elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: onverstandig 

onverstandig , [onwijs] , onverstaandig , als bijw. van versterking: onverstaandig zwaar werken.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
onverstandig  , ônverstendig , onverstandig.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
onverstandig , ónversjtènjich , ónversjtènjigger, ónversjtènjichste , onverstandig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
onverstandig , onverstandig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. onverstandig Het is onverstandig um mit dit weer naor boeten te gaon (Bov) 2. onbegrijpelijk (wh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
onverstandig , onverstaandig , onverstanig , bijvoeglijk naamwoord , onverstandig
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
onverstandig , [onverstandig] , ónverstenjig , onverstandig
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal