Woord: verlichten
verlichten , verleegte
, verlichten, beschijnen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verlichten , verlichten , [werkwoord]
, 1 van licht voorzien. ‘t Haile hoes was verlicht.; 2 verlichting. Elektrise verlichten.; 3 minder zwaar maken. Zörgen verlichten.; 4 verlichting. Dat gaf vot al n beetje verlichten van pien. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verlichten , verlichten , verlochten , zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook verlochten (Zuidwest-Drenthe) = verlichten, lenigen Ik zal je even helpen met dat bien en preberen de pien wat te verlichten (Emm), Ik kan oe het wark wel wat verlichten (Eli), Ik zal het oe wat verlichten gemakkelijker maken (Flu). Voor verlichten licht geven etc. z. bij verlochten Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verlichten , verlochten , verlichten, verlechten , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook verlichten (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), verlechten (Zuidoost-Drents veengebied, Scho) = 1. verlichten, licht maken of geven Ze willen het heile dörp verlichten (Row), Je moet die hoouk wat beter verlochten (Bal), Aj èven wacht, za’k oe het pad verlochten mit een zaklanteern (Mep), Met Zudenveldtentoonstelling gaot wij de toenen weer verlichten (Odo), Die lamp verlocht, ...verlicht de hiele deel (Sle) 2. door licht beschadigd worden (Zuidoost-Drents veengebied) Boukweite, die kan mit onweer verlechten (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verlichten , verlichten
, verlichten Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
verlichten , verlochten , werkwoord
, verlichten, van licht voorzien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verlichten , verlichten , verlochten , werkwoord
, verlichten, minder zwaar maken, bijv. de piene wat verlichten bijv. door iemand in een gemakkelijker houding te leggen, aspirine te geven enz.. Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verlichten , verleechte , werkwoord
, verleechde, verleech , verlichten , (helder maken) verleechte VB: Sjnaas verleech de maon de êrd. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verlichten , verlichte , werkwoord
, verlichde, verlich , verlichten , (minder zwaar maken) verlichte VB: Es v'r ôs oonderèin hélpe kêns v'r ôs laste verlichte. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verlichten , verluchte , zich verluchte , wederkerend werkwoord
, verluchde, verluch , vertillen , (zich vertillen) zich verluchte VB: Mêt dè groete klaw op te luchte hèt 't zich verluch. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verlichten , verleechte
, verleechtj, verleechdje, verleechtj , verlichten , Eine good verleechdje waeg. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
verlichten , verleechte , werkwoord
, verleechtj, verleechtjdje, verleechdj , verlichten Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |