elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: waarachtig

waarachtig , warèn , warens , (de è als ai), warijn, ook warends, warens. Uitroep voor waarachtig, waarlijk, wezenlijk. Het is in weinige dorpen gebruikelijk.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
waarachtig , vrachtîg , wrachtig  , 1. vrachtîg = waarachtig, als bevestiging; Gron. vrachtîg, frachtig, enz. 2. wrachtig =(waarachtig) = waarlijk; “was dat wrachtig ook ’n varsien veur ’n karke?” Gron. vrachtîg, frachtig, vrachtjoans = waarlijk, waratje.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
waarachtig , vrachtîg , vêrachtîg, frachtîg, vrachtjoans, vrachtjoand, vra , vêrachtîg (Stad-Groningsch) = frachtîg = vrachtjoans, vrachtjoand, vrachtjōnd = vrachtîghoal = vrempel, vrempeld = verachies = verentîg, werentig = woarachies = waarachtig, warempel, waratje. Bevestigt, in de kinderwereld, er een zijn zeggen met: vrachtîg (enz.), dan hoort men hierop de woordspeling: huifst gijn vracht geven, kenst vêrgees mitvoaren, zooveel als: ik geloof u daar niet eerder om. Drentsch vrachtig, Friesch wrijchtig, Oostfriesch fereintig;
frachtîg = waarachtig; ’t is frachtig woar.
vrachtjoans, vrachtjoand, vrachtjōnd. Zal zooveel zijn als: waarachtjes, met invoeging der n.
vrachtîghoal. Verzachting van: duivelhaal.
werentîg, verentîg, waarachtig, maar alleen als het onbeduidende zaken betreft. Wellicht, volgens ten Doornk., als: einzig wahr, door woordomzetting. West-Vlaamsch warentig. Van waar, en: endig. (De Bo).
waraggies, woarachies, voor: waarachtig; ik leuf waraggies (Veenkoloniën), dat, enz. = ik geloof haast, enz.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
waarachtig , warentig , (wárentǝch, met hoofdtoon op ren; daarnaast vǝrentǝch) , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Waarachtig. || ’t Is warentig waar. Ja verentig! deer heb-je hullie ok. – Evenzo elders in N.-Holl. in Gron. (MOLEMA 477), Oost-Friesl. (KOOLMAN 3, 513), enz. – Evenzo bij BREDERO werentelijk (OUDEMANS, Wdb. op Bredero 483 vlg.; NAUTA, Aant. op Bredero, § 26 a en 39 Opm.).
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
waarachtig , verentig , zie werentig *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
waarachtig  , verrechtig , waarachtig.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
waarachtig , vrat , warat.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
waarachtig , frachteg , [bijvoeglijk naamwoord] , zie: vrachteg.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
waarachtig , verachtjond , vrachtjont , [bijvoeglijk naamwoord] , verbastering van vrachteg.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
waarachtig , vrachteg , [bijvoeglijk naamwoord] , waarachtig. Is ‘t vrachteg woar? Stad vrachies. || frachteg
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
waarachtig , vrachtjond , [bijvoeglijk naamwoord] , vrachteg. Hai het vrachtjond gliek!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
waarachtig , woarachteg , [bijwoord] , waarachtig. Zo woarachteg as Gòd. ‘t Is wis en woarachteg. In bevestigingen altijd vrachteg. Is ‘t vrachteg woar?
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
waarachtig , wareanteg , wràsteg , bijwoord , waarachtig
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
waarachtig , waroajt , bijwoord , warempel
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
waarachtig , weréntig , veréntig, veráchtig , bijwoord , Waarachtig (verouderd).
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
waarachtig , werachies , verachies , bijwoord , Variant van waarachtig(jes).
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
waarachtig , warächies , warempel.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
waarachtig , verentig , verentighaol , bijwoord , (Zuidwest-Drenthe). Ook verentighaol (ti) = warempel Verentig, noe hef ie het alweer edaone (Eli), Jannao begunde der verentighaol um te lachen (ti)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
waarachtig , warachjan , verachjan, verachjans, waarachjan, waarachtjan, ve , tussenwerpsel , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook verachjan (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe), verachjans (ei), waarachjan (Zuidoost-Drents zandgebied), waarachtjan (Zuidoost-Drents zandgebied), verachies (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Kop van Drenthe), warachies (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën), werachies (Zuidwest-Drenthe, zuid) = waarachtig, warempel Non he’k verachjan vergeten um dat op te halen (Sle), Het is verachjan nog waor ook! (Mep), Warachjan, het is nog waor ok! (Sti), Ie hebt toch warachjans gien trouwplannen? (ei), z. ook warachtig
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
waarachtig , warachtig , waorachtig, waarachtig, vrachtig, vrachtighaol, ve , bijwoord, tussenwerpsel , Ook waorachtig (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe), waarachtig (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), vrachtig (Veenkoloniën), vrachtighaol (wm, ti), verachtig (Kop van Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Veenkoloniën), werachtig (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, zuid), warentig (Zuidwest-Drenthe, zuid), werentig (ti) = waarachtig Wat is dat een grote, groffe vrouw, het is warachtig net een kerel (Oos), Ik hebbe warachtig alwèer honger (Zdw), Non kan ik verachtig gien kevot vinden (Sti), Het is wis en waorachtig waor (Hijk), Warentig, het is toch waor! (Eli), z. ook warachjan
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
waarachtig , werachies , warachies, waorachies , bijwoord , waarachtig, warempel, beslist
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
waarachtig , werachtig , warachtig, waorachtig, verachtig, warachies , bijwoord , 1. beslist, waarachtig 2. warempel, verdorie 3. waarachtig, rechtvaardig
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
waarachtig , verentig , warentig , bijwoord , warempel, beslist
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
waarachtig , verachteg , waerachies , tussenwerpsel , waarachtig, warempel En verachteg, daer stong die weer voor de deur En warempel, daat stond hij weer voor de deur
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
waarachtig , weréchtig , bijwoord , waarachtig , weréchtig VB: 'r Hèt mich weréchtig weer de gojen däog gezaag.; wel (zeg dat wel) jao, weréchtig! VB: 't Ês es of vuur oét de loch vêlt. Jao, weréchtig.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
waarachtig , wöörachtig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, tussenwerpsel , waarachtig. Zie ook: werempel.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
waarachtig , [echt] , worèèchtig , waarachtig
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
waarachtig , warendig , werentig , waarachtig, warempel.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
waarachtig , werèchteg , werèndig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , "waarachtig, waarlijk; ...""'t Is werendig waor!” (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 3; NTC 15-10-1938); Cees Robben – werechtig (19641231); Cees Robben – werechtig (19600422); Cees Robben – ’t stao werechtig schôn en deftig [de kleding] - (19550806); Henk van Rijen - 'werèègteg'; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - bijw. 'waaraechtig' - waarachtig"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal