO-onderzoekprogramma Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal.
Contactadres:
dr. H.J. Bennis, Meertens Instituut, Postbus 94264, 1090 GG Amsterdam
e-mail: hans.bennis@meertens.knaw.nl
Voorlopige lijst van ondertekenaars van dit manifest:
Jeroen Aarssen, Babylon, KUB Tilburg
Abder El Aissati, Babylon, KUB Tilburg
Sylvia Bacchini, Expertisecentrum NT2, PABO Haarlem
Marianne Boogaard, PABO Haarlem, Utrechts Instituut voor Linguïstiek OTS, Universiteit Utrecht
Leonie Cornips, Meertens Instituut, Amsterdam
Margreet Dorleijn, Leerstoelgroep Turks, Universiteit van Amsterdam
Nadia Eversteijn, Babylon, KUB Tilburg
Ton Goeman, Meertens Instituut, Amsterdam
Durk Gorter, hoogleraar Fries, UvA / Fryske Akademy, Leeuwarden
Dorian de Haan, Ontwikkelingspsychologie, Universiteit Utrecht
Frans Hinskens, hoogleraar Neerlandistiek, Institut für Germanistik, Universität Leipzig
Jan Hulstijn, hoogleraar/leerstoelgroep Tweede-taalverwerving, Universiteit van Amsterdam
Willy Jongenburger, Meertens Instituut, Amsterdam
Peter Jordens, hoogleraar Toegepaste Taalwetenschap / Nederlands als Tweede Taal, Vrije Universiteit Amsterdam
Anne Kerkhoff, Centrum voor Innovatie van Opleidingen, Den Bosch
Tom Koole, Utrechts Instituut voor Linguïstiek OTS, Universiteit Utrecht
Folkert Kuiken, Leerstoelgroep Tweede Taalverwerving, Universiteit van Amsterdam
Siel van der Ree, Vreemde- & Tweede Taal Onderwijs, SSALTO, Voorburg
Reinier Salverda, hoogleraar Dutch Language and Literature, University College London
Ton Vallen, hoogleraar Meertaligheid en Onderwijs, Babylon, KUB Tilburg
Marianne Verhallen, hoofd Expertisecentrum NT2, PABO Haarlem
Anne Vermeer, Babylon, KUB Tilburg
Sylvia Vink, lid staatsexamencommissie NT2, ICLON, Universiteit Leiden
© 2000-2023 KNAW/Meertens Instituut