Woord: pronkappel
pronkappel , brônkappel
, pompoen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
pronkappel , pronkappel , 0
, (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe) = kalebas Wat hebt ze daor bij Jans mooie pronkappels in het hoffien (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pronkappel , pronkappel
, sierkalebas. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
pronkappel , prónkappel
, kalebassen , De prónkappel kunne we wél wèggóóje want ze zén tenaacht geliik bevrórre. De kalebassen kunnen we wel weggooien want ze zijn vannacht helemaal bevroren. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
pronkappel , pronkappel , zelfstandig naamwoord
, de; pronkappel, (sier)kalebas Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pronkappel , prônkappel
, 1. kalebas; 2. sierappel Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
pronkappel , prónkappel , brónkappel , mannelijk
, 1. sierappel 2. sierfruit, bestaande uit kleine pompoenen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pronkappel , prónkappel , zelfstandig naamwoord
, prónkappels , prónkeppelke , 1. sierappel (Malus pumila) 2. deftige dame Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |