Woord: rijder
rijder , ridder, en - , [zelfstandig naamwoord]
, een gouden rijder (f14,-). Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
rijder , rieder
, zie: diktun. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
rijder , reier
, rijdende artillerie. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
rijder , rieder , [zelfstandig naamwoord]
, de gouden of zilveren rijder. || munt Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rijder , raaier , zelfstandig naamwoord
, in de combinatie rooie raaier, ruis- of rietvoorn. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
rijder , rieder , 0
, rieders , rijder Bij het hardlopen gaven zuk een boel bekende rieders op (Nor) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
rijder , riejer
, rijder. In zien jonge jaorn is ’t altied ’n goeie riejer ewes. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
rijder , rieder , zelfstandig naamwoord
, de 1. schaatser 2. in goolden rieder bep. munt: gouden rijder Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
rijder , ryjer , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, ryjers , - , rijder , VB: De mejoor van de sjöttery ês 'nne goje ryer.; ruiter ryjer VB: De majoor van de sjöttery ês 'nne goje ryjer. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
rijder , rijer
, rammelaar, mannetjeskonijn. zie ook “rammelèèr”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
rijder , rijer , zelfstandig naamwoord
, mannelijk konijn (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |