Woord: pats
pats , bats
, als tusschenwerpsel voor: plof! om het geluid van een val, slag of stoot na te bootsen, vooral bij het neervallen van een voorwerp; bats doar lagge! = plof, daar lag hij! Hiervan maakte men een werkwoord batsen = kwakken, nedersmakken, tegen den grond smijten: bats ’t doar moar hen = smak het daar maar neer. – Van het oude batten = slaan; Angel-Saksisch, Engelsch bat, batte, Iersch batta, Fransch baton, van het Celtische baeddu = slaan. – Oostfriesch battse = oorveeg; Nedersaksisch bats = slag, stoot; batsche, een voorwerp om er mee te slaan; handbatsche = handplak; oorbatsche = oorveeg, ook Holsteinsch. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pats , pats!
, bats! (zie aldaar): “luit ze de koffiemullen die ze tusschen de bijnen har, pats! op de grond vallen.ˮ Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pats , bats*
, 1 Hoogduitsch “patsch!” en “patschen.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
pats , pats
, muts. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
pats , pats
, slag. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
pats , patsj
, klanknabootsing pats Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
pats , paatsj , mannelijk
, paatsje , peaetsjke , verwend kind; aansteller. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
pats , pats
, platte kieps zoonder klep. (WLD III 1.3, 165) Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
pats , [klap, dreun] , pätse
, klap, dreun. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
pats , pats , 0
, patsen , klap Hij gaf hum een pats um de oren mit de pette (Hol), Ik heb hum een flinke pats verkocht (Die), (tw.) Pats, door lag e (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pats , bats , baats , tussenwerpsel
, pats, bijv. Bats! Daor leit hi’j! Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pats , batsj , tussenwerpsel
, slag , (in één slag) batsj! VB: batsj , dao laog ich, vuur dat ich 't wis.; baatsj boem baatsj Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
pats , pôtsj , tussenwerpsel
, boem Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
pats , pats , zelfstandig naamwoord
, alpinopet (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
pats , patsj , vrouwelijk
, patsje , petsjke , klap Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pats , [onverwacht] , patsj
, onverwacht , Ich houwdje ’m patsj vuuer zien moel. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pats , paatsj , zelfstandig naamwoord
, paatsje , paetsjke , oorvijg ook ein watsj óm die oeëre Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
pats , paats , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, paatse , klap (in het gezicht) Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |