elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: winden 

winden , winden , sterk werkwoord , zwachtelen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
winden , wōn , wond, van: winnen = winden.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
winden , winnen , Winden. Opwinnen, òfwinnen.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
winden , winden , winnen , sterk werkwood, transitief , Zie de wdbb. || Win ’et garen op de haspel. Kijk, deer wordt ’en skip op de werf ’ewonne. Zie nog een voorbeeld op overwinden en wind III. – Zo ook in samenst.; vgl. opwinden, overwinden en winnagel, winvijzel, alsmede een voorbeeld van winrad op hogel I, 3.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
winden , winnen , Winden. Opwinnen, òfwinnen.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
winden  , winne , opwinden, optakelen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
winden , weenden , wöön, ewöönden; hei weend , winden
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
winden , winne , 1. winden, draaien, trekken, speciaal met de windas, het gangspil. Toe hebbe-ze-n-’n skaep mit ’n tauw mit ’t spil deur ’t waeter ewonne, opgewonden, in de schuit gehaald. Winne, winne, winne!, commando voor het ophalen van tonnen of netten. Zie opwinne. 2. winnen, vooruitgaan, avanceeren. Nou benne we nog niks ewonne. Winne gaet ie, gezegd bij den aanvang van het regelmatige loopen van het stoomspil. Ofwinne, water uit een pot afgieten.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
winden , weenn , sterk werkwoord , 1e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: wuen, verleden deelwoord: ewuenn , winden
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
winden , wénje , wénjde, haet gewénjt , waaien.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
winden , wienden , zwak werkwoord, overgankelijk , (N:Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe) = koren zuiveren met de wanmolen Ze bint an het rogge wienden (Ker), z. ook wèeiern
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
winden , winden , wienden , sterk werkwoord, overgankelijk , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook wienden (Zuidwest-Drenthe) = 1. winden Win het gaoren mor op dizze piep (Eex), (fig.) Ik wiende der niks um toe wind er geen doekjes om (Flu) 2. matten (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Veenkoloniën) Is er veur mij nog wat te winden, vruug de stoelenmatter (Sle) 3. rangelen (Zuidwest-Drenthe, Kop van Drenthe) As de aarften begunt te wienden, dan koomt er wiendseldies an (Dwi), z. ook rangeln 4. reinigen met de zeef (Zuidwest-Drenthe, noord) Rogge wienden mit de wiende (Die), z. ook windejagen
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
winden , windken , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidoost-Drents veengebied) = alsmaar bezig heen en weer lopen Gao is weg hier aal te windken, lopst mie veur de vouten (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
winden , winnen , wienen , winden. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: wienen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
winden , winn , ik winne / wunne; iej wint / wunn; zie wint / wunn , (op)winden. Ik heb ’t gaorne opewunn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
winden , wienen , werkwoord , winden, wikkelen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
winden , winge , werkwoord , wing, wong, gewonge , winden
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
winden , wèène , winden. in de uitdrukking: “‘n klos touw opwèène”, “een klos touw opwinden”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
winden , winje , wintj, windje, gewindj , opdraaien, wikkelen, opwinden
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
winden , winje , werkwoord , winjtj, wónj, gewónje , winden
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
winden , wèène , sterk werkwoord , winden; wenden; woelen; Cees Robben – ’s naachts doek niks as ruure en wèène... (19780407); Cees Robben – Ik kan nie slaope en lig hil de naacht al te ruure en te wèène... (19851206); Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - nò veul wèènen èn draaje wast gevónde (Pierre van Beek - Tilburgse Taalplastiek 1969)- na veel wenden en keren; na een langdurig proces was de oplossing gevonden. Piet van Beers – ‘De IFF’: Ak saoves (laoter dan normaol)/ nog flink getòffeld hèb/ èn ik hèb wè stèèrke draanke ingenoome/ dan lig ik irst nog uurelang/ te wèène in m’ n bèd/ vur dè teliste toch de slaop gao koome. (Spoeje doemmeniemer; 2009); Piet van Beers – ‘Hoest’: ’k Laag te draaie èn te wèène. (Spoeje doemmeniemer; 2009); B wèène - wón - gewónde; K. Heeroma - Brabants uit de 18e eeuw (woordenlijsten Verster,1968) - WIJNEN - winden. Kiliaen -  heeft 'wijnden'. Z.a. A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; zw.ww.tr. 'waennen' (d.i. weinnen), weinden, wenden, omkeren; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - GEWONNEN: 3e hoofdvorm van 'wijnen' (winden) WIJNEN - winden; wenden, omkeeren
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal