elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vroeger 

vroeger , vrogger , vroeger, Gron. vrouger.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
vroeger  , vruuger , vroeger.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
vroeger , vrööger , vrööder , vroeger
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
vroeger , vrouger , vrouger doagen , [bijwoord] , vroeger, ook vrouger tied. Vrouger (doagen) was hai de eerste. Vrouger joaren = aleer joaren, in oude tijd.Vrouger joaren het ‘t apmoal bos west in ‘t Wòld.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vroeger , vroogr , bijwoord , eertijds, vroeger
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
vroeger , vruger , vroeger.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
vroeger , vroeger , bijvoeglijk naamwoord , in de zegswijze vroeger is nou niet, het heeft geen zin altijd over vroeger te praten, de tijden zijn nu eenmaal veranderd.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
vroeger , vruiger , vroeger.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vroeger , vrogger , vroeger.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
vroeger , vrogger , vroeger.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
vroeger , vrogger , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , vroeger, aleer Vrogger gungen wij met de linnewagen op vesite (Zwe), Vrouger was alles beter (Row), Ze kent os nog van vrouer joren van vroeger (Nsch), In vrogger tieden was het ok niet alles (Pes) *Vrogger en aleer, toen de krèeien nog gien kont hadden, scheten ze oet de ribben (Zwin)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vroeger , vruuger , eerder, vroeger.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
vroeger , vrogger , vroeger
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
vroeger , vruuger , vroeger , Vruuger perbiirde ze'w bang te maoke meej d’n duuvel, die moes vur aalté in de hèl. Vroeger probeerden ze je bang te maken met de duivel, die moest voor altijd in de hel.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
vroeger , vroeger , vrogger , bijwoord , vroeger, voorheen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vroeger , vreuger , bijwoord , vroeger , vreuger VB: 'Ja, dat wäor mich vreuger get' 'Och, ma, vreuger ês noé neet mie'; ién vreuger ty vroeger (in vroeger dagen); ién vreuger ty
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
vroeger , vrogger , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , vroeger.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
vroeger , vruger , vroeger
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
vroeger , vruuger , vroeger, eerder , Vruuger jâ, toen wâr ik nog jónk. Vroeger ja, toen was ik nog jong., Ménne vruugeren bás wâr ne knappe kèèrel! Mijn eerdere baas was een knappe kerel!
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
vroeger , vreuger , vroeger
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vroeger , vreuger , vroeger ook destds, iëre, iértds, iërtieje, väörhaer
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
vroeger , vreuger , bijwoord , vroeger
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
vroeger , vruuger , bijwoord , vroeger, destijds; (B) te voren; Vruuger waar alles aanders. - Vroeger was alles anders. Cees Robben – “Want in dè giense höske geens../ Wier vruuger bier gebrouwen... (19560908); Henk van Rijen - vruuger èn naa - ?; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - bijw. 'vruger' - vroeger, eertijds; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - VRUGERTIJDS bw - vroeger, voortijds
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal