Woord: proever
proever , pruver
, dronkaard, een misbruikmaker van sterken drank. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
proever , preuver
, dronkaard, men zegt: hi hef weer epreufd! hij heeft weer teveel gehad. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
proever , [iemand die proeft; dronkaard] , prö̂ver , mannelijk
, prö̂vers , dronkaard. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
proever , preuver
, drinker. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
proever , pröuver , mannelijk
, drinkebroer Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
proever , pruverd , mannelijk
, drinker ’ne Stille pruverd Een stille drinker (= thuisdrinker). Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
proever , pruivert , mannelijk
, pruivesj , pruiverke , proever. Dat is ’ne richtige pruivert: hij lust hem graag. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
proever , pruver , 0
, pruvers , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Var. als bij pruven = 1. iem. die aan een borrel nipt Een preuver is ene die met hele kleine slokkies drinkt (Hijk) 2. stiekeme drinker (Zuidwest-Drenthe, zuid) Dat is een pruver, die pakt nog wel ies stiekum een slokkie (Geb) 3. iem. die graag drinkt (Zuidwest-Drenthe, noord) Een pruver is iene, die drok is op een burrel (Wsv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
proever , pruver , pruuiver, preuver , zelfstandig naamwoord
, de 1. iemand die door te proeven de smaak ervaart 2. iemand die met lange tanden eet, kind dat niet opschiet bij het eten 3. iemand die aan een borrel nipt, die een borrel langzaam drinkt 4. iemand die graag sterkedrank gebruikt; ook: die heimelijk sterkedrank gebruikt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
proever , pruverd , zelfstandig naamwoord
, 1. iemand die graag wat lust. IJ is een läkkere pruverd; 2. dronkaard (verouderd). Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
proever , preuver , preuverd, pruverd
, dronkelap. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
proever , pruuver , zelfstandig naamwoord
, drinker (van alcoholische drank); Cees Robben – aauwe pruuverkes (19710319); Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - tis ene gòdminnende pruuver (D'16) (pruuver = wie geregeld alcohol drinkt; Frans Verbunt – ne goeje wèèver is ok ene goeje pruuver; Buuk pruuver - jeneverdrinker; A.P. de Bont – zelfstandig naamwoord m. 'pruver' - proever, hij die geregeld veel borrels drinkt drinkebroer; WNT PROEVER (II) 5) hij die (te veel) sterken drank proeft; dronkaard Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |