Woord: strontaap
strontaap , strôntaap
, kwajongen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
strontaap , strontoap , strontzak , [zelfstandig naamwoord]
, vent van niets, wijsneus. Zo ook: n strontwicht. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
strontaap , strontaap , strontjong , 0
, (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied). Ook strontjong (Zuidwest-Drenthe, zuid) = jongen die het beter meent te weten Strontaap, hol joe stille! (Eri) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |