elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vrijer 

vrijer , vreier , (= vrijer), voor: kouseband.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
vrijer , vrijer , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Zie de wdbb. – Zegsw. De vrijers, die ’et mienen, kommen tussen negenen en tienen. – Een kouwe vrijer, schertsend voor een uitgedoofde kool in de test van een stoof.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
vrijer  , vrejer , vrijer.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
vrijer , vrijer , [zelfstandig naamwoord] , 1 vrijer. Zai het heur vrijer aan de knòp van de deur ophongen = niet mee naar binnen genomen. Ale vrijers binnen riek en ale schooiers bin aarm. De vrijer laat zich van de beste kant zien, maar wie wat te vragen heeft, wekt medelijden op.; 2 ik verlais mien vrijer (schertsend) = de kouseband of de haarspeld.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vrijer , vriejr , zelfstandig naamwoord, mannelijk , vriejrs , vriejrken , vrijer
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
vrijer , vraaier , zelfstandig naamwoord , 1. Vrijer. 2. Sinjeur, knaap | Da’s ok 'n rare vraaier. Ik vertrouw die vraaier voor gien sent. Zegswijze mit ’n kouwe vraaier zitte, met een koude stoof zitten (verouderd).
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
vrijer , vrieër , mannelijk , vrieësj , vrijer, zie ook: de jeun. Went de heere vrieë zeen ’t Minnebruiesj en went ze getrout zeen, zeen ’t Kruutsheere: na het huwelijk leert men soms ook de andere zijde kennen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vrijer , vrijer , 0 , vrijers , 1. vrijer Elke vrijer is nog niet gelant (Smi), De vrijer kwam ’s zundags (Wsv), De vrijer kump al an huus (Nije) 2. man, kerel Ik vien hum mar een rare vrijer (Ker)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vrijer , [aanbidder] , vrijer , vriend, verloofde.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
vrijer , vri’jer , 1. vrijer; 2. speculaaspop
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
vrijer , vri’jer , zelfstandig naamwoord , de; de jongen met wie een meisje verkering heeft, minnaar
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vrijer , vréíjer , verloofde (m.)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
vrijer , vri’jer , zelfstandig naamwoord , vrijer.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
vrijer , vrèijer , vrijer
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
vrijer , vriejer , mannelijk , vriejers , vriejerke , vrijer
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vrijer , vriejer , zelfstandig naamwoord , vriejers , vriejerke , 1. vrijer, verloofde, vriend, minnaar, relatie 2. spinneweb tegen het plafond of hangend aan een schilderij
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
vrijer , vri-jjer , zelfstandig naamwoord, mannelijk , vri-jjers , vrijer
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
vrijer , vrijer , zelfstandig naamwoord , vrijer; Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - durren vrêier is èrg ziek - (ê = die in gête - geiten); Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - vrijersgèld moete betaole (Pierre van Beek - Tilburgse Taalplastiek 1965) - jongens die van buiten de dorpsgemeenschap kwamen vrijen in een bepaalde herdgang, werden tegengehouden; en moesten zich met een rondje vrijkopen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
vrijer , vrejer , vrijer; verloofde (m)
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal