Woord: paardenknecht
paardenknecht , paersknech
, paardenknecht. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
paardenknecht , paesjknėch , mannelijk
, paesjknėchs , paardeknecht. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
paardenknecht , pérsknèècht
, knecht die met de paarden omgaat en derhalve met het ploegen, eggen e.d. belast is. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
paardenknecht , pèerdeknecht , 0
, paardenknecht, grootknecht, de knecht, die het werk met de paarden deed Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
paardenknecht , paersknecht , zelfstandig naamwoord
, paersknechte , paersknechtje , knecht die zich op de boerderij met de verzorging van de paarden bezig hield Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |