Woord: verongelukken
verongelukken , verongelökke
, verongelukken. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verongelukken , veróngelökke
, veróngelökde, is veróngelök , verongelukken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
verongelukken , verongelukken , zwak werkwoord, onovergankelijk
, verongelukken Der verongelukt nog wel ies een postdoeve (Wap), Hij is met de motor verongelukt (Erf), De taart is mij verongelukt mislukt (Bei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verongelukken , verongelokken , veroongelokken , werkwoord
, verongelukken, omkomen door een ongeluk (van personen), vernield raken (van een voertuig) bij een ongeluk Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verongelukken , verongelukke , werkwoord
, verongeluk, verongelukte, verongelukt , niet dodelijk verongelukken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
verongelukken , veróngelökke
, veróngelöktj, veróngelökdje, veróngelöktj , verongelukken Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
verongelukken , verongelukke , zwak werkwoord
, onopzettelijk iets beschadigen, breken, kapotmaken; Interview Van den Aker (1978), transcriptie door Hans Hessels (2014) - “…èn as ge dan en tas verongelukte òf ge verongelukt en mès òf ge verongelukt oewe vörrek òf oewe leepel dan koste nòg betaolen ôok!!!” [heeft betrekking op dienstplichtige militairen die de schade aan hun uitrusting zelf moesten vergoeden] Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |