elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: smeden 

smeden , sméën , zwak werkwoord , smeden.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
smeden  , smeje , smeden.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
smeden , smiên , [smīeñ] , werkwoord , smeden
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
smeden , smeden , smederij , [werkwoord] , [smeden]
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
smeden , smeen , zwak werkwoord , smeden
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
smeden , smeje , smeden Ge mot ’t iêzer smeje n as ’t heët is Je moet het ijzer smeden als het heet is.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
smeden , sjmeie , werkwoord , sjmeide, haet of is gesjmeit , smeden.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
smeden , smeden , smeen , zwak werkwoord, overgankelijk , Ook smeen (Zuidwest-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) = smeden De smid was drok an het smeden, de vonken sprungen in ’t ronde (Oos), IJ moet het iezer smeden as het heeit is (Eex), Zij bint an het plannegies smeen (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
smeden , smeejen , smeden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
smeden , smeden , werkwoord , smeden
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
smeden , sjmèje , werkwoord , sjmèjde, gesjmèjd , smeden , VB: De hoofiézers môste ieder zelf gesjmèjd wërde, noé kriége ze ze vêrdig oét de febrik.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
smeden , smeeje , smeden
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
smeden , smeje , smeetj, smeedje, gesmeedj , smeden
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
smeden , smeje , werkwoord , smeetj, smeetjdje, gesmeedj , smeden
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
smeden , smeeje , smieëje , werkwoord , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); smeden
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
smeden , smeeje , zwak werkwoord , smeden; Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - smid, smid, smeej; as de duuvel komt dan moete meej (D'16) - versje, wsch. gebaseerd op de omstandigheden in een smederij; B smeeje - smeedde - gesmeed; ik smeej, gij/hij smeedt; Goem. SMEDEN – sməje wkw (smé:də, gəsmejə)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal