elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: spons 

spons , [zwam] , sponze , vrouwelijk , spons, zwam.
Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents
spons , spünze , vrouwelijk , spons, zwam.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
spons , spōnsie , spons; Oostfriesch sponsje, Kil. spongie, Latijn spongia.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
spons  , spôns , spons, spunske
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
spons , spoons , mannelijk , spöönze , spöönsien , spons
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
spons , spons , [zelfstandig naamwoord] , sponsdeus, sponzen, enz. Hai veegt mit de spons van Bloanus = ‘t valt hem erg tegen; hij krijgt niets. Blanus was direkteur van een paardespel. Hij stond er voor met een spons in de hand: zo als het water uit deze spons loopt, zo hard loopt het volk mijn circus in. (Justus van Maurik.) Ook in Groningen was Bloanus zeer in trek bij ‘t vòlk oet loug en Stad.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
spons , spoons , zelfstandig naamwoord, mannelijk , spoonzn , spuensken , spons
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
spons , sjpóns , vrouwelijk , sjpónse , sjpunske , spons.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
spons , spons , sponze , 0 , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook sponze (Zuidwest-Drenthe, veengebieden Oost-Drenthe) = spons Mit de sponze allennig krigst doe dat nich schone; doe hest ok een zeem neudig (Bov), Het sponsien veur het lotterein (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spons , spons , spons
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
spons , spunsien , sponsje.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
spons , spoonze , zelfstandig naamwoord , de; spons (waarmee men wast, veegt); spoonze en leer spons en zeemlap
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
spons , spôôñs , zelfstandig naamwoord , spôôñze , spôôñsie , spons
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
spons , sjpoons , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjpoonze , sjpeunske , spons , Zw: Dat broed ês zjus sjpoons, neet te ëte.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
spons , sponze , zelfstandig naamwoord , spunsien , spons.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
spons , spoens , 1. spons; 2. pokdalig mens (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
spons , spóns , mannelijk , spónze , spunske , spons
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
spons , spôns , spoons , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , spônze/spoonze , spûnske , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); spons
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal