Woord: pottenbakker
pottenbakker , pottebaaier , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Een soort van gebakken knikker met een eigenaardige zwarte kleur, die het gevolg is van het liggen in slijk en nat. De pottebaaiers zijn gewoonlijk niet zeer hard en daarom bij de jongens niet gezien. – Elders heet een uit kleiaarde gebakken knikkersoort pottebakker; zo b.v. in Z.-Holl., Gelderl. (DE JAGER, Taalk. Magaz. 1, 320) en Ned.-Limb. (SCHUERMANS 503); zie ook Ned. Wdb. II, 891 op bakker(d). Hoe echter pottebaaier met pottebakker zou kunnen samenhangen is niet duidelijk. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
pottenbakker , potbekker
, pottenbakker. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
pottenbakker , pòddebakker , [zelfstandig naamwoord]
, pottebakker. Pòddebakkersriege, straat in Stad. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pottenbakker , pottebakker , porrebakker , 0
, (Zuidwest-Drenthe). Ook porrebakker (Veenkoloniën) = slecht soort knikker, van klei Een pottebakker is niet hielemaole rond (Dwi), Een haandgebakken knikker is een porrebakker (Ros) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pottenbakker , pottebakker , poddebakker , zelfstandig naamwoord
, de 1. pottenbakker: bep. kleine knikker 2. iemand die het pottenbakkersbedrijf uitoefent Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pottenbakker , pottebakker , zelfstandig naamwoord
, pottebakkers , pottebakkertie , [O] knikker van gebakken klei Zie pottekakker Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
pottenbakker , pottebakker , zelfstandig naamwoord
, uit klei gebakken knikker (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
pottenbakker , [pottenbakker] , pottebekker , mannelijk
, pottenbakker Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |