Meertens Kaartenbank: Kabouters (1952)

Kabouters

Kabouters behoren tot onze folklore: in de volksverbeelding zijn het kleine aardwezens die in heel Nederland voorkomen, onder verschillende namen, en in het bijzonder dan nog in de provincies Noord-Brabant en Limburg. Waar de kabouters precies vandaan komen, is moeilijk te zeggen, maar onder hun alternatieve naam alvermannekes lijken ze familie te zijn van de oudere elfen of alven. In de middeleeuwen waren alven geen aardwezens, maar luchtwezens, demonische wezens die je allerlei valse beelden en nachtmerries konden voortoveren (vandaar nog het Duitse Alptraum voor nachtmerrie). Zulke alven of elfen hebben zich in Europa in de tijd uitgesplitst in allerhande wezens. Zodoende zijn de kabouters evengoed verwant aan de Scandinavische trollen als aan de Brits-Keltische fairies (maar niet aan dwergen).

Veel kabouters in Nederland zouden in heuvels en bergjes gewoond hebben, maar er hebben ook huiskabouters bestaan. In recente publicaties beginnen kabouters steeds vriendelijker te worden (denk aan de boeken van Rien Poortvliet), maar in de traditionele volksverhalen waren kabouters ambivalente wezens, net als de fairies in de Keltische cultuur. Het ene moment konden ze vriendelijk en behulpzaam zijn, het andere moment konden ze de pest in krijgen en je een oog uitsteken.

Om enig zicht te krijgen op de kabouters in de volksoverlevering zijn er in de volkskundevragenlijsten uit 1937 en 1953 vragen gesteld over deze wezens. Op basis van de gegevens zijn destijds de kaarten 13 en 14 getekend, maar nooit gepubliceerd: J.J. Voskuil, die het commentaar bij de kaarten had moeten schrijven, vond de verspreidingskaarten te slecht van kwaliteit.

Kaart 13

Afbeelding 1: kaart 13

Kaart 13 toont in principe de geografische distributie van de benamingen voor de kabouter in Nederland en Vlaanderen. Als mogelijke namen had je: kabouter(mannetje), aardmannetje, bergmannetje, alvermanneke, oelermenke, dwerg, werkgeest, grauwke, sammeltje/sommeltje, hus en heihus. De sommetjes vond je voornamelijk op Texel (en in de kop van Noord-Holland), het aardmannetje vinden we netjes verspreid over heel Nederland, en in het zuiden miegelt het van de kabouters en alvermannekes.

Kaart 14

Afbeelding 2: kaart 14

Op kaart 14 vinden we een opsomming van wat de eigenschappen van de kabouter kunnen zijn, en dit dan weer verspreid over Nederland en Vlaanderen. Hier en daar werden kinderen bang gemaakt met de kabouters, en fungeerden ze dus als kinderschrik. In de westelijke kustprovincies deden kabouters vooral ‘s nachts allerhande werk voor je als je wat te eten voor ze achterliet. In het zuidoosten van Nederland en Vlaanderen deden ze specifiek werk: huishoudelijk werk, kleermakerswerk en boerenwerk als karnen en dorsen.

Uiteindelijk zijn de kaarten 13 en 14 nooit gepubliceerd. Theo Meder heeft in 1998 nog een brief naar de gepensioneerde J.J. Voskuil gestuurd met de vraag waarom hij besloten had om van publicatie af te zien. Voskuils getypte antwoord is hier te zien. Wie verder ook maar een ogenblik naar kaart 14 kijkt, ziet meteen hoeveel gaten er in de kaart zitten, met name in provincies als Gelderland, Overijssel en Drenthe.