elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verzetten 

verzetten , [verplaatsen ] , verzetten , werkwoord , uit de hand verkoopen.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
verzetten , verzetten , eene andere plaats geven, verplaatsen, verplanten.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
verzetten , zetten , verzetten , plaatsen of verplanten.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
verzetten , versetten , [werkwoord] , vergoeden. H.vii.33. 2) verpanden. O.iv.59,60,61. H.iii.87. S.iv.73,79. Ook in ‘t Fri. in deze beteekenis. Versetter, pandgever. O.iv.53. H.v.24.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
verzetten , verzetten , deelen, scheiden, uit elkander raken van een gemeenschappelijken boedel, dus = boedelredden.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
verzetten , verzetten , verpoten, verplanten; wie hebben al mousplanten verzet = wie bin an ’t mousplantenpoten west. Zie: planten en: plantenpoten. – Wordt ook wederkeerend gebruikt; zij verzet heur d’r nijt van = zij wordt’r niks anders van = zij wordt er niet door aangedaan, blijft er koel en onverschillig onder.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
verzetten  , verzitte , ontspannen. Ik kan et slech verzitte, ik kan er slecht overheen komen (fig.).
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verzetten , verzetten , zwak werkwoord , Hei kån et verzetten zegt men van iemand die in goeden doen is.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
verzetten , verzetten , [werkwoord] , 1 verzetten. n Dörsmesien verzetten = naar een andere boerderij brengen. n Hallozie verzetten = biezetten, de juiste tijd doen aanwijzen.; 2 verplanten.; 3 in een hogere klas plaatsen. ‘t Is vandoag verzetten op schoul.; 4 van zijn stuk brengen. Ie verzetten hom nait gaauw.; 5 tot reden brengen(Westerkwartier). ‘t Aine kiend is eerder te verzetten as ‘t aner (dV).; 6 van de hand doen (Westerkwartier) ‘t Eten veur geld verzetten. Huusgeroad in jannever verzetten; 7 verpanden. Zien hallozie is al verzet.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verzetten , zok verzetten , [werkwoord] , 1 zich verzetten. Hai verzette zok tegen de overmacht. Ie mouten joe der wat tegen verzetten = zet je wat tegen je verdriet in.; 2 aangedaan worden. Zai verzet heur der nait van. || verzetten
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verzetten , vezetn , wederkerig werkwoord , omslaan, van weer
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
verzetten , versetten , (ouderwets), in onderpand geven
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
verzetten , verzëtte , verzat zich, haet zich verzat/verzat, haet of is verzat/verzaotde, haet of is verzaot , zich verzëtte, verzetten, weren, tegenwerken.; verzëtte verplaatsen; verzaote verstellen. De boks verzaote: de broek verstellen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verzetten , verzètte , werkwoord , naar een andere plek. Als je in de klas een andere bank kreeg, of als je naar een hogere of een lagere klas werd verplaatst, was je verzèt.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
verzetten , verzetten , zwak werkwoord, overgankelijk , 1. verplaatsen Ze hebben de uutgang verzet (Klv), Zuw die taofel een éendtie verzetten? (Bal), Het dörsmesien verzetten (Man), Hij is te lui um een pote te verzetten (Hijk), Het koffievuur verzetten op het veen (Vtm), z. ook verbuten, (fig.) Dei kerel kan net zoveul verzetten as twei man presteren (Bco), Ik mout nog heil wat waark verzetten (Vri), Ofleiding is goed, dat verzet de zinnen (Sti) 2. verplanten De kool mut neug verzet worden (Zwin) 3. (on)dieper zetten (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe) De ploeg verzetten (And), Het mus een half gat verzet worden (Ros) 4. (wederk.) zich verzetten Aj tegen beter weten in oe toch nog verzet, is dat verkeerde koppigheid (Wsv) 5. delen, scheiden, uit elkaar maken (dva)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verzetten , verzetten , 1. verzetten; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: (em verzetten) zich ontspannen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
verzetten , verzetten , werkwoord , 1. verplaatsen, verplanten 2. verstellen (van lakens enz.) door er een nieuw stuk in te zetten of door goeie stukken aan elkaar te naaien 3. vergeten, uit het hoofd drijven, in de zinnen verzetten 4. uit de juiste lijn raken, bijv. in De fiets is verzet die spoort niet meer 5. de kluts kwijt raken, het stuur over zichzelf kwijt raken 6. zich verzetten 7. uitstellen (van een tijdstip enz.)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verzetten , [verplaatsen ] , verzètte , 1. verzetten, verplaatsen 2. zich verzètte = zich verzetten , Berg werk kónne verzètte. Vuuer de zomer- en wintjertied mótte wae de klok verzètte.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
verzetten , verzètte , werkwoord , verzètj, verzat, verzatte , 1. op een andere plaats zetten 2. emotioneel verwerken: get verzètte – iets emotioneel verwerken; hae kan het neet verzètte – hij komt er niet overheen; hae kan niks verzètte – hij is overgevoelig/heeft geen emotionele weerstand
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verzetten , verzètte , verzètte, zich , werkwoord , verzètj, verzat, verzatte , 1. anders gaan zitten 2. zich verzetten, weerstand bieden tegen; dao mós se dich tiënge verzètte – daar moet je weerstand tegen bieden
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal