elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: onverlaat 

onverlaat , onflaat , uitvaagsel, vuilnis. W. 97.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
onverlaat , onflaat , onzijdig , vuilnis.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
onverlaat  , ônverlaot , iemand die men niet kan vertrouwen, meer die altijd ruzie zoekt.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
onverlaat , onverlaot , 0 , onverlaoten , onverlaat, slecht mens Die onverlaot hef zuk an een kind vergreppen (Scho)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
onverlaat , onverlaot , zelfstandig naamwoord , de; onverlaat
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
onverlaat , onverlaet , zelfstandig naamwoord , onverlaete , onverlaetjie , onverlaat, zeer slechte kerel
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
onverlaat , ónverlaot , mannelijk , ónverlaote , onverlaat, iemand die je niet kunt vertrouwen
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal