elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: slagkar 

slagkar  , slaagker , kipkar.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
slagkar , slagkoare , [zelfstandig naamwoord] , kruikar, waarop de nog natte veenblokjes naar ‘t slag op ‘t zetveld gebracht worden, om daar te drogen; zonder zij- of achterwand.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
slagkar , slagkaar , (ouderwets), kruiwagen bij vervening in gebruik
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
slagkar , sjlaachskar , vrouwelijk , sjlaachskarre , wipkar (grote kar waarvan men de bak door wippen of kippen kan ledigen).
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
slagkar , slaagkár , kiepkár.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
slagkar , slachkaar , opkipbare, tweewielige kar met wat grotere bak; de beide berries liggen tussen de overlangse draagbalken van de bak.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
slagkar , slagkaor , 0 , (veend. Oost-Drenthe) = kruiwagen om turf in een slag te zetten Törf ofleggen gebeurde mit de slagkaore (Nsch), ...slagkrooie (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
slagkar , sjläogker , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjläogkerre , - , kiepkar , VB: Mêt zoe 'n sjläogker kêns te dich vëul wérk sjpaore.; kipkar sjläogker
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
slagkar , [kiepkar] , slaagker , vrouwelijk , kiepkar
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal