elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: Uilenspiegel 

Uilenspiegel  , Uulespeegel , Uilenspiegel.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
uilenspiegel , oelenspaigel , [zelfstandig naamwoord] , 1 Uilenspiegel. Minsen maggen mie nait lieden, zee Oelenspaigel, moar ik heb ‘t ter ook noar moakt.; 2 grappenmaker.; 3 iem. die wat wil uitvoeren, maar er niet toe komt, net as Oelenspaigel dij vlaigen wol. Oelenspaigeln = grappen maken; anderen voor de gek houden. || kurendriever
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Uilenspiegel , Uulesjpeigel , Tijl Uilenspiegel.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
Uilenspiegel , Uilenspiegel , Woorden die beginnen met een ui worden in het Biks uitgesproken als de ö van löss. Ze zijn daarom in deze woordenlijst opgenomen onder de o. Dientengevolge komt de u er bekaaid af. Aan de andere kant geeft dat de ruimte om enkele regels te wijden aan de volksheld Tijl Uilenspiegel. Niet dat hij ooit tot de Bikse ingezetenen behoorde, maar zijn geest waart er stellig rond. Zo horen de forsgebouwde bakker Gust en wijlen zijn vader Kees ongetwijfeld tot zijn verwanten. Niet voor niets werd Uilenspiegel ter eer twee keer een grandioos openluchtspel opgevoerd (1950 en 1959) maar kreeg hij ook een beeldje in de Koestraat. Veel wijze (?) spreuken worden aan hem toegeschreven. Waor ’t ròkt is ’t wèèrm, zeej-t-ie, en hij bluste ’ne pèrdsmop. En hij zeej òk: De minse moete me nie, mar ik hègget ’r no gemokt. Dè’s êên! zeej-t-ie, en hij gooide z’n moeder de trap af. ’n Ongeluk kòmt nòòt allêên, zeej-t-ie, en hij brak tweej bêên.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
uilenspiegel , oelenspiegel , 0 , schelm, guit Dat is een mooie oelenspeigel. Hij dut net asof, man hij is wal goud bie (Bco)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
uilenspiegel , oelespiegel , ulespiegel, ulenspiegel , zelfstandig naamwoord , de 1. uilenspiegel, schelm 2. flapdrol, vent die niks kan, doet
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
uilenspiegel , ulespegel , zelfstandig naamwoord, mannelijk , persoon, schalks
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal