Woord: schoolmeester
schoolmeester , schoelmeister
, onderwijzer, zoo meerv. als enkelv. HD. vorm. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
schoolmeester , schoeëlmeister
, schoolmeester. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
schoolmeester , schoulmeester , [zelfstandig naamwoord]
, schoolmeester. Duvel zel schoulmeester wezen, as òlders kinder gliek geven. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
schoolmeester , schoelmester
, (ouderwets), onderwijzer Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
schoolmeester , schoolmeesters
, (ouderwets), aardappelras Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
schoolmeester , sjoolmeister , mannelijk
, sjoolmeistesj , schoolmeester. Hóndert sjoolmeistesj eine goue: honderd schoolmeesters één goede. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
schoolmeester , schoelmeister
, schoolmeester (nu: leraar basisonderwijs). Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
schoolmeester , schoelmister , schoelemister , 0
, Ook schoelemister (Zuidwest-Drenthe, zuid) = onderwijzer De schoelmeister klapt in de haanden, as de schoel angiet (Hav) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
schoolmeester , schoelmeister
, onderwijzer. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
schoolmeester , schoolmisters
, schoolmesters , Hónderd schoolmisters, neege én neegenteg gékke. Honderd schoolmeesters, negen en negentig gekken. Weinig goede schoolmeesters. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
schoolmeester , schoelemeester , schoelmeester, schoelemeister, schoelmeister , zelfstandig naamwoord
, de 1. schoolmeester, onderwijzer 2. schoolmeesterachtig iemand, schoolvos Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
schoolmeester , schoolmêêster , zelfstandig naamwoord
, schoolmêêsters , schoolmêêstertie , onderwijzer Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
schoolmeester , sjaolmèister , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, sjaolmèisters , - , onderwijzer , sjaolmèister Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
schoolmeester , skoelmeester , zelfstandig naamwoord
, onderwijzer, schoolhoofd. De skoelmeester uutangen ‘alles willen regelen’. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
schoolmeester , schólmister
, onderwijzer, schoolmeester Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
schoolmeester , [onderwijzer ] , sjoealmeister , mannelijk
, onderwijzer, zie ook meister, óngerwiezer Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
schoolmeester , schoolmeîster , schoeëlmeîster , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, schoolmeîsters/schoeëlmeîsters , schoolmeîsterke/schoeëlmeîsterke , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); onderwijzer Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |