elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: sijs 

sijs , siezen , sijsjes, zangvogel.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
sijs , siessien , zie: hachien.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
sijs , siezen , sijsjes.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
sijs  , sies , Enne gooie sies, een goede kerel. Eine alde sies, goede vriend.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
sijs , siesien , sijsje. Zoo glad as ’n siesien.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
sijs , sies , sieske , [zelfstandig naamwoord] , sijsje. Siesies steken (Haren), sieskes vangen mit liemgaren.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
sijs , siesken , zelfstandig naamwoord, onzijdig , sijsje
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
sijs , sies , vrouwelijk , sieze, , sieske , sijs, Carduelis spinus.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
sijs , siesien , sijsien, sies , 0 , siesies , Ook sijsien, sies (be:Eel) = sijsje, Carduelis spinus Haarm hef in zien vleeigkooi tweei siesies (Eex), Hij zingt as een sijsie (Geb), Sies stippen sijsjes vangen met de lijmstok (be:Eel)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
sijs , sieze , zelfstandig naamwoord , de; bep. vogel: sijs
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
sijs , sys , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , syze , syske , sijs , (bep. vogel) sys VB: De syskes woerte vreuger gevange mêt liémroje ién de èlzetek.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
sijs , sieze , zelfstandig naamwoord , sijs.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
sijs , sies , mannelijk , sieze , sieske , 1. sijsje 2. rare snijboon
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
sijs , siês , zelfstandig naamwoord, mannelijk , siêze , siêske , onnozele vent, piemel, sufferd
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
sijs , siêske , siêskes , (verkleinwoord) sijs
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
sijs , sie~s , sijs
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal