Woord: zemelachtig
zemelachtig , zemelechtig
, zenuwachtig. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
zemelachtig , zemelachteg , [bijvoeglijk naamwoord]
, zeurig. || zeureg Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
zemelachtig , zeemelèèchteg , bijvoeglijk naamwoord
, En ze waren er ammaol effen zemelechtig van... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’n Staandbild in Baozel’; feuilleton in 4 afl. in de NTC 20-5-1939 – 17-6-1939); ...de appetekersvrouw, die erg zemelechtig is, liet d'ren boek vallen en gong er bij zitte... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 2; NTC 8-10-1938); Frans Verbunt (1996) - zenuwachtig; WNT ZEMELACHTIG (II) - verbastering van 'zenuwachtig' Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |