elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tandvlees 

tandvlees , tandvlees , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. – Bij timmerlieden. De ruigte die aan ruwbewerkt hout blijft zitten en die later afgestoken en bijgewerkt moet worden. || Je moete dat tandvlees wat uit de sponning steken. Er zit nog tandvlees an dat wiel. – Ook elders in een dergelijke zin. || Deze karbeels worden ook met pennen en schuine borsten bewerkt, welke borsten gewoonlijk aan de buitenzijde 5 strepen buiten het werk uitkomen, het welk men dan tandvleesch noemt, HARTE, Molenb. 16 a.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
tandvlees  , tandvleis , Op zien tandvleis loupe, door de zolen van zijn schoenen zijn.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tandvlees , tanjtvleisj , mannelijk , tandvlees.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
tandvlees , taandvleis , tandvlees.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
tandvlees , tandvleis , 0 , tandvlees Het taandvleis was ontsteuken (Odo), Aj zoere appels èet, daor kan het tandvleis van ontsteuken wurden (Koe)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tandvlees , tandvleis , taandvleis , (Kampen) tandvlees. Ook: taandvleis (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
tandvlees , tanevleis , taandvleis , zelfstandig naamwoord , et; tandvlees, nl. het zachte weefsel waar de tanden en kiezen in staan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
tandvlees , tandvleis , zelfstandig naamwoord , tandvlees.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal