Woord: verlies
verlies , [het verliezen] , verlos
, verlies. Ik verlies, ik verloor of verloos. Eng. loss. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
verlies , verlus , [zelfstandig naamwoord]
, verbeurte. H.iii.21. Verluijs. H.v.ii. Verlues, Verlust, nadeel. Overijss. verlos. z. Overijss.Alm. 1840. bl.249. Nd. verlüse. Hd. Verlust. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
verlies , verlus , verluus, verlijs
, verlus (Ommelanden) = verlijs (Oldampt, Westerwolde) = verluus (Stad-Groningsch, Goorecht) = verlies, Oostfriesch ferlü̂s, Hoogduitsch Verlust. Algemeen is: verlijzen (werkwoord en zelfstandig naamwoord) = verliezen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
verlies , verluus
, verlies. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verlies , verlös , onzijdig
, verlies Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
verlies , verlais , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ook: verlus (Hogeland en Westerkwartier) zie: verluus. || verluus , (Stad, Veenkoloniën, Oldambt) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verlies , verluus , verlus , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 verlies. Hai kin nait tegen zien verluus. Zie verlais en verlus. Dij douk is in ‘t verluus (Oldambt en Veenkoloniën) = is te zoek.; 2 onkosten. Der komt te veel verluus op. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verlies , verluus
, verlies, in zinnen als: d’r komt bie ’t verwaarken verluus op. In andere gevallen: verlais Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
verlies , verluus , onzijdig
, verluuste , verlies. Verluustich gaon: verloren gaan, zoekraken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
verlies , verlies , verluus, verlös , 0
, verliezen , Var. als bij verliezen, daarnaast ook verluus (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën) en verlös (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = verlies Hie hef de koe verkocht met verlös (Zwin), Hie kan niet best over verlies tegen zijn verlies (Oos), Hij hef een groot verleis leden (Gie), Ik heb het wal een keer liggen zein, mar het is in het verluus kommen verloren geraakt (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verlies , verlies
, verlies Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
verlies , verlos
, verlies. Ik mosse altied met verlos wârkn, zodoende bin ik achteruut eboerd. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
verlies , verlös , verlies , zelfstandig naamwoord
, et 1. verlies (dat men lijdt) , het kwijtraken 2. dat wat men kwijtraakt, nadeel, schade Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verlies , verluús , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, - , - , verlies , VB: Neet tiënge ze verluús kênne. VB: Sjoenen tepiet, meh waol verluús draon, de blomme koëme neet opèin oét. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verlies , verleês , verlees , zelfstandig naamwoord
, verleze , verleeske , verlies Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
verlies , verlees , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, verleêze , verlies; verluuësafval Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
verlies , verluu~s
, verlies Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |