Woord: verwonen
verwonen , verwoeëne , verwoëne
, verwoonen. Ik verwoeën F. 25.- per maand, ik betaal F. 25.- huur. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verwonen , verwonen , [werkwoord]
, [verwonen] Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verwonen , verwonen , zwak werkwoord, overgankelijk
, 1. verwonen Hij verwoont een groot deel van zien inkommen (Anl) 2. slecht onderhouden (Zuidoost-Drents zandgebied) Zie hebt dat hoes hielmaol verwoond uitgewoond (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verwonen , verweune , werkwoord
, verweun, verweunde, verweund , verwonen Hij verweunt driehonderd euro in de maond Hij verwoont driehonderd euro per maand (hij betaalt driehonderd euro huur per maand) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |