Woord: verdrag
verdrag , verdraag
, verdrag, contract. Ein goud verdraag mit zien vrouw hebbe, zich goed met zijn vrouw verstaan. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verdrag , vedrag
, (op zijn) gemak. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
verdrag , verdrag , 0
, verdragen , 1. verdrag Zie hadden een verdrag sleuten, mor hie huul zuk er niet an (Sle) 2. (kk), in met verdrag weloverwogen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verdrag , verdrag , zelfstandig naamwoord
, et 1. verdrag 2. in mit verdrag rustig, verstandig (te werk gaand) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verdrag , verdraâg , verdraag , zelfstandig naamwoord
, verdrage , verdraegske , verdrag Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
verdrag , verdraag
, verdrag Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |