elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schrijven 

schrijven , schriven , [werkwoord] , part. schreven , schrijven.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
schrijven , schrîven , sterk werkwoord , schrijven; en schrîvens, een geschreven stuk.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
schrijven , schrieven , schrijven; hij het zien noam d’r op schreven = hij heeft op de landerijen, die verkocht zullen worden, het oog, hij is zoodanig liefhebber, dat hij er tot elken prijs eigenaar van wil worden; (= schrijven, wederkeerend gebruikt), voor: heeten; “hou hait hai?nou, hai schrift hōm Bakker”, zooveel als: zijn familienaam weet ik, meer niet.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
schrijven , schrievĕn , schrijven.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
schrijven  , schrieve , schrijven.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
schrijven , schriiven , schreef, eschriieven; ik schriive, dů schrifst, hei schrif, wi, i, zei schriift , schrijven
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schrijven , schrieven , [werkwoord] , Ik schrief, doe schrifst, hai schrift; ik schreef, heb schreven. , 1 schrijven. Schreven schrift, tegenover drukletters; hai kin gain schreven schrift lezen. Dij blieven wil mout schrieven = die zijn zaak in stand houden wil, moet boekhouden. Ook: dij schrift, dij blift. Ons dòkter kin best schrieven = maakt hoge rekeningen. ‘t Kwam in òrder noa hail wat schrieven en vrieven. Hai het zien noam der op schreven = als dat aan de koop komt, wil hij het tot elke prijs hebben. Woar schrift dat bouk over?; 2 zok schrieven = zich schrijven. Hai schrift zok Van der Aark = hij heet v. d. A.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schrijven , skriewn , zelfstandig naamwoord, onzijdig , schriftelijk bericht
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
schrijven , skriewn , sterk werkwoord , 3e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: skrif, 1e persoon enkelvoud verleden tijd: skreef , schrijven. Zik loatn skriewn, heten, volgens de Burgl. Stand
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
schrijven , skriewn , zwak werkwoord , de veenkoek in turven verdelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
schrijven , schriêve , heten Hoe schriefde gej? Hoe heet je?
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
schrijven , sjrieve , werkwoord , sjreef, haet of is gesjreeve , schrijven. Wie sjrifste dich: hoe heet jij?
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
schrijven , sjrieves , onzijdig , schrijven, brief, geschrift. Ich höb ẹ sjrieves gekreege: ik heb een brief gekregen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
schrijven , sjrie:ve , schrijven; ze hi méj énne brief gesjrivve “ze heeft mij een brief geschreven”.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
schrijven , schriem , schreef, eschreem , schrijven.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
schrijven , schrieven , sterk werkwoord, (on)overgankelijk , 1. schrijven Zij hef hum nog ienmaol eschreven en toen was het uut (Hgv), Zo is het, donk mij, wel goed eschreven (Bro), Hij hef mie het op een stukkien papier schreven genoteerd (Bov), Die pen wil niet schrieven je kunt er niet mee schrijven (Sle), Die man, ie kunt er wel een boek aover schrieven (Hol), (zelfst.) Hij hef een mooie haand van schrieven (Eli) 2. (wederk.) heten (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe) Ze nuumt hum Buterhaine, mar hij schrif zuk Mensen (Klv) 3. stuiptrekken van een bijna dood dier (Zuidwest-Drents veengebied) Hij trekt nog wat, hij is an het schrieven (Klv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schrijven , schrijven , heten. hoe schrijfde gij?, hoe heet je? zie ook van.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schrijven , skrîêven , skref, skreef, skreven, eskreven , schrijven
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schrijven , schrievm , ik schrieve / schreve; iej schrief / schreevm; hie schrif / schreef; wie schrief / schreevm , schrijven. Waorumme schreevm ieluu nooit? Ik heb ’m is eschreevm.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
schrijven , schriive , schrijven , Sjónge, jónge, gi moet toch 's wa bèèter liire schriive, zó'iet kan niemes lèèze. Sjonge, jongen, jij moet toch eens wat beter leren schrijven, zoiets kan niemand lezen.
Schrii’vet mér óp uwwen bûik, dan kun’det meej’jew hèm ûtvèège. Schrijf het maar op je buik, dan kun je het met je hemd uitvegen. Je kunt er naar fluiten.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
schrijven , schrieven , werkwoord , 1. schrijven (van letters, getallen enz.) 2. in letters weergeven, spellen 3. in schrift voorstellen, opschrijven 4. door te schrijven meedelen 5. per brief mededelen, reageren 6. in geschrifte scheppen 7. neerschrijven, noteren 8. geschikt zijn om beschreven te worden 9. geschikt zijn om mee te schrijven
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schrijven , sjriéve , werkwoord , sjrèf, gesjriëve/gesjrève , schrijven , (afw. vormen o.t.t: dich sjryfs, hër sjryf, dier sjryf, geb. wijs mv. sjryf) Zw: Dat sjtèit nuurges gesjriëve: daartoe is men niet verplicht. Zw: Dè sjryf zich get: gezegd van een opschepper Zw: Dat kêns te dich op d'nne näovel sjriéve: daar kun je naar fluiten Zw: 'r Sjryf mêt de versjêt (mêt de reek): hij probeert meer te krijgen dan hem toekomt.; betalen (later betalen) 't op de sjpiégel laote sjriéve (vero.) VB: Sjriéf 't mer op de sjpiégel, ich kaom muerge waol betaole.; heten zich sjriéve (zie 'schrijven') VB: Wie sjryf d'r uch, menier?
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
schrijven , sjriéves , zelfstandig naamwoord, onzijdig , sjriévese , - , schrijven , sjriéves VB: V'r hebbe hûi e sjriéves van de gemejnte krège dat v'r de honsbelasting nog neet betaold hebbe en d'n hoond ês al e jaor kepot.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
schrijven , skrieven , werkwoord , skrif/skref, skreef, eskrö , schrijven.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schrijven , schreijve , schrif, geschrivve , schrijven
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
schrijven , sjrieve , sjrieftj, sjreef, gesjreve , 1. schrijven 2. zich sjrieve = heten , Sjrief eine breef es se kwaod bès: denk eerst na voordat je handelt als je boos bent.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
schrijven , sjrieve , werkwoord , sjri(e)ftj, sjreef, gesjreve , schrijven
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
schrijven , sjrieve , sjrieve, zich , werkwoord , sjri(e)ftj, sjreef, gesjreve , heten; wie sjrieftj dae zich? – hoe heet hij met zijn achternaam, hoe is zijn achternaam? ook heite (Frans: s'écrire – geschreven/gespeld worden, Duits: sich schreiben – heten)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
schrijven , sjrieves , bericht, een schrijven
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
schrijven , schriêve , werkwoord , schrieftj/schriftj, schrieëf/schreef, geschrieëve/geschreve , schrijven
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
schrijven , schriêve , werkwoord , zich -, heten
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
schrijven , schrèève , sterk werkwoord , schrijven; MP gez. Schrèèft et mar op oewen bèùk; dan kundet meej oewen hèmslip ötvèège. Cees Robben - èn saanderendags schrêeve ze... Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - schrêve (ê van Fr. tête); - schrèève - schreef - geschreeve; WBD III.3. 1:306 'schrijven' = idem; Dirk Boutkan (1996)  - (blz. 66) imperatief: schrèft/ schrèèft / schrèèf èè steeds lang; Radio Brabant (24-2-97), programma 'Ons Miet': 'en briefke schrèève... mar ik zèè nie zon schrèèf'; Piet van Beers - Wè mèn betrèft, dan maag de sic(retaoris)/ in ´t Hollaands opnoteere./ Want, Tilburgs schrèève is nie niks,/ daor moete vur gòn leere. (uit: ‘Tilburgs as voertaol...’; www.CuBra, ca. 2005); Lodewijk van de Bredevoort - Ineens ha’k et toch te pakken en kos ik de juffrouw alles vurlezen, wè ons moeder op et briefke ha geschreven, meej die haonepôte van der. Waor die schrèève ha geleerd! (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); Lodewijk van de Bredevoort - Schrève daor vond ik niks aon, ge moest ôk zô dikkels etzelfde woordje, precies tussen twee lijntjes opschrève. Et allerirste woordje weet ik nog, dè waar oom. Ik geleuf dè we’t wel dertig keer tussen twee lijntjes moese schrèève. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); Lodewijk van de Bredevoort - De week erop: ‘Lodewijk, 25 keer je weet wel’. Jao, ik wies et wel, mar schrèève deej ik niemir, ôk nôot mir gedaon. Ik heb ze et hille jaor bewaord, die vèfentwintig, die ik meej menne zotte kop ôot geschreven ha. Hij vergaat gewoon, wietie allemol strafregels liet schrèève, hij strooide er gewoon meej. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006) ; Henriëtte Vunderink - Mar jè, ik kan nie zingen òf spòrten op nievoo/ èn ok gin lieterèère wèèreke schrèèven as Gezelle. (uit: ‘As...’, in: kzal van oe blèève haawe, 2007); schrêef - schreef; verleden tijd van schrèève
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
schrijven , schrie~ve , schraef – geschraeve , schrijven
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal