Woord: sakkeren
sakkeren , sakkere
, hevig uitvallen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
sakkeren , sakkere
, boos praten, vloeken. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
sakkeren , sakkere
, sakkerde, haet gesakkert , razen, uitvaren, vloeken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, vloeken, foeteren. Daarvan afgeleid zijn bastaardvloeken als sakkerju, sakkerjèn, sakkerdome. Sakkerdie kan ook in positieve zin gebruikt worden. Sakkerdie! Wè ist toch schoon weer! Het woord is ontleend aan het Franse sacré dieu, wat heilige God betekent. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, vloeken, Sakkerse vèènt dagge zèt! * Dr. F.P.H. Prick van Wely, Kramer’s Frans woordenboek: sacrer: vloeken, razen. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
sakkeren , sakkere
, mopperen , Aalté is'sie ôn't sakkere, de mopperkónt dé't is, niemes lûstert nog. Steeds is hij aan het mopperen, de mopperaar dat het is, niemand luistert nog. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, sakker, sakkerde, gesakkerd , kankeren Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, sakkerde, gesakkerd , vloeken Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
sakkeren , sakkere
, mopperen Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
sakkeren , sakkere
, (M) mopperen, zeuren Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, vloeken (Eindhoven en Kempenland; West-Brabant; Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
sakkeren , sakkere
, sakkertj, sakkerdje, gesakkerdj , vloeken, foeteren Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
sakkeren , sakkere , werkwoord
, razen, vloeken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
sakkeren , sakkere , zwak werkwoord
, Kubke Kladder (Pierre van Beek) – Hij was zô kwaod as 't aachterste end van den duvel. Vergimme wè sakkerde-n-ie: hij was mee ginnen riek mir te voeieren! (uit: Uit 't Klokhuis van Brabant, Nwe. Tilb. Courant 1929); Piet Heerkens – Die heidenen in et bos/ wie zou d'r nie op sakkere,/ sakkere,/ die heidenen in et bos/ ze jakkeren over et mos. (uit: ‘In et bos’, in De kinkenduut, 1940); Jan Jaansen (Piet Heerkens) – Er wier gevloekt en gesakkerd en gegild en de kender begosse van louter plezier kopje te duikelen over de natte waai. (uit ‘De nuuwe dokter’, Nwe. Tilb. Courant, 1940); Frans Verbunt - foeteren, vloeken; WBD III.3.1:273 'sakkeren' = vloeken; WNT SAKKEREN - vloeken, foeteren; Jan Naaijkens - Dès Biks (1992) - sakkere ww - vloeken, foeteren; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - SAKKEREN - vloeken Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |