elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: strijdig 

strijdig , [onvriendelijk] , strijig , tegensprekerig, onvriendelijk. - En strijige vent. - Verg. strijen, tegenspreken, bij v. Schothorst.
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
strijdig  , striejig , tegenstrijdig.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
strijdig , striedeg , [bijvoeglijk naamwoord] , strijdig.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
strijdig , stroidig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. Tegenstrijdig, wispelturig. | Ze benne deer puur stroidig in de weer. 2. Onbestendig sterk wisselend. | ’t Weer is puur stroidig.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
strijdig , striejig , strijdig
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal