elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: prakkesatie

prakkesatie , prakkesaosies , overdenkingen om iets te vinden, Gron. prakkezoatsies.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
prakkesatie , prakkezoatsie , zie: prakkezijêrn.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
prakkesatie , prakkezasies , overpeinzingen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
prakkesatie , prakkezaosie , vrouwelijk , bedenksel, gepeins. Ne raare prakkezaosie: een gek bedenksel. In de prakkezaosie: in gepeins
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
prakkesatie , prakkezoatsie , [zelfstandig naamwoord] , ook: prakkerzoatsje (Westerkwartier) =gepeins; hai het veul prakkezoatsies = veel hoofdbrekens. Hai zit vol prakkezoatsies = 1. hij is in zichzelf gekeerd; 2. hij bedenkt steeds wat anders.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
prakkesatie , prakkesásie , zelfstandig naamwoord , Afleiding van prakkezeren. Vgl. Fries prakkesaesjé. Zegswijze deer is gien prakkesasie over! geen denken aan!
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
prakkesatie , prakkezaase , klemtoon op -zaase , vrouwelijk , prakkezaases , gepieker.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
prakkesatie , prakkezoasies , zorgen.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
prakkesatie , prakkezaotsies , prakkezaosies , zelfstandig naamwoord, meervoud , gepieker, zorgelijke gedachten Hij hef altied van die zwaore prakkezaosies (Zdw), Ik heb een boel prakkezaotsies an de kop (Vtm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
prakkesatie , prakkezaosie , 1. gepeins; 2. zorg
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
prakkesatie , prakkezaosies , gedachten. Wat hebbe wie ’n prakkezaosies ehad.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
prakkesatie , prakkesaosie , zelfstandig naamwoord , de; het prakkezeren, het piekeren, de overpeinzing
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
prakkesatie , prakkezäosie , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , - , - , gepieker , VB: 'nne Mêns hèt 'n gaanse prakkezäosie es de joûnges op sjtap zién.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
prakkesatie , [gepieker] , prakkezasie , vrouwelijk , gepieker , Die zaak vreugtj nog hieël get prakkezasie: dat is een ingewikkelde zaak.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
prakkesatie , prakkezaosie , zelfstandig naamwoord , Henk van Rijen –  zorg, bekommernis; WNT PRAKKEZATIE - overpeinzing
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal