Woord: tuiter
tuiter , toetert
, (Woltersum); die schreit, huilt; ook: rund dat loeit of bulkt. Zie: toeten 2. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
tuiter , taitert
, Van iets dat hoog en rank is, bv. van zulk een’ toren zegt men ’t is ’n lange taitert. Vgl. taitêrg, en: tuitelig. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
tuiter , toeter
, zanikker. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
tuiter , tütter
, wulp Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tuiter , taaiterd , tòiterd , [zelfstandig naamwoord]
, wat hoog en rank is. Ze hebben doar zo’n laange taaiterd van n toorn. || tòiterd Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
tuiter , tuter , tuder , [zelfstandig naamwoord]
, ook: tuder (Hogeland) =naam van verschillende moeras- en wadvogels; de strandloper, de wulp, de wilster en de kluun. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
tuiter , tuter , 0
, tuters , (bijent.) = bijenkoningin, die een bepaald geluid maakt In de bijenwereld spreke wij van tuter en kwaker. Veurdat een zwörm ofvlög, maakt de moer een tutend geluud. De nog niet geboren jonge moer döt eigenlijk hetzelfde, dit kuunj dan heuren as kwa, kwa (Hav), z. ook bij tuut III Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tuiter , tuter , tuterd , 0
, tuters , (Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe) = klap Ik gaf hum een flik an de oren, mor kreeg een beste tuter weerumme (Pes) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tuiter , tuter , zelfstandig naamwoord
, de; tuitlampje Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tuiter , tuter , zelfstandig naamwoord
, grutto. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |