Woord: slalip
slalip , slaailip
, scheldnaam voor iemand die een lange lip heeft. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
slalip , slaôjlip , vrouwelijk
, pruillip. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
slalip , slaolippe , zelfstandig naamwoord
, scheldwoord voor iemand die niet erg goochem is. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
slalip , [onnozel persoon] , slaajlup , mannelijk
, onnozel persoon, van wie de uitspraken nauwelijks hout snijden Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |