Woord: vergeefs
vergeefs , vergeefs , vergees
, om niet, kosteloos, te geef; hij dut (of: dait) dat vergeefs = hij doet dat zonder belooning te ontvangen. Aangeboden te Groningen: “10 fijne vette harings 10 cts, zoolang de voorraad strekt 15 ansjovissen vergeefs er bij.” (1872). Ook: zonder dat het last veroorzaakt: dat goud ken doar vergeefs hangen (te drogen, enz.), zooveel als: dat goed hindert daar niemand. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
vergeefs , vergees , veurgees
, zie: vergeefs. Ook = vergeefsch; ’t is vergeese muite (moeite); ’n vergeese loop, rais, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
vergeefs , vergeefs* , vergees
, klinkt meestal: vergees; vergel. Nederlandsch “te geef.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
vergeefs , vergaefs
, te vergeefsch. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
vergeefs , vergees , [bijvoeglijk naamwoord]
, 1 vergeefs. Hai het ter vergees op wacht.; 2 om niet. Ik heb ‘t vergees kregen. Spr. Vergees is dood = naimand is n aandermans dainer vergees.; 3 zonder hinder. Doe kinst doar vergees stoan. Ik kin ‘t vergees mitnemen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
vergeefs , vergees
, 1. gratis, om niet 2. tevergeefs Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
vergeefs , vergaes
, tevergeefs. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
vergeefs , vergeefs , vergees, veurgees , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook vergees (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe), veurgees (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe) = 1. tevergeefs Veur een gift veur een kinderfeest kom ie hier nooit vergeefs (Odo), De muite was vergees (Erf), Wai hebben vergeefs op jou waacht (Pei), Dat is vergees ewest (Ruw) 2. gratis, voor niets Ik heb dat boek vergees kregen (Sle), Dat kuj vergeefs van mij kriegen (Zwe), Zien taok is der op toou te zeein dat er gieneein vergees inkomp (Eex), Zo’n reuzenrad, ik wol er vergees neit in voor geen geld (Pei), Dat kriej der vergeefs bij (Rol) *Vergees geeit de zun op (And) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vergeefs , vergeefs , vergees
, vergeefs. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: vergees Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
vergeefs , vergees , vergeefs , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, 1. vergeefs: vruchteloos, zonder resultaat 2. gratis, bijv. in De melkboer gaf de belonnen vergees Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
vergeefs , vergès , bijvoeglijk naamwoord
, vergeefs , VB: vergèse meujte doén. VB: Gaank dao mer neet ebaon, de gèis vergès.; tevergeefs vergès Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
vergeefs , vergèèfs , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, vergeefs. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
vergeefs , vergaefs
, tevergeefs , Vergaefse meute doon. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
vergeefs , vergaefs , bijvoeglijk naamwoord
, vergaefse , vergeefs Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
vergeefs , vergaefs , bijwoord
, vergeefs Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
vergeefs , vergefs
, vergeefs Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |