Woord: verzuipen
verzuipen , verzuipen , sterk werkwoord
, zie een zegsw. op gelukkig. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
verzuipen , verzoepe
, verzuipen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verzuipen , verzůppen
, verzuäp, verzuäppen , verdrinken (van een dier) Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
verzuipen , verzuipies! , ,
, de ergste vloek van een braven schipper. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
verzuipen , verzoepen , [werkwoord]
, 1 verzuipen. Ze willen kander wel in n teekop vol wodder verzoepen (Hogeland) = ze kunnen elkaar niet uitstaan. Hai is verzopen in törfmot (Hogeland) = hai is verdronken, veurdat e wotter zain het.; 2 zok verzoepen = a. zich verdrinken; b. zich ziek drinken, gezegd van een veulen. als de merrie gewerkt heeft (Westerkwartier) Pas op, dat ‘t vool hom nait verzopt (dV) Dat is n verzopen vool. Komt de merrie van het werk, dan wordt de eerste melk weggemolken. || hom verzoegen Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verzuipen , verzoepe
, verzoop, haet of is verzaope , verzuipen; verdrinken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
verzuipen , verzoepen
, verzeup, verzöppen , verzuipen; * zunig wèèn en ’t geld verzoepen: geld over de balk smijten. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
verzuipen , verzoepen , sterk werkwoord, (on)overgankelijk
, verzuipen Hij verzup zien hele weekloon (Hijk), Ze konden hom net redden, aanders was e verzopen (Een), Ik wil nog even wat pieren verzoepen een borrel gaan drinken (Dro), Ze waren an het vel verzoepen een borrel drinken na een begrafenis (Bco), Ze hebben jonge katties verzeupen door verdrinking omgebracht (Mep), Specie, die te nat is, is verzeupen (Sle), De karbied in de fietselantièern was verzeupen er was teveel water bijgedaan (Die), (bijv.) Hij is zo nat as een verzeupen kat (Rol) *Wat de ene verzup, hef de aander niet ekregen (Dwi); Snoeken verzoepen en kweken begraven is onbegunnen wark (Bro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verzuipen , verzoepen
, 1. verdrinken; 2. van geld: opmaken door veel sterke drank te gebruiken. Zien verzeupen dubbelties tellen ‘(berouwvol) in gedachten verzonken zijn’ Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
verzuipen , verzoepm
, verzuipen. Zuuneg wèèn en geld verzoepm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
verzuipen , verzoepen , werkwoord
, 1. verdrinken 2. doen verdrinken 3. geheel en al nat worden 4. onder water komen te staan 5. geld opmaken door te veel te drinken, bijv. alles verzoepen al z’n geld verkwisten door alcoholgebruik Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verzuipen , verzoépe , werkwoord
, verzuipen , (zie 'zuipen') VB: De kat wäor ién de pöt verzoëpe. Zw: Kat en koëgel verzoépe: zijn hele bezit aan drank verbrassen.; kat en koëgel verzoépe verbrassen (al zijn geld verbrassen) kat en koëgel verzoépe (zie 'zuipen') VB: Dè hèt kat en koëgel verzoëpe en noé hèt 'r nog mie sjueld es 'nnen hoond vluu. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verzuipen , verzoepen , werkwoord
, verzöp/verzoept, verzoepen/ , verzuipen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
verzuipen , verzupe
, een brune hond verzupe, zie brune hond. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
verzuipen , verzoepe
, verzuipen, verdrinken, geld aan drank besteden , Hae haet kop en kogel verzoeape. T’r oetzeen wie ein verzoeape kat. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
verzuipen , verzoepe , werkwoord
, verzuuptj, verzoeëp, verzoeëpe , verzuipen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
verzuipen , verzoêpe , werkwoord
, verzuûptj, verzoeëp/verzoop, , verbrassen, verdrinken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
verzuipen , verzèùpe , sterk werkwoord
, verzèùpe - verzôop - verzoope , verzuipen; Cees Robben - iemand die ònt verzèùpe was; oewèège verzèùpe; Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - zoo gelukkeg as enen hond die op zene verjaordag verzoope wordt (D'16); - ironisch voor: ongelukkig - Variant: ge ziet erèùt as ene jóngen hónd die óp zene verjaordag verzoope wòrdt; – in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij verzöpt Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |