Woord: veraltereerd
veraltereerd , veraltereerd
, ontsteld, ontroerd, onthutst, ook Oostfr., Gron. veralterijrd. ’t Fransche alteré = ontroeren, ontstellen, waarvan ons basterdw. altereeren = verschrikken, ontroeren, ontstellen, en: alteratie = ontsteltenis, schrik, ontroering. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
veraltereerd , veralterijrd
, (veraltereerd) = ontsteld, ontroerd, onthutst: “Nou ’k mout joe eerleks zeggen, dat ik d’r eerst ook van veraltereird was.” Drentsch, Oostfriesch veraltereerd. ’t Fransche alteré, waarvan ook het basterdwoord altereeren = verschrikken, ontstellen. Hier is alleen het deelwoord in gebruik. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
veraltereerd , [ontroerd, ontsteld] , veraltereerd , veralterieerd
, Van streek, verslagen. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
veraltereerd , veraltereerd
, verbaasd. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
veraltereerd , veraltereerd
, van de wijs door plotselinge gebeurtenis Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
veraltereerd , veraldereerd
, verbouwereerd, in de war. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
veraltereerd , veraltereerd
, verbouwereerd, in de war. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
veraltereerd , veraltereerd , veraldereerd , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, Ook veraldereerd = verbouwereerd, verbijsterd Ik schrök, ik was er veraltereerd van (Emm), Hij was aolmaol veraldereerd deur de braand (Ros) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
veraltereerd , veraldereerd , veraltereerd
, verbouwereerd Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
veraltereerd , veraltereerd
, verbouwereerd. Ik wazze zo veraltereerd, ik bin nog niet helemaole bekomm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
veraltereerd , veraldereerd , verallereerd, veraltereerd , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, uit z’n evenwicht: door schrik, verbazing, drukte, de kluts kwijt, overstuur Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
veraltereerd , veraldereerd , veraltereerd , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, verbouwereerd, overstuur. Zie ook: aoverstuur, van de kaok, zie: kaok. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
veraltereerd , veraltereerd , bijvoeglijk naamwoord
, En ze troonde den dokter mee naor d'r huis en d'r kneveltje stond overeind van veraltereerdheid... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’De nuuwe dokter’; feuilleton in 4 afl. in NTC 27-1-1940 – 17-2-1940); Henk van Rijen - verschrokken, beroerd, bewogen; WNT VERALTEREERD - bijvoeglijk naamwoord van zijn stuk gebracht, verbouwereerd, verschrikt, ontroerd. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |