elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schranzen

schranzen , schransen , werkwoord , gulzig, onmatig of sterk eten. , Er was veel te - . Zij hadden er geschranst.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
schranzen , [gulzig eten] , schranzen , intransitief werkwoord , graag en gulzig eten. Ze kunnen goed schranzen, hij is een fiksche schranzer. Het is een lust om te zien, als een gezelschap bovenlandsche arbeiders in den hooitijd aan een goed gesausden schotel met graauwe erwten en spek zit te schranzen.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
schranzen , [beschadigen] , schranzen , intransitief werkwoord , krabben, krassen, beschadigen. Gladde meubelstukken uit onachtzaamheid of met opzet beschranzen, met scherpe nagels op de gladde tafel schranzen, dat mooie kabinet onlangs nog zoo zuiver en glad is nu door het herhaaldelijk schranzen en krassen geheel ontglansd en beschadigd. Met een scherp voorwerp op de lei schranzen.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
schranzen , schranzen , zwak werkwoord, intransitief , Krassen krijgen, met een scherp voorwerp beschadigd worden; van gladde oppervlakten. || Wat is die kast bij ’et verhuizen ’eschransd. Leg ’en kleedje onder die bloempot, aârs schranst de verf zo. – Soms ook transitief Bekrassen. || Pas op mit dat scherpe ding, dat je de tafel niet schranze (schranst). – In Gron. kent men schransen in de zin van schrapen, woekeren (MOLEMA 372 a), en ook Oost-Fri. schrantsen, schransen, betekent schrapen, naar zich toehalen (KOOLMAN 3, 144 b). KIL. vermeldt het woord in de bet. breken, verscheuren, en brengt deze in verband met die van gretig eten, zich te goed doen, smullen, in welke bet. schranzen (schransen) thans algem. gebruikelijk is; ook heeft hij: “schrantse, vetus fractio, comminutio, ruptura, scissura”. Vgl. verder Mhd. schranz, spleet, breuk. – Zie schrans en schranzerig.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
schranzen , schranse , smullen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
schranzen , schraonsen , schransen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schranzen , skranse , werkwoord , Schrabben, krassen, met een scherp voorwerp beschadigen of beschadigd worden.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
schranzen , sjranse , gulzig eten.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
schranzen , schranze , schrokken , Wa kunne die manne toch ónbesnutst ligge te schranze, wór laote z't. Wat kunnen die kinderen toch ontzettend schrokken, hoe kunnen ze het op.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
schranzen , schraansen , werkwoord , 1. schransen 2. piepen, knarsen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schranzen , schraanze , zwak werkwoord , schraanze - schraansde - geschraansd , veel en gretig eten, schransen; Cees Robben - 'dan kunde gij wir schraanze'; WBD III.2.3:8 'schranzen' = schrokken; Leo Heerkens - ik daanste en sjaanste,/ ik fuifde, ik schraanste... (uit 'Ik di't!, in De Mus, Piet Heerkens, 1939); Lechim - De aauwers waren dan bèkaaf,/ De kènder ziek van 't schraansen/ Mar toch ging 's aoues hil de streup/ Wir keken naor 't daànsen. ((Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: 'Vruuger... veul muuger'); Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - SCHRANZEN - hetz. als schransen, gretig eten, verslinden WNT SCHRANSEN - 3) met welbehagen overvloedig eten
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal