Woord: verzwikken
verzwikken , verzwiekke
, verzwikken, verstuiken. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verzwikken , verzwokken , [vәzwokŋ]
, verstuiken; ’n vout verzwokken. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
verzwikken , verswikken , [werkwoord]
, verzwikken. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verzwikken , vezwokng , zwak werkwoord
, verzwikken Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
verzwikken , verzwikken , zwak werkwoord, overgankelijk
, verzwikken Ik kan haost niet lopen. Ik deinke dat ik mien linker enkel verzwikt, ...verstoekt hebbe (Hijk), Met die gladdigheid moej oppassen daj de enkels niet verzwikt (Odo) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verzwikken , verzwikken
, verstuiken. Ook: verstoeken Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |