Woord: opzadelen
opzadelen , opzaale
, zadelen van een paard, ook ophitsen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
opzadelen , [zadel opleggen] , opzolten
, opzadelen. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
opzadelen , opzadeln , zwak werkwoord, onovergankelijk
, Var. als bij zadel = 1. zadel opdoen Het peerd opzadeln (Ruw) 2. belasten Weej, wat as ik dèenk? Zie wilt oous der met opzaodeln (Eex), Door moej gien aander met opzadeln, dat moej zölf doen (Wee) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |